Zoals je vliegreizen hebt zonder maaltijd en hotels zonder personeel, heb je nu ook auto’s zonder extra’s. De Roemeense Dacia is goedkoop. En lelijk.
Te kort, te hoog en een domme kont. Kortom: de Dacia is lelijk. Niet eens bijzonder lelijk, zoals de Ssanyong Rodius die door het Engelse autoprogramma Topgear werd neergesabeld als ‘ugliest of them all’. Nee, gewoon rechttoe-rechtaan lelijk. Zelfs een Oostblok-uitstraling kun je de Dacia niet toedichten, terwijl deze Renault-dochter toch uit Roemenië komt.
No frills luidt het motto van de Dacia, geen franje. Zoals je vliegreizen hebt zonder maaltijd (easyJet) en hotels zonder personeel (Formule 1), heb je nu ook auto’s zonder extra’s. Ik verwachtte een Spartaanse auto, maar blijkbaar loop ik door jaren rondscheuren in tweedehands bestelauto’s behoorlijk achter: anno 2006 horen airbags, rembekrachtiging, elektronische startblokkering en twee koffiebekerhouders tot de standaarduitrusting van een auto. Opvallend is wel dat de Dacia de helft minder onderdelen heeft als een ‘echte’ Renault, waardoor er een stuk minder kapot kan gaan. Oorspronkelijk was de auto alleen bedoeld voor arme landen zoals Rusland, China en India, maar sinds eind 2005 mogen wij hem ook kopen. Voor 8.450 euro, een paar duizend euro goedkoper dan een vergelijkbare vierdeursauto van 4,5 meter.
Als ik de auto afhaal voor de testrit probeer ik me te verplaatsen in mijnheer De Jong, die blijkens de commercial tot de doelgroep van de auto hoort. Hij zit in de VUT en gaat graag met zijn vrouw naar tuincentra. Het is een opmerkelijke casting, want ondanks het feit dat de koper van een nieuwe auto gemiddeld 59 jaar oud is, figureren in autospotjes normaal gesproken uitsluitend strakgeschoren zakenmannen, kortgerokte kindvrouwtjes en blije families met Labradors.
De nieuwe Roemeen is lekker fel waarbij aangetekend moet worden dat ik een 1,6 injection mee heb gekregen en niet de standaard 1,4 liter uitvoering en hij ligt goed in de bochten. Uit een Duitse test zou blijken dat de Dacia niet bestand is tegen de Eland-test: bij 65 kilometer per uur kantelde hij bij abrupt uitwijken. Maar achteraf bleek dat de testers van ADAC oude banden hadden gebruikt om de schande van de Mercedes A uit te wissen? en dat de auto zelfs bij 87 kilometer netjes overeind blijft. En bovendien: wie is er in Nederland wel eens een eland tegengekomen? Verkeersdrempels, daar grossieren we hier in en die blijkt de Dacia moeiteloos te nemen dankzij de goede vering en het hoge chassis. Kwestie van ontwerpen met het oog op hobbelige landwegen, dan heb je helemaal geen four-wheel drive nodig.Minpunten zijn er uiteraard ook. Vanaf 120 km/u begint de auto herrie te maken, maar pas bij 160 wordt dat hinderlijk en dan begint ook de wegligging wat onzeker te worden. Vervelender is dat de beenruimte te krap is, dat de blower de beslagen ruiten bijna niet schoon krijgt en dat de auto niet strak in te parkeren valt. En het benepen elektronische piepje bij wijze van richtingaanwijzerverklikker is om gek van te worden.
Alles bij elkaar levert de Dacia veel voor weinig. De eerste bedrijven hebben hem dan ook ontdekt: een uitzendorganisatie uit Emmen kocht er 25 voor zijn medewerkers. Pluspunt: de bijtelling bij het fiscale inkomen blijft beperkt doordat het zo’n goedkope auto is. Minpunt: je blijft je toch mijnheer De Jong voelen, op weg naar Intratuin. Lelijkheid is het punt niet. Ik heb niets tegen lelijke auto’s, integendeel, maar dan moeten ze wel iets hebben. Helaas is de Dacia een auto zonder eigenschappen, heel anders dan de blokkendozen van Lada bijvoorbeeld. Alhoewel ook Lada zijn robuustheid deze maand definitief van zich af heeft geschud met de introductie van de Lada Kalina, die sprekend lijkt op, jawel, de Dacia.
Als het uiterlijk van de nieuwe generatie goedkope auto’s dan toch hopeloos is, kun je net zo goed een jaartje wachten tot Chinese autofabrikanten als Chery en Saic met hun eerste Europese modellen komen onder het motto ‘mooier kunnen we het niet maken, goedkoper wel’.