Robuuste steden kunnen schokken en onverwachte impulsen opvangen. Voor team CIAM XXI ligt de lat hoger: het wil steden die door tegenslagen rijker en diverser worden, steden die meebewegen, evolueren, ademen. Een goed ontworpen fysieke ruimte stimuleert sociale interactie door een combinatie van menselijke, natuurlijke en artificiële systemen. Om onnodige verplaatsingen te voorkomen, worden functies op elk schaalniveau gemengd. Een lokale munt stimuleert lokale initiatieven. De voetganger is de maat der dingen, shared space wordt gecombineerd met snelle, hoogfrequente treinen, zelfrijdende voertuigen en drones. Kunstmatige intelligentie en digitalisering van de stad zijn belangrijke hulpmiddelen, waarover burgers te allen tijde de regie houden.
Downlaod het complete ontwerp hier
Systeemveranderingen
De wereld kampt met grote bedreigingen, maar dat is geen reden tot wanhoop: er zijn al majeure transities gaande om op voort te bouwen (energie, klimaat, economie, mobiliteit en digitalisering). Ook zijn er ontluikende transities die ‘alleen maar’ moeten worden aangejaagd (wateropgave, landschap en vergroening, herbebossing en veenregeneratie). Analyse leert dat er daarnaast transities zijn die nog nauwelijks op de radar staan en waarvoor het noodzakelijk is de agenda mee te helpen opstellen (tijd- en ruimtegebruik, biodiversiteit, ecologische beschaving).
De combinatie van bedreigingen en transities leiden tot vier noodzakelijke systeemveranderingen:
• lokaal in plaats van globaal
• circulair in plaats van lineair
• gemengd in plaats van gescheiden
• antifragiel in plaats van robuust
Schaalniveaus
Schaal is de essentie van stedenbouw: wat gebeurt er op welk niveau. Het CIAM maakte op zijn vierde congres (Athene, 1934) een harde vierdeling: wonen, werken, recreëren en vervoer. Na de oorlog kreeg de sociale dimensie meer aandacht, bij het tiende CIAM-congres (Dubrovnik, 1956) werd de indeling huis, straat, wijk en stad gemaakt. De huidige Alexanderpolder is daarvan een helder voorbeeld.
Het CIAM van de 21e eeuw (Rotterdam, 2018) blaast de sociale indeling van CIAM X nieuw leven in. De statische, monofunctionele vierslag wordt vervangen door vloeiende, deels overlappende gemengde organismes. Van klein naar groot: huishouden, buurtleven, stationsbiotoop en metropoollandschap. Elk niveau vervult zijn eigen functies, maar wordt gevoed door en is schatplichtig aan het schaalniveau daaronder – dat is het principe van ‘nabijheid’.
De vierkante kilometer rond station Rotterdam Alexander is op velerlei manieren verbonden met de rest van het land en de wereld. Juist omdat het geen geïsoleerde enclave is, moeten maatregelen in samenhang met het hogere schaalniveau – het metropoollandschap – worden getroffen. Dit is hieronder uitgewerkt voor drie thema’s.
Water
Rotterdam Alexander kampt met een probleem waar veel plekken op aarde een moord voor zouden doen: een teveel aan zoet water. Bijna driekwart van dit water wordt naar zee gepompt, waardoor de bodem inklinkt, we harder moeten pompen et cetera. CIAM XXI stopt radicaal met het wegpompen van zoet water naar zee en maakt de stad regenwaterneutraal. Dat vereist op het niveau van het metropoollandschap: adaptieve waterhuishouding, vergroening, veenregeneratie en herbebossing.
• Hemelwater niet langer afvoeren via het riool, maar vasthouden, hergebruiken en verdampen
• Het surplus aan hemelwater in de winter opsparen voor de zomer
• Geen geforceerde doorspoeling van het poldersysteem door natuurlijke ontzilting van het kwel en afschaffing van de riooloverstort
• Wegpompen overtollig water wordt overbodig
Biodiversiteit
Nu is biodiversiteit iets waarvoor we aparte gebieden reserveren. Ook dit draait CIAM XXI om: biodiversiteit is leidend en moet dus letterlijk overal plaats krijgen. Sterker nog, er komt een driedubbel maaiveld: op de grond, op de middelhoge daken en boven op de torens. Op het niveau van het metropoollandschap betekent dit technologie in dienst van een duurzaam ecosysteem, een circulair metabolisme en binnenstedelijke voedselproductie.
• Habitats met rijke beplanting op verschillende niveaus voor diersoorten die bijdragen aan de stabiliteit van het ecosysteem
• Zoetwatermosselen voor waterzuivering
• Vleermuizen en zwaluwen om insectenplagen te voorkomen
• Roofvissen, egels, uilen en slechtvalken als predatoren
Mobiliteit
Water, rail en snelweg vormen de ruggengraat van de vervoersnetwerken. De snelweg wordt een ‘rivier’ met snelle middenbanen en langzamere buitenbanen, en wordt ingericht voor computergeleide voertuigen. Multimodale knopen – de hubs – zijn de ‘havens’ die optimale bereikbaarheid voor mensen en goederen garanderen. Verdichting rond de knopen zorgt voor optimaal ruimtegebruik, voetgangers en spelende kinderen krijgen er vrij baan.
• Op het maaiveld zijn de eisen van voetganger en polderlandschap leidend, minimaal twee van elke drie wegen worden autovrij, de metro gaat ondergronds
• Hoogfrequent, snel en zelfrijdend railvervoer op de verhoogde spoorlijnen
• Verhoogde snelweg voor zelfrijdend verkeer, uitwisseling met stad en spoor via hub
• Stationsbiotoop combineert verknoping van verkeersmodaliteiten in een hub met nieuwe centrumfuncties en stedelijke verdichting
——–
Buurtleven en nabijheidslabel
Op korte termijn komen veel systemen in Rotterdam Alexander aan het einde van hun levensfase. Een stip aan de horizon is noodzakelijk om richting te geven aan de kansen die daardoor ontstaan. Incentives helpen om alle stakeholders te sturen zodat ze ‘vanzelf’ de juiste beslissingen nemen. Nudging dus. Denk daarbij aan lokale munten, lokale belastingheffing, (buurt)coöperaties en vooral aan het nabijheidslabel.
Dit label verleidt burgers en beleidsmakers, corporaties en bedrijven, investeerders en politici om ‘nabije keuzes’ te maken, zodat het buurtleven verrijkt wordt. Nabijheid is het tegendeel van anoniem, veraf en niet beschikbaar. Het draait om duurzame verbondenheid met en actieve beschikbaarheid van alles wat nodig is om gezond te leven.
STATIONSBIOTOOP IS TEGELIJK OOK EEN BUURT
Ook voor het terugdringen van de mobiliteitsvraag is het essentieel om activiteiten op een zo laag mogelijk schaalniveau te organiseren. Zo nabij mogelijk dus. Maar uiteraard kan niet alles lokaal worden geproduceerd. En zelfs als we ons minder gaan verplaatsen, dan nog zullen mensen buiten hun buurtleven willen en moeten treden.
De stationsbiotoop is de hub om goederen en mensen naar andere plekken in het metropolitane en globale systeem te brengen. Maar tegelijk is de stationsbiotoop ook een plek waar gewoond, gewerkt en geleefd wordt en waar het langzaam verkeer maximale ruimte krijgt. Kortom: ook voor de stationsbiotoop gelden de principes van buurtleven.
Fasering
Stap voor stap, blok voor blok, buurt voor buurt zorgen de beslissingen van alle verschillende stakeholders voor meer schakeringen. Zo ontstaat een gemengde, caleidoscopische stad, waar verplaatsingen tot een minimum worden beperkt en waar problemen niet over de schutting worden gegooid, maar ter plekke worden opgelost.
Rotterdam Alexander 2050
Nu is het de vierkante kilometer nog een infrastructurele knoop, in 2050 zal het een ademende stationsbiotoop zijn. Door de toevoeging van nieuwe functies – wonen, productie, landbouw, recreatie, ecologie, biodiversiteit, waterberging – is het een gemengd en zelfvoorzienend gebied geworden. Op het maaiveld vind je stedelijke wetlands, laagbos, parken en weides, op en tussen de gebouwen is ruimte voor gestapelde groene parken en pleinen. De bovenste verdiepingen van de torens worden gebruikt voor stadslandbouw. De shopping mall is een verblijfsgebied geworden, waar beleving, ervaring en ontmoeting centraal staan. Het station is een mobiliteitshub, die rechtstreeks toegankelijk is vanaf de A20. Deze hub is tevens een logistiek centrum voor de circulaire economie.
Net als Rotterdam Alexander zelf zijn de buurten eromheen autoluw en sociaal inclusief. Ze vervullen alle behoeften voor 5 tot 15 duizend inwoners en hoewel ze verschillen in karakter en dichtheid, hebben ze allemaal veel openbare ruimte, water en groen. Ze dragen bij aan de lokale en regionale circulaire economie, overschotten en tekorten kunnen in de directe nabijheid worden uitgewisseld.
——–
Aanbevelingen
1. Water en metropoollandschap
•Ont-steen het maaiveld, schep ruimte voor fluctuatie van het waterpeil en gebruik elke druppel regen- en kwelwater
• Stapel groene maaivelden voor waterbuffering, verdamping en gezonde leefruimte
2. Groen en biodiversiteit
Verplaats landbouw en voedselproductie zoveel mogelijk naar de steden
Zorg voor natuurontwikkeling, veenregeneratie, herbebossing en vergroening in alle uithoeken van de metropoolregio
3. Mobiliteit en circulariteit
Gebruik nabijheid als principe om wonen, werken, natuur en recreatie te mengen
Voorkom onnodige verplaatsingen, maak de voetganger de maat der dingen
Maak snelweg en spoor geschikt voor zelfrijdende voertuigen en voor variabele snelheden
Bouw mobiliteitshubs voor mensen en goederen rond knooppunten van weg en rail en gebruik deze hubs als draaischijven van de circulaire economie
Verdicht in een straal van 800 meter om de hubs optimaal te benutten
4. Proces
Verduurzaam buurt voor buurt, verrijk het buurtleven met nieuwe programma’s
Gebruik de kennis van lokale gemeenschappen bij de uitwerking van plannen
Introduceer een nabijheidslabel om zelfvoorzienendheid te stimuleren
5. Bestuur
Pas het belastingstelsel aan zodat lokale en regionale investeringskosten eenvoudiger met lokale en regionale baten verrekend kunnen worden
Gebruik voor het bestuursmodel het principe van subsidiariteit om besluitvorming naar de juiste schaalniveaus te kunnen delegeren
——–
Team CIAM XXI
VenhoevenCS architecture+urbanism – Ton Venhoeven, Hermen Jansen, Jard van der Lugt, Max Fleer, Haluk Mertkan
BVR – Bernadette Janssen, Marnix de Vos, Jaap Duenk, Bart Bomas
Sweco – Ron Linschoten, Jeroen Smink, Janneke van der Leer
WYNE – Tony Wijntuin
Tijs van den Boomen (schrijver en stadsonderzoeker)