Even lijkt het of de brug bij Schalkwijk gele leuningen heeft gekregen en een half transparant windscherm, maar vlak boven de pijler rechts op de foto zie je dat het geen scherm is, maar een blauw vlak. Geel en blauw op een brug, dat moet een trein zijn.
De lange sluitertijd heeft de intercity van Utrecht naar Den Bosch – of andersom, dat is door de snelheid niet te zien – zo ver uitgerekt dat hij op beide oevers tegelijk lijkt te zijn, zowel op de linkeroever in Gelderland als aan de overkant in Utrecht.
In dezelfde seconde die nodig was voor de foto is de Rijnaak veel minder ver gevorderd, het schip is geen langgerekte streep geworden, eerder een echo van een schip, een geestverschijning. Het is geen boosaardig spookschip zoals de Vliegende Hollander, eerder een dromerige variant. Meer Nescio dan Slauerhoff.
Op een verstilde dag als deze kun je je voorstellen dat Japi aan boord van dit schip is. Japi, de uitvreter uit Nescio’s eerste boek, was gefascineerd door ’t water dat altijd naar ’t Westen stroomde, dat iedere avond naar de zon stroomde. Uren, dagen, weken kon hij ernaar kijken, vervuld van weemoed en verlangen. Tot het hem te veel werd en hij een stuk stroomopwaarts, bij Nijmegen, van de spoorbrug sprong. Springen kon je het niet noemen, vertelde de brugwachter die hem te laat in de gaten had gekregen, hij was er afgestapt.
Hoeveel sneller de trein ook voorbijraast op deze foto, het is het schip dat de aandacht trekt, dat je blik richt. Na de brug bij Culemborg hoeft het nog maar vier bruggen te kruisen voordat het de zee zal bereiken. Zoo’n waterplas heeft ’t maar goed, vond Japi, die golft maar en weerspiegelt de wolken, is aldoor anders en blijft toch gelijk.
Uit: Kruispunt Utrecht