Over bedrijventerreinen spuit iedereen onbekommerd zijn gal: het zijn lelijke non-plaatsen, ze zijn onderling inwisselbaar en ze ontberen geschiedenis en levendigheid. Plannen voor ingrijpende herstructurering hoef je dus alleen te bekijken op hun financiële haalbaarheid.
Journalist Tijs van den Boomen doolde enkele weken rond op de Binckhorst en ontdekte een duizelingwekkend diverse tussenstad, een cultureel en sociaal mini-universum dat bedreigd wordt door tekentafels en bulldozers.
‘U neemt de doodlopende straat naast de ijzerhandel, daar gaat u links door het hek de binnenplaats op. Er is geen bel, dus ik zal de buitendeur openlaten. U gaat gewoon de trap op, steekt het dak over en dan komt u bij mijn kantoor.’ Het is maar goed dat de aanwijzingen van pastor Seth Bempong zo duidelijk zijn, anders zou je zijn International Church nooit vinden.
De kerkzaal zelf zit overigens niet óp het dak van ijzerhandel Gerritse, maar eronder, in de kelder. Daar kun je nog goed zien dat het pand vroeger een garage was, de Haagse BMWgarage om precies te zijn: de hellingbaan om de auto’s naar beneden te rijden zit er nog, maar voor de gelovigen is onlangs een houten trap getimmerd. Ruim tweehonderd stoelen staan strak in het gelid, in de hoek staan muziekinstrumenten en een drumstel. Tenminste voorlopig nog, want de gemeente Den Haag wil de kerk hier weg hebben, deze zomer liep het ultimatum af. ‘Eerst zou het niet brandveilig zijn’, vertelt Bempong, ‘maar de brandweer keurde de ruimte goed en toen mocht we hier ineens niet meer zitten volgens het bestemmingsplan.’ Tot nu toe is het gesprek met de Ghanees-Amerikaanse pastor in het Engels verlopen, maar plots is daar dat onmiskenbaar Nederlandse woord: ‘bestemmingsplan’.
Reis door de tijd
Volgens het bestemmingsplan is de Binckhorst een ‘bedrijventerrein voor ambacht en industrie’. Op de richtingaanwijzers van de ANWB staat dan ook een pictogram van een fabriekshal met twee rokende schoorstenen. En dat is ook wat je in eerste instantie ziet als je er door het uitgestrekte gebied rijdt: bedrijven, fabrieken, havens, hallen, loodsen, containers, sloperijen, garages, kantoorpanden, tankstations, zandvlaktes.Bedrijventerreinen zijn volgens de meeste mensen lelijke, zielloze plekken. Stichting Welstandszorg Noord-Holland publiceerde vorig jaar een studie naar bedrijventerreinen onder de veelzeggende titel: De logica van de lelijkheid. Overal zie je dezelfde kakofonie van uithangborden, spiegelende gevels, vlaggen, lantaarnpalen, billboards, goedkope kunstwerken, richtingaanwijzers en blinde muren in felle kleuren. Door deze bonte mengelmoes zien alle bedrijventerreinen er hetzelfde uit.
In zijn Vademecum bedrijventerreinen betoogt stedenbouwkundige Stef van der Gaag dat bedrijventerreinen non-plaatsen zijn, een begrip dat hij ontleent aan de Franse antropoloog Marc Augé, die luchthavens, snelwegen en shopping malls aanduidt als ‘non lieux’, plaatsen zonder geschiedenis, zonder identiteit, zonder sociale verhoudingen.
Mooi is de Binckhorst niet, tenminste niet in de klassieke betekenis van het woord, maar een non-plaats kun je het bezwaarlijk noemen. Alleen al niet omdat je hier een reis langs de Haagse architectuur van de twintigste eeuw kunt maken, van de neoklassieke restanten van de gasfabriek uit het begin van de vorige eeuw, via de eerste betonnen prefabloodsen uit de Wederopbouw tot de glanzende witte snelwegarchitectuur van het het voormalige hoofdkantoor van KPN, met als bonus een zeventiende eeuws fragment in de vorm van een kasteeltje dat weggestopt zit achter een leegstaand kantoorpand dat tijdelijk wordt bewoond door studenten die moeten voorkomen dat het gekraakt wordt.
Anti-kraak is slechts een van de gebruiksvormen die je niet direct verwacht op een bedrijventerrein, de Binckhorst herbergt namelijk veel bedrijfsvreemde eenden. Naast de International Church hebben nog vijf christelijke kerken er onderdak gevonden, waaronder de welluidende Iglesia Avance Misionero Evangelistico Mondial. Je vindt er een dierencrematorium en het Internationale Strafhof, een katholieke begraafplaats en een praktijkschool voor moeilijk opvoedbare jongeren, het hoofdkantoor van de Nederlandse Luchtmacht en een tuincentrum waar je alle benodigdheden voor de kweek van weed kunt kopen, een monument voor de Tweede Wereldoorlog en een Iraans eethuis, de Haagse kringloopwinkel en een roeivereniging, twee kindercrèches en een kliniek voor plastische chirurgie, een jachthaven voor de man met de pet en kunst om het volk te verheffen.
Er wonen niet alleen anti-krakers op de Binckhorst, maar ook echte krakers, ondernemers die boven hun zaak zitten, woonbootbewoners, zwervers die zich verstoppen onder in portieken en onder laadplatforms en ‘gewone burgers’ die de twee flatblokken bewonen die eind jaren veertig tegen de begraafplaats aan zijn gebouwd. Eén ding is zeker: het begrip bedrijventerrein doet geen recht aan de veelvormigheid van de Binckhorst.
Mannenwereld
Het Ruimtelijk Planbureau (RPB) publiceerde eind vorig jaar het onderzoek Tussenland, een verkenning van de onbestemde gebieden op de grens van stad en land, de plekken ‘met rommelige bebouwing, met wegen en veel verkeer, met bedrijventerreinen en opgeslokte dorpen, met kassen en onduidelijke nieuwbouwwijkjes’, gebieden kortom die meer nog dan bedrijventerreinen zelf worden verafschuwd om hun wildgroei en lelijkheid.De acht onderzoekers keken niet naar de morfologie: ze namen de uiterlijke verschijningsvorm voor lief en concentreerden zich erop hoe die plekken in de praktijk worden gebruikt. En zo ontdekten ze een vitale economische werkelijkheid die door beleidsmakers en planners steevast over het hoofd wordt gezien. In het tussenland bij Kerkrade vonden ze bijvoorbeeld een banengroei van 38 procent, terwijl in dezelfde periode de werkgelegenheid op het naastgelegen grootschalige bedrijventerrein met 15 procent kromp.
Tussenland in strikte zin is de Binckhorst niet – het ligt immers geheel ín de stad – maar het vertoont wel alle eigenschappen: van de complexe eigendomsverhoudingen tot de zelforganisatie, van de veelvormigheid van de economische activiteiten tot de capaciteit om in te spelen op zowel groei als krimp. Zelfs de onduidelijkheid van de grenzen geldt voor de Binckhorst: formeel wordt het terrein begrensd door de spoorlijn naar Utrecht, de Trekvliet en de gemeentegrens van Voorburg, in werkelijkheid loopt de Binckhorst onder het spoor door richting Centraal Station en ook richting Schilderswijk zie je de autobedrijven uitwaaieren.
Ook in zijn concrete kenmerken valt de Binckhorst onder tussenland: sommige straten hebben geen naam, zoals bijvoorbeeld een aantal doodlopende straten tussen de Binckhorstlaan en de Trekvliet; het is nogal eens onduidelijk wat de voorkant en wat de achterkant is van panden en kavels; je kunt bijna overal komen, maar het is ongewis of dat eigenlijk wel mag, oftewel, zoals het bordje bij de autoshredder van Pametex treffend uitdrukt: ‘Betreden altijd op eigen risico, tevens verboden voor nieuwsgierige onbevoegden’; er staan billboards die de bouw van nieuwe projecten aankondigen zonder dat er enige activiteit te bespeuren is, zoals het trotse bord op de hoek van de Jupiterkade dat belooft dat in juni 2003 de bouw van 12.400 vierkante meter kantoor zou starten.
De twee onderzoeksters van het RPB-team constateerden bovendien dat mannen in tussenland makkelijk kunnen plassen tegen een schutting of achter een bosje, terwijl er voor vrouwen geen enkele voorziening is. Hiermee raken ze aan een, verder onuitgewerkt gebleven, aspect van tussenland: de mannelijkheid.
Rondstruinend over de Binckhorst valt op hoe sterk dit nog een mannenwereld is. In de nette bedrijven richting Voorburg valt het wel mee, maar de sloperijen aan de kant van het centrum zijn nog echt een mannenbastion in een wereld die steeds meer is afgestemd op vrouwen. De enige vrouw die je hier aantreft, hangt met punaise aan de muur geprikt. In deze wereld zijn er slechts twee manieren om een vrouw te benaderen: de blik van top tot teen of juist een totaal negeren.
Maar ook mannelijke klanten moeten rekening houden met een afwerende houding. Hier moet je je een houding weten te geven als de man achter de balie je even laat bungelen (werkt hij hier eigenlijk wel, of is het gewoon een kennis van de baas die even langs is komen wippen voor een bakkie?), je moet aanvoelen wanneer je moet wachten voor een slagboom en wanneer je juist gewoon door mag lopen naar achteren, je moet de juiste woorden kennen, als drie-achtste duim, en haakse slijper en je moet horen wanneer ‘teringlijer met je vuile rotkop’ vriendelijk bedoeld is. Een afspraak maken per telefoon werkt hier niet, je moet langsgaan, aankloppen, door het hek een praatje maken, binnenlopen.De Binckhorst valt dus onder tussenland, maar om recht te doen aan het uitgesproken stedelijke karakter is het handig om een passender benaming te kiezen. Een goede kandidaat is de vertaling van het Duitse woord voor dit soort gebieden: Zwischenstadt, oftewel tussenstad in goed Nederlands.
Parasieten
Ontegenzeggelijk kampt de Binckhorst met een groot aantal problemen: files, leegstand, verpaupering, bodemverontreiniging en parkeeroverlast. Sterke bedrijven trekken weg naar nieuwe bedrijventerreinen, zo zitten dure automerken als BMW, Mercedes en Jaguar tegenwoordig op de nabijgelegen zichtlocatie Forepark, terwijl de Binckhorst het moet doen met Toyota en Opel. De leegstand van kantoren is groot, de firma ‘Te Huur’ heeft hier een groot aantal vestigingen. Neem alleen al de kruising van de Binckhorstlaan en de Mercuriusweg: hier staat 45.860 vierkante meter te huur, verdeeld over vier panden. ‘Profiteer nu 1 jaar huurvrij’ schreeuwt het ene bord je tegemoet, ‘123beschikbaar’ een ander. Herstructurering van de Binckhorst staat is dan ook onvermijdelijk en het is de vraag of het tussenstad-karakter daarbij behouden zal blijven.
Architectonische en stedenbouwkundige visies op de herstructurering van bedrijventerreinen ontbreken vrijwel geheel, wat vreemd is als je bedenkt dat in Nederland 21 duizend hectare aan disfunctionerende terreinen wacht op herstructurering, bijna net zoveel als er aan nieuwe bedrijventerreinen gepland staat. Of al die nieuwe hectares wel nodig zijn is overigens sterk de vraag, want door de lage grondprijzen lokt elke nieuw locatie bedrijven weg van een bestaand terrein en veroorzaakt zo weer een nieuw herstructureringsgebied. Het huidige overheidsbeleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, betekent volgens onderzoekers Erik Louw (TU Delft) en Han Olden (STOGO) ‘wedden op twee paarden die elkaar voor de voeten lopen’. Zij stellen dan ook: ‘De nadruk moet liggen op hergebruik van de bestaande voorraad.’
Toch gaat, ook in de architectonische wereld, alle aandacht uit naar nieuwe locaties en ontbreekt kennis over de aanpak van oude bedrijventerreinen. Om in deze lacune te voorzien wil het ministerie van Economische Zaken samen met Architectuur Lokaal een prijsvraag uitschrijven voor de herstructurering van binnenstedelijke terreinen. Maar voorlopig wordt het bestaande slechts beschouwd als voorbeeld van hoe het niet moet en nauwelijks als bron van inspiratie of als kans voor verbetering.
Neem bijvoorbeeld de recente ideeënprijsvraag van Stichting Welstandszorg Noord Holland voor ‘bedrijventerreinen die het aanzien waard zijn’. Nadrukkelijk was deze prijsvraag breed geformuleerd, geen invalshoek was te gek. Toch zijn slechts vier van de twintig geselecteerde inzendingen bruikbaar voor bestaande terreinen. Interessant is vooral de bijdrage van architect Marian van der Waals, die een gedeelde tweede prijs kreeg. Zij constateert een ‘schreeuwende behoefte aan plekken waar mensen nog kunnen experimenteren of, zoals sommigen zeggen, wat aan kunnen rotzooien.’ Zij wil op oude bedrijventerreinen vijf meter hoge, vrij indeelbare cascoruimtes neerzetten waar mensen kunnen wonen en werken. Zo kunnen oude terreinen een nieuw elan krijgen, want ‘er is een groot verschil tussen leefbare lelijkheid en doodse lelijkheid.’ Van der Waals constateert overigens zelf dat haar ontwerp niet voldoet aan het Bouwbesluit 2003 en ze pleit dringend voor meer flexibiliteit.Een ander idee dat de moeite waard is voor de Binckhorst zijn de demontabele units, die 2by4-architects als parasieten op lege plekken wil planten: op onbenutte daken, tussen loodsen, op lege kavels. ‘Fill-it-up’ heet hun bijdrage, die flexibel kan inspelen op de beschikbare restruimte.
Een ander idee dat de moeite waard is voor de Binckhorst zijn de demontabele units, die 2by4-architects als parasieten op lege plekken wil planten: op onbenutte daken, tussen loodsen, op lege kavels. ‘Fill-it-up’ heet hun bijdrage, die flexibel kan inspelen op de beschikbare restruimte.
Autoshredder
Bij ontstentenis van doortimmerde ideeën over de toekomst van oude bedrijventerreinen grijpt de gemeente Den Haag terug op de traditionele stedenbouw, per slot van rekening hebben kanonnen als Berlage (1904) en Dudok (1949) ook al aan de Binckhorst gewerkt.
Het bedrijventerrein moet een deel van de stad worden, met een combinatie van bedrijven en 4.500 woningen. Die bouwopgave is enorm als je in aanmerking neemt dat na aftrek van de havenbekkens, de begraafplaats en het rangeerterrein van de NS slechts 55 hectare beschikbaar is voor de herstructurering, en dat dit oppervlak bovendien voor een groot deel in beslag wordt genomen door bedrijven die mogen blijven. In totaal moeten slechts 25 milieubelastende bedrijven het veld ruimen. Omdat de onderhandelingen nog lopen wil de gemeente niet zeggen welke dat zijn, maar in ieder geval moeten de sloperijen en de autoshredder van Pametex weg. De asfaltcentrale, die ook voor flink wat stof en herrie zorgt, mag blijven omdat er in de wijde omtrek geen alternatieve locatie is waar de grondstoffen over het water kunnen worden aangevoerd. Aangezien asfalt slechts over een afstand veertig kilometer vervoerbaar is, zou sluiting van de centrale het einde van de wegenbouw in de zuidelijke Randstad betekenen.
Om de noodzakelijke dichtheid van 72 woningen per hectare te realiseren, ruim tweemaal zoveel als op een Vinex-locatie, zijn appartemententorens tot 140 meter nodig. En dus schuift Bart Steenweg van de dienst Stedelijke Ontwikkeling (DSO) op de achtste verdieping van het stadhuis met torentjes van lichtblauw piepschuim over de kaart. De eerste toren komt waarschijnlijk voor de deur van het zeventiende-eeuwse kasteeltje te staan, op een sokkel die zo hoog is dat je het monumentje weer vanaf de straat kunt zien liggen. Want het verleden wordt inmiddels gekoesterd.
Het stedenbouwkundig plan dat architectenbureau Kraaijvanger·Urbis in 2002 opstelde, greep terug op Dudok met een directe aansluiting van de Binckhorstlaan op de A4 ten zuiden van Den Haag. Nieuwe bebouwing zou langs de noord-zuidassen komen: Trekvliet, Binckhorstlaan, Regulusweg. De gemeente is echter bang dat het gebied zo te veel doorsneden raakt en in de inmiddels vastgestelde gebiedsvisie zijn haaks op de assen kwaliteitszones geïntroduceerd. Op de hoogte van deze dwarsverbindingen wordt de Binckhorstlaan overkluisd, zodat ‘vier keer zoveel ontwikkelingsgrond wordt aangeboord’.
De hele Binckhorst gaat dus op de schop en daarbij moet de industriële sfeer in ere worden gehouden, want die past bij de beoogde doelgroepen ‘actieve individualisten’, ‘gehaaste middenklasse’ en ‘netwerkstedelingen’. Stedenbouwkundige Bart Steenweg: ‘Inmiddels koesteren we de asfaltcentrale bijna, We hebben MVRDV voorgedragen om een concept te bedenken om de overlast te verminderen zodat er aan de overkant appartementen kunnen komen. Als mensen voor het eerst op bezoek komen, moeten bewoners hen met een glas wijn in de hand kunnen uitleggen wat er allemaal gebeurt in de centrale, maar de tweede keer moeten ze zonder overlast een kaartje kunnen leggen.’
Autoshredder
Bij ontstentenis van doortimmerde ideeën over de toekomst van oude bedrijventerreinen grijpt de gemeente Den Haag terug op de traditionele stedenbouw, per slot van rekening hebben kanonnen als Berlage (1904) en Dudok (1949) ook al aan de Binckhorst gewerkt.
Het bedrijventerrein moet een deel van de stad worden, met een combinatie van bedrijven en 4.500 woningen. Die bouwopgave is enorm als je in aanmerking neemt dat na aftrek van de havenbekkens, de begraafplaats en het rangeerterrein van de NS slechts 55 hectare beschikbaar is voor de herstructurering, en dat dit oppervlak bovendien voor een groot deel in beslag wordt genomen door bedrijven die mogen blijven. In totaal moeten slechts 25 milieubelastende bedrijven het veld ruimen. Omdat de onderhandelingen nog lopen wil de gemeente niet zeggen welke dat zijn, maar in ieder geval moeten de sloperijen en de autoshredder van Pametex weg. De asfaltcentrale, die ook voor flink wat stof en herrie zorgt, mag blijven omdat er in de wijde omtrek geen alternatieve locatie is waar de grondstoffen over het water kunnen worden aangevoerd. Aangezien asfalt slechts over een afstand veertig kilometer vervoerbaar is, zou sluiting van de centrale het einde van de wegenbouw in de zuidelijke Randstad betekenen.
Om de noodzakelijke dichtheid van 72 woningen per hectare te realiseren, ruim tweemaal zoveel als op een Vinex-locatie, zijn appartemententorens tot 140 meter nodig. En dus schuift Bart Steenweg van de dienst Stedelijke Ontwikkeling (DSO) op de achtste verdieping van het stadhuis met torentjes van lichtblauw piepschuim over de kaart. De eerste toren komt waarschijnlijk voor de deur van het zeventiende-eeuwse kasteeltje te staan, op een sokkel die zo hoog is dat je het monumentje weer vanaf de straat kunt zien liggen. Want het verleden wordt inmiddels gekoesterd.
Het stedenbouwkundig plan dat architectenbureau Kraaijvanger·Urbis in 2002 opstelde, greep terug op Dudok met een directe aansluiting van de Binckhorstlaan op de A4 ten zuiden van Den Haag. Nieuwe bebouwing zou langs de noord-zuidassen komen: Trekvliet, Binckhorstlaan, Regulusweg. De gemeente is echter bang dat het gebied zo te veel doorsneden raakt en in de inmiddels vastgestelde gebiedsvisie zijn haaks op de assen kwaliteitszones geïntroduceerd. Op de hoogte van deze dwarsverbindingen wordt de Binckhorstlaan overkluisd, zodat ‘vier keer zoveel ontwikkelingsgrond wordt aangeboord’.
De hele Binckhorst gaat dus op de schop en daarbij moet de industriële sfeer in ere worden gehouden, want die past bij de beoogde doelgroepen ‘actieve individualisten’, ‘gehaaste middenklasse’ en ‘netwerkstedelingen’. Stedenbouwkundige Bart Steenweg: ‘Inmiddels koesteren we de asfaltcentrale bijna, We hebben MVRDV voorgedragen om een concept te bedenken om de overlast te verminderen zodat er aan de overkant appartementen kunnen komen. Als mensen voor het eerst op bezoek komen, moeten bewoners hen met een glas wijn in de hand kunnen uitleggen wat er allemaal gebeurt in de centrale, maar de tweede keer moeten ze zonder overlast een kaartje kunnen leggen.’
Troebel water
Zo ver is het allemaal nog niet. De gemeente moet nog beginnen met de Milieu Effect Rapportage die nodig is omdat het om meer dan vierduizend woningen gaat, er is nog geen projectontwikkelaar gevonden die dit gigantische project voor zijn rekening durft te nemen en voor de autoshredder van Pametex is nog geen nieuw onderkomen gevonden, want de gemeente Pijnacker-Nootdorp verzet zich met hand en tand tegen de verhuizing naar bedrijventerrein Grote Driehoek en tot zo lang is de hele noordoosthoek van de Binckhorst niet te herontwikkelen.
Ook de onwrikbare milieuwetgeving zal nog flink roet in het eten gooien, zoals de ervaringen bij het project Rivierzone in Vlaardingen leren. Dit terrein van 300 hectare met oude pakhuizen, havens, naoorlogse bedrijventerreinen, opslagtanks, een flatwijk en drie stations kreeg in 2002 een stimuleringspremie van het ministerie van EZ en de Nederlandse Vereniging van Tuin- en Landschapsarchitecten in de categorie herstructurering van werklandschappen. In de Wilhelminahaven moet een menging van wonen en werken komen en yuppen staan in de rij om de een loft te kopen in de oude pakhuizen. De geur van de groothandel in eetbare oliën willen ze graag voor lief nemen, maar helaas, dat mag niet en dus is het wachten tot het bedrijf kan worden uitgeplaatst.
Het is goed mogelijk dat het herstructurering van de Binckhorst op deze lange hindernisbaan zal struikelen. En het is de vraag of dat zo erg is, zo leert de geschiedenis. In 1919 probeerde de gemeente bijvoorbeeld met alle mogelijke middelen de komst van begraafplaats Sint Barbara tegen te houden, omdat die precies op de plek zou komen waar de havenbekkens waren gepland. De uitkoopsom was niet hoog genoeg, zodat de Binckhorst nu beschikt over een prachtige groene long.
Dit parkelement vindt de Dienst Stedelijke Ontwikkeling inmiddels zo belangrijk dat ze een deel van gesloten bebouwing aan de Wegastraat wil afbreken om zichtlijnen op de begraafplaats te creëren, bebouwing die de gemeente nota bene zelf rond 1990 heeft laten neerzetten om weggesaneerde bedrijven uit het Laakkwartier onder te brengen. Op de glazen deur van een van de te slopen panden staat, in spiegelschrift, een gedicht van Karel van de Woestijne over een man die de waarheid zoekt in en die met een stok roert in de waterput waar zij woont. ‘Maar het had geen gevolg, dan dat het water deerlijk troebel werd, en de waarheid wat minder duidelijk.’
Het is verleidelijk om deze woorden te lezen als waarschuwing aan het adres van de gemeente, want de sloop van een deel van de Wegastraat is slechts een onderdeel van de grootschalige sanering van het oude weefsel van de Binckhorst. Grote aantallen panden zullen tegen de vlakte gaan als voorbereiding op plannen die misschien helemaal niet worden uitgevoerd, en met de gebouwen verdwijnen ook de sociale structuren die ze herbergen. Voor het gebied rond de Pametex is het al te laat: de oude loodsen en hallen zijn weg, de gebruikers zijn verdwenen, wat rest zijn naakte zandvlaktes.Het grote gevaar van de huidige integrale gebiedsvisie, die het genot van een asfaltcentrale belooft zonder de overlast ervan, is dat de kwaliteit van de Binckhorst als tussenstad wordt vernietigd. De planvorming kan, ook al is het onbedoeld en ongewild, de huidige vrijheid en ruimte, de flexibiliteit en zelforganisatie, de marge en creativiteit heel makkelijk de nek omdraaien.
Wie pleit voor behoud van de bestaande structuur en voor respect voor de bestaande gebruikers, krijgt als snel het verwijt van nostalgie. Maar het Ruimtelijk Planbureau concludeert op basis van onderzoek in Nederland, Denemarken, Polen en Italië dat tussenland een vitale functie vervuld in de economie, niet alleen voor krakers en broedplaatsen maar ook voor reguliere bedrijven. Het vormt ‘het kraakbeen van het ruimtelijk systeem’. Het is geen ongewenst bijverschijnsel, maar ‘een onderdeel dat in veelal statisch ingerichte gebieden dynamiek toelaat. Angst voor tussenland is niet nodig, het stimuleren ervan evenmin, want dat zou een vorm van regulering zijn en dat is strijdig met de essentie van tussenland. Wel pleit het Ruimtelijk Planbureau ervoor ‘het bestaan ervan te erkennen en er in het bestaande systeem ruimte voor te maken.’
Botox
De Binckhorst staat op het punt een extreme make over te ondergaan. Wat Robert Schoemacher, het boegbeeld van de kliniek voor plastische chirurgie die in het kasteeltje is gevestigd, met mensen doet, dat gaan stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars met de tussenstad doen. De doorleefde, volkse vrouw moet een Vanessa-kloon worden, en daarbij worden niet alleen de borsten en de tanden aangepakt, maar ook de lichaamshouding, de kleding, het accent, het zelfbeeld.
Onherkenbaar moet het bedrijventerrein veranderen, ook de gemoedelijke achterbuurt rond de Komeetweg, waar kippen op straat scharrelen, gaat op de schop, net als de naamloze straten die uitkomen op de Trekvliet, waar onder andere nog een oude boerderij staat en een voormalige vliegtuighangar, die een kerk herbergt. Een voorproefje van de manier waarop het verleden wordt uitgewist, vind je in de zuidoosthoek van de Binckhorst. Op de plaats waar vroeger de robuuste Phlipsfabriek stond (voorheen Van der Heem), ligt nu een strak gazon waarover dertien bakstenen gebouwen zijn uitgestrooid, samen vormen die het nieuwe hoofdkantoor van KPN. Volgens de plattegrond van Den Haag bevindt zich midden op het terrein een openbaar plein, het Maanplein, maar de koele esthetiek van deze campus zendt een heel andere boodschap uit: no pasaran.
Voor specifieke doelgroepen zullen nieuwe voorzieningen worden gecreëerd. Zo heeft de gemeente de voormalige Caballerofabriek aangekocht om er een broedplaats voor startende ondernemers en jonge ICT’ers van te maken. Misschien zal de gemeente voor de zes kerken die nu nog op de Binckhorst zitten ooit een kerkverzamelgebouw neerzetten, naar het voorbeeld van de Amsterdamse Bijlmermeer dat deze zomer de eerste paal sloeg voor de, veelal zwarte, kerken die door de herstructurering zijn verdreven uit de parkeergarages. En misschien duikt er zelfs een actiegroep op die de shredder, de reusachtige autopletter, voor de ondergang zal behoeden door er een industrieel monument van te maken. Maar de geur van roest en het prehistorische gedaver zullen dan verdwenen zijn. En ook de kleine scharrelaars die overal in Den Haag metaal inzamelen krijg je er niet mee terug. Want de nieuwe shredder, in Nootdorp of elders buiten de stad, zal voor hen te ver weg zijn om hun handeltje rendabel te houden.Een blik op kasteel de Binckhorst, de huisvesting van de grootmeester van de extreme make over, levert een onthutsende beeld op. In 1935 is dit zeventiende eeuwse bouwwerk zo drastisch gerenoveerd door stadsarchitect H.H. van Zeggelen, dat het nog steeds lijkt alsof er een plastic replica staat in plaats van een echt kasteel. Het onderhoud door Schoemachers kliniek deed de rest: het zit zo strak in de lak, dat het zeventig jaar na die renovatie nog steeds nagelnieuw lijkt, als een gezicht dat strak staat van de Botox.