Waarom reizen mensen in voorbeelden toch altijd van A naar B? Rijkswaterstaat heeft het zelfs tot slogan gemaakt: ‘Van A naar Beter’. Alsof je in B niet meer verder kunt en alleen nog maar terug wilt naar A. Kom op, er ligt nog een heel alfabet te wachten.
Op een toeristenkaart van Falk kijk ik waar een reis langs het alfabet me zou brengen. De dichtstbijzijnde B vanuit Amsterdam is Badhoevedorp en via Cruquius en Driehuis kom je dan in Egmond-Binnen. Vijf plaatsen in 55 kilometer, niet slecht. Maar dan gaat het fout: in de verre omtrek geen F te bekennen. Pas in Friesland vind ik er een: Ferwoude. En daar wordt het spannend, want dit is de provincie met de meeste plaatsnamen per hoofd van de bevolking. Ik besluit de auto te pakken om het Friese vervolg van het alfabet af te rijden.
Ferwoude ligt op het platteland, geen misverstand mogelijk: plat is het zover het oog kan kijken en land is wat de neus binnendringt want met reusachtige machines injecteren boeren mest in de grazige weides. Op de kaart speur ik naar de meest nabije G, maar de geest van Gerard is me niet genadig want Greonterp ligt weliswaar slechts 12,5 kilometer verder, maar Gaast is toch echt dichterbij.
Over een oude dijkweg rijd ik erheen, dan het hele stuk terug naar Hindeloopen en dan wéér terug om in Idsegehuizum te komen. Dat had natuurlijk een stuk korter en praktischer gekund, maar sjoemelen zou pas echt zinloos zijn. En dan zou ik misschien minder oog hebben gehad voor de zinloze mobiliteit van de Duitse medemensen, die met hun alfabetische kentekenplaten de Friese wegen bevolken. Ondanks de nabijheid van Aachen zie ik geen enkele A, maar de B is goed vertegenwoordigd: Berlijn (B), Balingen (BL), tweemaal Bochum (BO), Borkum (BOR) en heel veel Bonn (BN).
Vanuit Idsegehuizum, dat in het Fries uit het alfabet zou vallen omdat het dan Skuzum heet, blijkt mijn lettertocht toch nog een tocht der letteren te worden: in plaats van Reve krijg ik Mak en als een schaap laat ik me naar Jorwert leiden. Hier kijkt geen mens op van een vreemdeling die een foto van het plaatsnaambord maakt, want op zomerse zondagen viert het nostalgietoerisme er hoogtij. Op dinsdagmiddag is het museum open, het café helaas dicht. Via Kûnaard en Lollum kom ik op de parkeerplaats aan de rand van Makkum, waar de gele Nederlandse nummerborden het afleggen tegen de auto’s met BN-kentekens. Blijkbaar gaat het nog steeds goed met de bewoners van de voormalige Duitse hoofdstad. Om in het gehucht Nijhuizum te komen moet ik voor de vierde keer vandaag over de Scharnebuursterweg en passeer ik dus wederom de merkwaardige driesprong in die weg. Je kunt er op wachten tot hier een rotonde wordt aangelegd, maar voorlopig heeft de weg nog de vorm die boeren in de loop der eeuwen hebben uitgesleten. Via Osingahuizen beland ik in Parrega en dan dwingt de kaart me om Friesland te verlaten. Later zie ik op een Michelinkaart dat onder Dokkum het gehucht Quatrebras ligt, maar mijn Falkplan vermeldt alleen Quirijnstok, een middeleeuwse gehucht dat al lang is opgeslokt door Tilburg.
Ik rijd terug naar huis en reis het alfabet verder op de kaart achterna: Riel, Sprang Capelle, Tilburg, Udenhout, Vlijmen, Waalwijk en dan stopt het echt. Nederland heeft geen plaats met een X te bieden. Dan maar naar het Belgische Xhendelesse en via Yernée naar Zwevezele.
Van F naar P
Op de kaart speur ik naar de meest nabije G, maar de geest van Gerard is me niet genadig want Greonterp ligt weliswaar slechts 12,5 kilometer verder, maar Gaast is toch echt dichterbij.