Wie Mister Melles ook vertelde dat hij in Ghana een auto ging bouwen, ze wezen allemaal naar hun hoofd. Vooral de planning – in zes weken van een leeg tekenvel naar een rijdende auto – zorgde voor hilariteit. Onmogelijk, daarover waren Nederlanders en Afrikanen het eens.
Hij had zijn schouders opgehaald, die auto zou er komen. Had hij tijdens een verkennende reis niet met eigen ogen gezien wat ze allemaal konden in Suame Magazine, de grootste opeenhoping van autowerkplaatsen in Afrika? En had hij niet een geweldige lokale partner gevonden die voor knowhow en arbeidskrachten zou zorgen? Bovendien zou de belangrijkste technische universiteit van Ghana hem steunen met een compleet ingerichte werkplaats en met studenten, don’t worry.
Maar toen hij werd rondgeleid door een fabriek voor bladveren, kreeg zijn zelfvertrouwen toch een knauw. De Indiase directeur vertelde dat zijn familie al generaties in Afrika woonde en dat ze fabrieken bezat in alle vier de uithoeken van het continent. Het geheim van het bedrijf? Niet klakkeloos kopiëren, maar heel goed kijken naar de lokale omstandigheden. Dat was Mister Melles uit het hart gegrepen, precies op die manier wilde hij een echte Afrikaanse auto bouwen.
Alleen in de Ghanese dependance hadden de Indiërs al twintig miljoen dollar geïnvesteerd: computergestuurde lasrobots, een krachtcentrale, reparatiewerkplaatsen en zelfs een eigen ziekenhuis. ‘Waarom maken jullie geen gecompliceerdere producten?’ wilde Mister Melles aan het einde van de rondleiding weten. ‘Bouten en moeren zijn het maximaal haalbare,’ had de directeur geantwoord, ‘dat is in Afrika al moeilijk genoeg.’
De longread is hier te downlaoden