Er waren veel redenen voor H+N+S om op 1 januari 2010 van Utrecht naar Amersfoort te verhuizen, maar de parkeerplaats met buxushaagjes en geschoren bolboompjes op de oude plek speelde zeker een rol. De Wagenwerkplaats achter het Amersfoortse station is bovendien niet alleen veel beter bereikbaar met het ov, er is ook ruimte om te experimenteren en tuinieren.
Natuurlijk dacht het bureau enthousiast mee toen werkgroep Het Groene Spoor meldde dat ze graag een ‘bijenstal’ wilde op de Wagenwerkplaats. Op een ochtend ging Frank Talsma mee kijken naar een geschikte locatie, nog diezelfde middag streek, tot grote schrik van de secretaresse, spontaan een bijenvolk neer in een boom naast hun pand. Het bureau betaalde de bijenkast, zelf nam Talsma de taak van imker op zich. Inmiddels zorgt hij voor drie bijenvolken in de voortuin van H+N+S en een op de uitbouw van zijn huis.
Er zijn grote overeenkomsten tussen de bijen- en de veehouderij. Je kunt kiezen voor grootschalige bio-industrie met tientallen volken of voor een kleinschalige, natuurvriendelijke aanpak die de wildebijenstand niet verstoort. Talsma vervangt bijvoorbeeld de honing niet door suikerwater en laat de bijen hun wintervoorraad honing zelf opeten, waardoor ze gezonder zijn en beter beschermd tegen parasieten.
Deze aanpak levert overigens nog genoeg honing op voor de lunch en om de deelnemers aan de laatste debatavond na afloop een pot H+N+S-honing mee te geven. Maar minstens zo belangrijk is de aandacht die, binnen en buiten het bureau, wordt gegenereerd voor de complexiteit en dynamiek van de Imme, het volk van bijen, en voor hun rol in het ecosysteem.
Hoewel Jandirk Hoekstra niet bij de bijenkasten betrokken was, is het een project dat model kan staan voor zijn inzet om mensen met andere middelen bij het ontwerpen te betrekken, van fanfareoptredens tot kasteeldiners. Als Van Nieuwenhuijze van de H+N+S-oprichters de ingenieur is en Sijmons de denker, dan is Hoekstra de regisseur.
Denken, doen en laten
De laatste van de drie avonden wordt het meest beïnvloed door corona. Zo moet Joachim Declerck verstek laten gaan door twee coronabesmettingen in zijn team, maar daar staat tegenover dat Henk Ovink, die onder normale omstandigheden als watergezant elders op de wereld zou zijn, wel aanwezig is. Het is zijn eerste uitje sinds maanden.
Paul Gerretsen trapt af met een dringend appèl om deze avond een positievere teneur te geven dan de vorige. Hij wijst op de tijdlijn die tegen de achterwand hangt en die in het laatste decennium, dat vanavond aan snee komt, een explosie van projecten laat zien. Dat wordt ook weerspiegeld in de titel die Jandirk Hoekstra en Hank van Tilborg hebben meegegeven aan hun inleidende presentatie: ‘De ontdekking van de lol van het doen & maken’. Het voorafgaande weekend is het hele bureau op excursie geweest langs gerealiseerde projecten en de tevredenheid was groot, want juist landschapsarchitectuur wordt in de loop der jaren in principe alleen maar mooier.
Erik de Jong heeft moeite met het motto, hij mist twee dingen die kenmerkend zijn voor H+N+S: het denken en het níet-doen, het laten. Als voorbeeld noemt hij een opgave waarvoor hij zelf medeopdrachtgever is, het ontwerp voor de verwaarloosde achtertuin van Artis. H+N+S trok de opdracht, zoals vaak, veel breder en stelde een tegenvraag: hoe duurzaam is een dierentuin met olifanten en moet je daarvoor dan wel zoveel ruimte blijven houden? De gepresenteerde ideeën over het complete Artisterrein én de openbare ruimte eromheen waren zo trefzeker, dat de opdracht radicaal werd aangepast. Daarom suggereert De Jong als motto ‘Denken, doen en laten’.
Hoekstra regeert instemmend, hij vindt dat je als bureau ook de plicht hebt om te overdenken welke projecten je beter niet had kunnen doen en hij noemt de ontwerpen voor een, weliswaar duurzaam en groen, bedrijventerrein in de kwetsbare polder Schieveen en voor de buitenruimte van het centrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers in Ter Apel. Over de vraag of H+N+S indertijd had moeten meewerken aan een plan voor woningbouw in de Zuidplaspolder, op het diepste punt van Nederland, lopen de meningen uiteen.
Oprechte interesse
Het opdrachtgeverschap speelt deze avond een prominente rol in de discussie, wat niet vreemd is omdat drie van de zes gesprekspartners uit de hoek van de opdrachtgevers komen. Eric Frijters, die met zijn bureau intensief samenwerkte met H+N+S, ziet bij publieke opdrachtgevers een grote vermoeidheid: het besef dat een ontwerp tijd kost is verdwenen, er moet snel-snel iets komen dat de problemen zoveel mogelijk wegmasseert. Toen hij voor de NOVI, de Nationale Omgevingsvisie,
de gewenste 36 duizend hectare bos intekende, kreeg hij van ambtelijke zijde opdracht die te vervangen door een symbool, anders zou de indruk ontstaan dat er boerenland zou moeten verdwijnen. Inderdaad, waar zouden die bossen anders moeten komen, in zee?
Oprechte interesse ziet Frijters veel meer bij ontwikkelaars en aannemers. Ivo van Peer van bouwbedrijf Dura Vermeer bevestigt: private partijen willen innoveren en tenders helpen daarbij. De eisen die bijvoorbeeld aan duurzaamheid worden gesteld, nopen om betere, slimmere plannen te maken en daarbij komen landschapsarchitecten goed van pas. Aan elke opdracht zitten volgens hem dan ook haakjes om innovatie aan op te hangen: een ideale wereld bestaat niet, en het is ook niet nodig daarop te wachten.
Hank van Tilborg werpt tegen dat de overheid onzichtbaar dreigt te worden: opdrachten voor gebiedsontwikkeling worden niet meer rechtstreeks verstrekt, alles loopt via marktpartijen. Henk Ovink, die optimistisch blijft ondanks het feit dat hij de wereld in elkaar ziet donderen, vult aan dat iedereen maar naar believen winkelt in de zeventien SDG’s, de Sustainable Development Goals.
Om de samenhang te bewaken zou het opdrachtgeverschap versterkt moeten worden en daarvoor doet hij een klemmend beroep op H+N+S: help ons als overheid om achter de schil van adviesbureaus vandaan te komen. Juist bij wicked problems is het volgens hem belangrijk om vertrouwen op te bouwen: creëer soft spaces, laat zien dat het anders kan, haal de politiek erbij, smeed coalities, presenteer baanbrekende plannen. Want, zo memoreert hij, in maart zijn er verkiezingen en er ligt nu een pakket investeringen dat voor 99 procent bestaat uit niet-duurzame infraprojecten, omdat die toevallig op de plank lagen.
Orkestreren
Claire Laeremans, die na een achtjarig dienstverband bij H+N+S terugkeerde naar Vlaanderen om een eigen bureau te beginnen, verbaast zich over de gerichtheid op de overheid. Zijn jullie in Nederland niet verwend geraakt met goede opdrachtgevers, vraagt ze zich af, en zijn jullie het vermogen niet verloren om bondgenoten te zoeken en vanuit een locatie zelf opdrachten voor elkaar te boksen? Voor haar is het landschap zelf de opdrachtgever, dat legitimeert niet alleen een activistische opstelling, het dwingt er zelfs toe.
Activisme is een rol die niet in de genen van H+N+S zit, maar het is de vraag of de strijdvaardigheid van het bureau zich niet op een andere manier uit. Ovink beschouwt Plan Ooievaar bijvoorbeeld ook als een vorm van activisme: met dit ‘welhaast bijbelse verhaal inclusief een bijna-ramp’ slaagde H+N+S erin om zélf de opdrachtgever te creëren.
Eenzelfde dynamiek ziet hij weggelegd voor An Energetic Odyssee. Op de Internationale Architectuur Biënnale van 2016 werden ministers en captains of industry uit heel Europa middels een vloervullende animatie van twaalf minuten meegenomen naar het jaar 2050. Het baanbrekende energiesysteem op en rond de Noordzee werd bijna tastbaar en dat opende de weg om coalities te sluiten. Zo ontstond de bestuurlijke tractie die in de tweede jubileumbijeenkomst zo node werd gemist.
‘Orkestreren’ noemt Jandirk Hoekstra de inzet van verhalen en perspectieven om partijen aan boord te halen én te houden. Het is een kwestie van geduld, zegt hij, maar als de ‘melodielijnen’ beklijven, kan plotseling momentum ontstaan en raken processen, inclusief de uitvoering, ineens in een molto allegro.
Poëzie op ooghoogte
Ook tentoonstellingsontwerper Herman Kossmann roemt de presentatie op de biënnale. H+N+S verdient volgens hem een veel groter en breder publiek en dat vereist nieuwe manieren van presenteren en communiceren. Met dikke rapporten en ingewikkelde ontwerpschetsen overtuig je mensen van buiten de vakwereld niet: prikkel de verbeelding, animeer, emotioneer.
Hij werkt met Sijmons aan een project naar aanleiding van de ontmanteling van de kolencentrale van Borssele. Vier toekomstscenario’s voor Zeeland worden nu vertaald in tekeningen en verhalen. Waarom werken landschapsontwerpers niet veel meer met geluid en film, vraagt Kossmann zich af, waarom laten ze hun plannen nooit vertalen in een immersieve ervaring, die de beschouwer onderdompelt? Het landschap gaat immers over beweging en verandering en daarvoor moeten alle zintuigen worden geraakt. Ook dat is activisme.
Laeremans vult aan dat het belangrijk is om te zoeken naar de poëzie van de plek en De Jong wijst er fijntjes op dat die zich altijd op ooghoogte bevindt, niet in luchtfotografie of maquettes. De landschapsarchitect als kunstenaar en verleider – net als bij de activist is dat een rol waarmee H+N+S niet altijd raad weet, en dat is jammer omdat het bureau daardoor niet het volledige register inzet om zich met de wereld te verstaan.
Meer verbeeldingskracht
De dag na deze derde en laatste bijeenkomst wint H+N+S voor de tweede maal in zijn geschiedenis de Eo Wijersprijsvraag. Hoe zou je De Eeuwige Bron in het licht van de bevindingen van deze avond moeten beschouwen? En welke adviezen zou je het plan dan mee kunnen geven?
Het praktisch activisme van Laeremans en de focus op uitvoering van Van Peer zijn goed toepasbaar voor De Eeuwige Bron: nu komt het erop aan om lokale coalities te smeden en daarmee feiten op de grond (en in dit geval onder de grond) te scheppen. Het is bemoedigend dat zowel waterbedrijf Vitens als de provincie Overijssel een projectmanager hebben aangesteld voor het plan, maar spannender is het groepje boeren net buiten het studiegebied dat zich spontaan heeft aangemeld om mee te doen. Juist de concrete uitwerking zal de ontwerpers dwingen om zich diepgaand in de praktijk van de boerenbedrijfsvoering te verdiepen, en zo nieuwe inzichten en oplossingen te bedenken.
Minstens zo relevant is de oproep van Kossmann om te zorgen dat de boodschap ook buiten de vakwereld doorklinkt. De Eo Wijersjury maakte al de kanttekening: ‘Het op techniek en ingenieurskunst gestoelde plan kan nog wel wat verbeeldingskracht en poëzie gebruiken.’
Het vergt inderdaad wel wat geduld en kennis om De Eeuwige Bron te doorgronden. Waarom geen droom geschetst die mensen optilt en meeneemt? Waarom geen variatie op het Sallandlied, dat toch al rept van Sallaand, woar Iessel en Regge eur weg zeukt langs diek en langs wal? Waarom het niet als merk lanceren voor gebotteld water van de Sallandse heuvelrug? Waarom geen serie op Netflix over de verdroging van Nederland en de manmoedige pogingen dit noodlot te keren? Actie!
Gespreksdeelnemers (in volgorde van optreden)
Henk Ovink (1967) is geboren in de Achterhoek, met zijn bossen, akkers, beken, kastelen en zandpaden. Wandelingen met en zonder hond, varen op de Oude IJssel en fietsen door het prachtige coulisselandschap. Boerenland met dorpen en steden, én met de architectuur van zijn overgrootvader, grootvader en vader. Geen bos zonder boerderij, geen pad zonder kerk, geen wandeling zonder bouwplaats.
Zijn droom is een landschap van samenkomen. Een landschap waar plaats is voor iedereen. En tegelijk een landschap dat spanning geeft en houdt, waar we continu worden bevraagd, waar niets vanzelfsprekend is, waar beweging continu is. Waar de horizon verleidt tot veranderende perspectieven, en waar geborgenheid voor eenieder ook de onrust geeft die maant tot verbetering.
Als watergezant vertegenwoordigt Ovink het Koninkrijk der Nederlanden wereldwijd op het gebied van water. Voordien werkte hij voor de Hurricane Sandy Rebuilding Task Force van president Obama en was hij waarnemend directeur-generaal Water en Ruimte. Hij studeerde wiskunde aan RU Groningen en architectuur aan de TU Delft, en is verbonden aan de RU Groningen, de London School of Economics en de Harvard Graduate School of Design.
Erik A. de Jong (1954) herinnert zich van zijn jeugd een klein park op de Hondsrug in het Drentse Landschap, met boomgaard, bloementuin, weide en ven. Het park lag aan de rand van een agrarisch landschap, in een natuurgebied bij een staatsbos.
Zijn gedroomde landschap is een parkachtig arboretum met een houten huis, op een eiland in de Pacific North West van de VS, grenzend aan de oceaan, gelegen in een uitgestrekte treefarm met oude ceders, waterlopen en meren, rots en berg, met grenzeloze uitzichten op de besneeuwde toppen van de Rocky Mountains.
Hij bezet de Artisleerstoel voor Cultuur, Landschap en Natuur aan de Universiteit van Amsterdam, zijn onderzoek richt zich op de relatie tussen mens en natuur en op de geschiedenis en de actuele betekenis van tuin, landschap en groen erfgoed. De Jong werkt tevens als adviseur (onder meer restauratie Vondelpark, Artis-Park, park Windesheim) en tentoonstellingsmaker (The Story of Gardening, met Kossmandejong).
Eric Frijters (1972) is opgegroeid in Prinsenbeek, op de scheiding van zand- en kleigronden. De ene dag bouwde hij vlotten om het uitgebreide netwerk van poldersloten te bevaren, de andere croste hij op zijn BMX-fiets tussen de zomereiken van het Liesbos. Het ouderlijk huis stond in het buitengebied, zijn vader fokte paarden, er waren schapen, kippen en konijnen, en katten om de muizen uit de stallen weg te jagen.
Zijn droomlandschappen zijn een hybride van landschap en architectuur: uitgestrekte bossen op de daken van de stad, watersteden drijvend op een eindeloze zee, metropolen die opgaan in omvangrijke berglandschappen.
Frijters studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en architectuur aan het Karlsruhe Institute of Technology en aan de Technische Universiteit Eindhoven. In 2007 richtte hij met Olv Klijn het bureau FABRICations op. Sinds 2013 is hij als lector verbonden aan Future Urban Regions, een onderzoeksgroep van de gezamenlijke Nederlandse Academies van Bouwkunst die ontwerpend onderzoek doet naar gezonde stedelijke ecosystemen.
Ivo van Peer (1977) is geboren in Oudenbosch. Aan landschappen heeft hij geen scherpe herinneringen, wel aan de rechte straten en de grote groenstroken van de jaren-zestigwijk waar hij opgroeide. Het belangrijkste voor hem was dat er bomen stonden, om in te klimmen of om voetbalgoaltjes van te maken.
Zijn droomlandschap is niet fysiek, maar een landschap waar techniek en vormgeving samenkomen en waar de integrale aanpak voor een extra dimensie heeft gezorgd. De steilranddijk tussen Ooijen en Wanssum is daarvan een perfect voorbeeld.
Van Peer studeerde Civiele Techniek, eerst aan de Avans Hogeschool Tilburg en later aan de TU Twente, en werkte bij Heijmans. Sinds 2010 werkt hij bij Dura Vermeer als ontwerpmanager van onder andere de A74 bij Venlo, Ruimte voor de Waal en Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum.
Claire Laeremans (1983) groeide op in de winkel van haar familie in Heultje, een ‘best wel lelijk’ dorp in de Vlaamse Kempen. Een samenhangend landschap herinnert ze zich niet, enkel fragmenten: verspreide familiebezittingen van vooral moederszijde – vroeger dacht ze zelfs dat heel het dorp van hen was.
Als droomlandschap had ze graag een imponerend landschap gehad, maar het is uitgerekend het arme zandlandschap van haar jeugd, zoals dat is vastgelegd op de Ferrariskaarten van de Zuidelijke Nederlanden van vlak voor de Industriële Revolutie. Gebogen over die kaarten droomt ze van de schoonheid van een landschap dat in evenwicht is met de fysische systemen, precies het landschap waarnaar we nu naarstig op zoek zijn.
Laeremans studeerde in Brussel, Londen en Amsterdam, werkte acht jaar bij H+N+S en richtte in 2013 met Jorryt Braaksma een eigen bureau op, Landscape Manifesto (LAMA) landscape architects. Ze is gasthoogleraar aan Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent.
Herman Kossmann (1958) groeide op in een jaren-zestignieuwbouwwijk bij Rotterdam. Weilanden met hoog gras en brandnetels, hutten bouwen, klooien en nog veel meer. Superspannend!
Zijn droomlandschap is de vijver bij zijn datsja in Friesland: inzoomen op het (microscopische) leven in en om het water. Eten en gegeten worden; groeien, bloeien, afsterven en dan weer overnieuw.
Hij studeerde architectuur in Delft en was al vroeg geïnteresseerd in het vertellen van verhalen in de ruimte en niet alleen in de ruimte zelf. Hij startte 25 jaar geleden, samen met Mark de Jong een multidisciplinair ontwerpbureau voor narratieve ruimtes. In binnen- en buitenland ontwerpen ze ruimtelijke en inhoudelijke ervaringen, waarbij een veelheid aan zintuigen aan bod komt.