Toen we besloten een marktatlas van Amsterdam te maken, was de eerste vraag hoeveel markten de stad eigenlijk telt. Dat lijkt eenvoudig, maar in de praktijk stuitten we op nogal wat twijfelgevallen. Het begon er al mee wat je meetelt als markt en wat niet. Is een kerstmarkt een markt? Een kofferbakmarkt? Een buurtrommelmarkt? Nee dus, althans: van die inflatie van het begrip markt houden we ons verre.
Als uitgangspunt hebben we de klassieke ‘algemene warenmarkt’ genomen: een markt met kramen die op vaste dagen op een straat of plein staat en waar, naast andere soorten producten, ook groenten en fruit te koop zijn. Dat bleken er 25 te zijn, van het Anton de Komplein tot de Zuidermarkt. We hebben Amsterdam overigens ruim opgevat: we keken niet naar de gemeentegrenzen, maar naar het aaneengesloten stedelijke gebied en daarom zijn de ook markt van Diemen en van Amstelveen meegenomen.
Naast de algemene markten zijn er gespecialiseerde wekelijkse markten en die konden we natuurlijk niet weglaten: de bloemenmarkten op het Spui en Amstelveld bijvoorbeeld, de stoffenmarkt op de Westerstraat en de rommelmarkt op het Waterlooplein. Zo telden we er 32. En nog was het niet compleet, want er zijn maandelijkse markten die zo’n vertrouwd verschijnsel zijn dat ook die een plaats verdienden, zoals de Sunday Market en de rommelmarkt in de IJ-hallen (die ’s zomers lekker buiten op de scheepshelling staat).
Wel zijn we streng geweest: de Pure Markt die afwisselend in park Frankendael, het Amsterdamse Bos en het Amstelpark staat telden we voor één. Ook de brocantemarkt die in de zomer en herfst ‘s zondags op de Nieuwmarkt staat telden we niet apart, want de Nieuwmarkt stond al bij de algemene warenmarkten. Zo kwamen we in totaal op 38 markten toen we het onderzoek in september 2021 startten. De markt op de Zuidas, die op 2 september van start ging, hebben we dus nog net mee kunnen nemen, maar de Brink Foodmarkt in Betondorp (met ingang van 4 november) en de uit haar as verrezen Bos en Lommermarkt (17 november) kwamen te laat.
Ruimtelijk en sociaal
De Academie van Bouwkunst is een masteropleiding architectuur en stedenbouw. Met een team van tien studenten en drie docenten hebben we de 38 markten onderzocht. Logischerwijs was onze blik in de eerste plaats ruimtelijk. Wáár staat de markt: op een plein, langs een straat, in een park of gebouw? Hoe ziet de omgeving eruit: zijn er winkels en andere voorzieningen in de buurt en heeft de markt daar een relatie mee? Hoe staan de kramen opgesteld: met de gezichten of juist ruggelings naar elkaar, kunnen klanten vrij rondzwerven of zijn er vaste looplijnen? Hoe worden kramen ingericht en wat voor soorten verkoopwagens worden er gebruikt? Waar worden de kramen ’s nachts opgeslagen, waar komt stroom en water vandaan? Waar parkeert de koopman zijn busje en waar kan hij naar de wc? Kunnen klanten ergens zitten om te kletsen of een patatje of smoothie te verorberen? En hoe komen ze eigenlijk naar de markt: te voet, met de fiets, met het ov, met de auto – en waar laten ze die dan?
Verder inzoomend kwamen onderwerpen aan bod als branchering (welke producten worden aangeboden?), prijsstelling (wat kun je voor vijf euro kopen?), de bezettingsgraad en hoe die zich de afgelopen jaren ontwikkelde, en de achtergrond van de kopers (komen ze vooral uit de buurt, uit de hele stad of van nog verder weg?). Ook de buurt is in kaart gebracht, zowel de ontwikkeling van de huizenprijzen als de migratieachtergrond van de bewoners.
Een markt is meer dan een verzameling kramen, een marktbezoek is een sociale activiteit, misschien heeft de markt zelfs wel een ziel. Daarom hebben we ook zachte data verzameld: welke mensen komen naar de markt, hoe is de sfeer, hoe gaan klanten met elkaar en met de kooplui om, met wie praten ze en naar wie kijken ze, en wat vertellen ze op sociale media over hun bezoek aan de markt?
‘Voorwetenschappelijk’ als geuzennaam
De combinatie van harde en zachte data, van plattegronden en anekdotes, van cijfers en sfeerbeschrijvingen past in een oude Nederlandse onderzoekstraditie, namelijk de sociografie. Concreetheid, verscheidenheid en integraliteit vormden de pijlers van deze sterk inductieve manier van onderzoeken, die in 1913 is gemunt door de Nederlandse etnoloog en socioloog Sebald Rudolf Steinmetz. Na de Tweede Wereldoorlog werd ze verdrongen door de sociale geografie, die de sociografie gebrek aan theorievorming verweet en haar beschouwde als ‘voorwetenschappelijk’.
De nadruk op de beschrijving beschouwen wij juist als een pre: niet de hypothese staat voorop, maar de werkelijkheid zelf, in al haar duizelingwekkende veelvuldigheid. Door te kijken, te ruiken, te voelen te praten, en het ervarene vervolgens te vangen in woord en beeld, krijgen ontwerpers grip op de werkelijkheid.
Met de vergaarde ‘voorwetenschappelijke’ kennis zijn de studenten vervolgens aan de slag gegaan om nieuwe wegen te verkennen voor de markt, met nieuwe strategieën, nieuwe modellen, nieuwe typologieën, nieuwe locaties, nieuwe tijden en nieuwe doelgroepen. Maar dat is een ander verhaal, dat we presenteren in het magazine Markten maken de stad dat tegelijk met deze atlas verschijnt.
Deze atlas dragen we op aan de kooplui, die, weer of geen weer, corona of geen corona, elke dag opnieuw de oudste en opperste sociale plek creëren.
Download hier de digitale atlas. En hier een gedrukte versie van de atlas.