‘Eindhoven de Eerste, Eindhoven de Lelijkste.’ Onder dat motto trok de Bond van Nederlandse Architecten, kring Zuidoost-Brabant, midden juni ten strijde tegen het Eindhovense plan de welstand, de verplichte gemeentelijk beoordeling van bouwaanvragen, geheel af te schaffen en burgers voortaan zelf te laten beslissen wat en hoe ze willen bouwen. Boekel ging Eindhoven voor, maar dat is een dorp met nog geen tienduizend inwoners. Eindhoven zou de eerste stad worden zonder welstand.
Op de website Uw Gemeente Welstandsvrij gaf de architectenbond voor- en tegenstanders gelegenheid te reageren, maar het gefotoshopte plaatje maakte in één klap duidelijk wat volgens de architectenbond het effect is van afschaffing van de welstand: een twee-onder-eenkaphuis waarvan de rechterhelft is voorzien van een rood balkon, een paarse voordeur, een betonnen erfafscheiding, een cannabisblad op de garagedeur en een Amerikaanse vlag in top. De Hunnen komen.
Is dat zo? In Eindhoven kun je de proef op de som nemen, want bij wijze van experiment zijn in 2009 al zes bestaande wijken geheel welstandsvrij gemaakt en acht gedeeltelijk. Volgens het college van B en W is dat een succes: uit een eerste inventarisatie door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, zoals de welstandscommissie in Eindhoven heet, blijkt dat driekwart van de bouwaanvragen achteraf voldeed aan ‘redelijke eisen van welstand’. Aan het resterende kwart zou je dus moeten kunnen aflezen of het schrikbeeld van de architectenbond terecht is.
De lijst met 21 foute adressen voert naar uithoeken van de stad waar je zonder aanleiding nooit zou komen: een villaparkje uit de jaren zeventig, een wijkje met rijtjeshuizen uit de jaren zestig, een woonerf, een buurt met armoedige jaren-tachtigarchitectuur, een wijk met lage flats en strookjes bejaardenwoningen. Het zijn de brave naoorlogse wijken waarmee Nederland vol staat, de grondstof waaruit het land is opgebouwd. Adequaat is het maximale compliment dat in je opkomt, maar eigenlijk zijn ze vooral voorspelbaar en saai.
Maar van lukrake toevoegingen en ontsierende uitbouwen geen spoor, laat staan van doldwaze nieuwbouw. Als ik door de straten van de lijst fiets, zie ik vaak niet waar het gewraakte pand zich bevindt. Zou het dat huis zijn met de voordeur waarin een schuine glazen driehoek is gezet? Of dat met die brede plastic kozijnen in de dakkapel ? Of is het toch het hoekhuis met boven de voordeur een pizzeriapannendakje? Of dat met de witte rolluiken voor de ramen? Nee, de huisnummers kloppen niet met mijn lijst, blijkbaar mag dat dus allemaal van de welstand.
Vaak blijkt het om de achterkant te gaan, waar een dakkapel net iets ruimer uitsteekt dan die verderop in de straat. Of waar een schuurtje of serre niet naar de zin van welstand is. Soms zijn de schuttingen zo hoog dat je moet springen om het te zien.
Eigenlijk staat er maar één in het oogspringend voorbeeld tegen: een uitbouw in verschillende soorten baksteen en hout, die bijna de hele voortuin vult en die de proporties van het huis aantast. Maar je zou deze uitbouw ook kunnen beschouwen als een postmodern collage, dat bewust de confrontatie zoekt met vastgeroeste ideeën over harmonie en de eenheid van materiaalkeuze, en dan zou het, met de nodige moeite, zelfs geslaagd kunnen heten.
Welstand heeft het moeilijk, normen op basis van deskundigheid worden niet langer automatisch aanvaard. Wie rondkijkt in Eindhoven komt panden tegen die pijn aan de ogen doen en een betere blikvanger zouden zijn voor de site van de protesterende architecten dan het gefotoshopte voorbeeld dat er nu staat.
Maar deze panden zijn wél goedgekeurd door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
En dan zijn er nog de panden waarvan de verbouwing niet eens is voorgelegd aan de commissie. De gemeente Eindhoven handhaaft namelijk slecht. Burgers die de uitspraken van welstand aan hun laars lappen of simpelweg geen toestemming vragen, komen daar meestal mee weg. Verantwoordelijk wethouder Mary Fiers zegt het zo: ‘Regelgeving en handhaving zijn niet in balans.’
Op de deur van haar werkkamer in het stadhuis hangen twee posters: Het is jouw wijk, dus jij mag het zeggen en De burger doet geen reguliere bouwaanvraag, hij wil een dakkapel. Met zichtbaar plezier verdedigde ze deze zomer het voornemen van het college van B en W om de welstand af te schaffen. ‘Het is een onderwerp dat veel discussie losmaakt, het raakt iedereen. Tijdens mijn vijf jaar als wethouder heb ik dat verder alleen bij hondenpoep meegemaakt.’
Fundamenteel tegenstander van overheidstoezicht blijkt Fiers overigens niet. Vier gebieden in Eindhoven waar veel gebouwd wordt, zouden worden bewaakt met ‘andere instrumenten voor ruimtelijke kwaliteit’. Met een supervisor bijvoorbeeld, die ontwerpen beoordeelt aan de hand van een beeldkwaliteitplan. Ook monumenten en beschermde stadsgezichten, zoals het beroemde Witte Dorp, worden niet vrijgegeven, maar verder krijgt de burger alle ruimte. Het was koren op de molen van wethouder Fiers dat Margriet Eugelink, architect en voorzitter van het lokale architectuurcentrum, in het Eindhovens Dagblad protesteerde tegen de bewonerswens om klimop te laten groeien tegen de kolommen van een door haar ontworpen gebouw. De welstand moest er een stokje voor steken. Fiers reageerde koeltjes: ‘Ruimtelijke kwaliteit is van ons allemaal. De gemeente en een commissie van wijzen hebben niet het monopolie op wat mooi of lelijk is.’ En daar bleef het bij.
‘Met zulke medestanders heb je geen tegenstanders meer nodig’, kreunt architect Harrie van Helmond. Hij zat zeven jaar in de Eindhovense welstandscommissie, later in die van andere steden. Naast zijn werk als architect – waarvoor hij dit jaar de Eindhovense architectuurprijs won, zowel van de vak- als de publieksjury – geeft hij cursussen voor de landelijke Federatie Welstand.
Het afschaffen van de welstandstoets ervaart hij als ‘een dolksteek in de rug’, maar hij is de eerste om toe te geven dat er veel mis gaat met de toets. ‘We willen veel te veel regelen. Een commissie van negen is te groot, iedereen moet zijn zegje doen en dat leidt tot vertraging, hobbyisme en willekeur.’
De welstand moet volgens Van Helmond fundamenteel anders worden opgezet: ‘We moeten niet alles in de hand willen houden, storingen en imperfecties horen bij een stad.’ Toch diende Van Helmond een bezwaarschrift in tegen het collegebesluit, met daarin een reeks voorstellen om het welstandstoezicht te verbeteren: zoals een helpdesk voor burgers en een stadsbouwmeester. Van Helmond geeft toe dat hij daarmee vooral tijd wil winnen om een nieuw model uit te werken. ‘We moeten ons niet willen bezighouden met dakkapellen, maar met de kwaliteit van de buurt als geheel. Dat vereist eenvoudige regels en robuuste stedebouwkundige ontwerpen, die latere toevoegingen en verbouwingen kunnen verdragen.’
Dat klinkt goed, maar hoe regel je dat? De Federatie Welstand schreef al in het jaarverslag 2007: ‘De welstandscommissie heeft de wettelijke taak om te oordelen over bouwplandetails, maar mag niets zeggen over ruimtelijke keuzes, zoals het toestaan van hoogbouw in volstrekt misplaatste situaties of de plaatsing van een windmolen in een zichtas.’ Zo bezien lijkt het geen wonder dat de welstand zich blijft vastbijten in details.
De architecten en hun belangenbehartigers krijgen steun uit onverdachte hoek: tien Eindhovense buurten tekenden bezwaar aan tegen de afschaffing van de welstand. De overheid mag zich niet terugtrekken, vinden de bewoners, maar moet hen beschermen tegen ‘de hufter die zich niets aantrekt van zijn buren’ en een ‘schreeuwerig oranje huis’ neerzet.
Het zijn heel verschillende buurten. Een chique villawijk, die begin vorige eeuw is gesticht door Anton Philips. Een vinexwijk, die pas half af is. Een lage flatwijk met hofjes uit de jaren zeventig van de hand van architect Bakema. Ook de argumenten verschillen. De bewoners van de vinexwijk maken zich boos dat de strenge eisen van het Beeldkwaliteitsplan hun veel geld hebben gekost en dat toekomstige buren er nu alsnog gratis een rommeltje van kunnen maken. Bewoners in een jaren-dertigwijk wil de welstandseisen verder uitbreiden en bijvoorbeeld ook de dakkapellen aan de achterzijde laten toetsen.
Vaak duikt in de bezwaren de vrees voor waardedaling op. Een argument dat ook de Federatie Welstand krachtig in stelling bracht bij haar protest tegen de Eindhovense plannen: ‘[Afschaffing] zal grote gevolgen hebben voor de waarde van het onroerend goed in de lichtstad, en raakt daarom alle inwoners en ondernemers in Eindhoven rechtstreeks in hun (financiële) belangen.’
De angst zit diep. In een van de nu al welstandsvrije wijken was een eigenaar samen met een aannemer bezig de fundamenten te storten voor een nieuwe garage. Dave heet hij, zijn achternaam hoefde niet in de krant. Niet dat hij iets illegaals deed, maar met ambtenaren wist je maar nooit.
Een bouwtekening had Dave niet, hij wist zo wel hoe hij zijn garage wilde hebben. Een metertje dieper dan de oude, die hij net had afgebroken, en spouwmuren in plaats van enkelsteens. Eén van de oude bakstenen had hij opgestuurd naar de bouwmaterialenhandel, die had een steen uitgezocht die er het meest op lijkt. ‘Kijk, het moet natuurlijk wel bij elkaar passen, je wilt geen gedoe met je buren. En bovendien: het moet straks zijn centen weer opbrengen.’
Hij was zeker wel blij met het afschaffen van de welstand? ‘Het moet natuurlijk geen zooitje worden. Een paar straten verder heeft iemand zijn kozijnen blauw geverfd, daar zou je richtlijnen voor moeten hebben.’
In de zes welstandsvrije wijken zie je dat de combinatie van eigenbelang en sociale controle een effectieve rem is op uitspattingen en experiment. De hoop van voorstanders dat het vrijgeven van welstand leidt tot meer variatie en levendigheid, lijkt dan ook ijdel. Hetzelfde effect treedt ook op in wijken elders in het land die ‘wild wonen’ propageren: daar is zonder enig toezicht de notariswoning de norm geworden.
Afgelopen vrijdag maakte het college van B en W het definitieve voorstel aan de Eindhovense gemeenteraad bekend. De protesten van verontruste buurtbewoners blijken effect te hebben gesorteerd. De welstand wordt weliswaar in principe afgeschaft, maar voor 25 buurten en buurtjes – sommige ter grootte van een plein – blijft toch een welstandstoets gelden door een ‘versoberde commissie Ruimtelijke Kwaliteit’. Ook de bebouwing aan belangrijke doorgaande wegen krijgt alsnog haar bescherming terug.
Verder moeten supervisoren de ruimtelijke kwaliteit bewaken van die delen van de stad, waar de komende jaren veel gebouwd wordt. Dat geldt bijvoorbeeld voor het stationsgebied, het voormalig Philipsterrein Strijp S en de bedrijventerreinen aan de A2, maar ook voor stadsverniewingsgebieden als de Bloemenbuurt en de Kruidenbuurt. In tegenstelling tot de beschermde buurten gaat het hier om tijdelijk toezicht: als het gebied gereed is, wordt het van de kaart afgevoerd.
Probleem is wel dat Fiers tegelijk moet bezuinigen: de ‘ruimtelijke kolom’ van het ambtelijke apparaat dient één miljoen euro in te leveren. Ze zou kunnen beslissen dat de buurten die de welstand willen behouden zelf voor de extra kosten moeten opdraaien. Als waardevermeerdering het doel is, is het niet onlogisch om diegenen te belasten die daarvan profiteren. Fiers is sowieso van plan voor wijzigingen van het bestemmingsplan verschillende tarieven te hanteren: mensen die zelf uitgebreid vooronderzoek doen, gaan minder betalen dan degenen die alles door de gemeente laten opknappen.
De welstandsdiscussie draait, mede onder invloed van de landelijke Federatie Welstand, vooral om de waarde van woningen en daardoor om woonwijken. Dat roept heftige emoties op, blijkt uit de vierhonderd inspraakreacties die Fiers ontving. Maar een stad bestaat niet alleen uit woonwijken: het effect dat afschaffing van de welstand heeft op het aanzien van de rest van de stad, blijft in de huidige discussie onderbelicht.
Fiers voorziet geen problemen; de stad heeft toch stedebouwkundigen in dienst? Die zijn volgens haar uitstekend in staat de ontwikkeling van de stad te sturen en de kwaliteit te bewaken. Van Helmond is sceptisch: ‘Er werken bij de gemeente vier stedebouwkundigen, tegenover 27 verkeersdeskundigen. Nu al kunnen die vier het niet aan en leunen ze zwaar op de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Het gaat zelfs zo ver dat de commissie zich moet buigen over de keuze van de prullenbakken in de openbare ruimte.’ Het afschaffen van welstand raakt dus niet alleen de burgers, maar ook de gemeente zelf.
Kader
Begin vorige eeuw heette het nog de schoonheidscommissie, tegenwoordig heet het meestal de welstandscommissie. Deze onafhankelijke commissie, benoemd door de gemeenteraad, heeft de wettelijke taak alle bouwaanvragen te beoordelen op ‘redelijke eisen van welstand, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving en de verwachte veranderingen daarin’.
Daarbij gaat het niet alleen om het ontwerp zelf, maar ook om kleur, materiaalgebruik en detaillering. In de praktijk wordt driekwart van alle bouwaanvragen goedgekeurd.
Om te voorkomen dat welstand een kwestie van smaak werd, verplichtte de nieuwe Woningwet 2003 gemeenten de beoordelingscriteria per buurt of wijk vast te stellen. Een gebouw dat in de ene buurt wordt afgekeurd, kan in een andere buurt dus wel toestemming krijgen.
De Woningwet bood ook een ontsnappingsmogelijkheid voor de verplichte welstand: als de gemeente geen nota vaststelt, kan er ook geen welstandscommissie zijn en vervalt dus elke beoordeling.