De opheffing van de Bos en Lommermarkt per 1 juli 2021 is nog geen gelopen race. Portefeuillehouder markten Melanie van der Horst (D66) liet in een brief weten dat ‘de waardevolle reacties’ tijdens de inspraak nopen tot uitstel met minstens ‘enkele weken’. Vooral de petitie van buurtbewoners en winkeliers – ‘Bos en Lommermarkt niet afschaffen maar aanpassen’ – lijkt een doorslaggevende rol te hebben gespeeld. Volgende week overlegt Van der Horst onder andere met de commissie van marktkooplui en de CVAH, de belangenvereniging ambulante handel. Ondertussen proberen de kooplui – er zijn nog negentien getrouwen over – de moed erin te houden. Acht van hen worden hier gepresenteerd.
Abdeslam Belfqih (37) verkoopt hoofddoekjes Dubai Style, zoals hij de glitterstof heeft gedoopt waar zijn klanten wild van zijn. Tegen een vrouw aan de kraam: ‘Nee, zuster, die kun je in Turkije echt niet krijgen.’ Twee keer per jaar vliegt hij met zijn vader naar Hongkong om in te kopen: ‘Dat scheelt de marge van de groothandel én ik heb unieke spullen.’ Zijn broer staat sinds kort een deel van de week op de Dappermarkt, maar daar is weinig vraag naar dure hoofddoekjes: ‘Je moet nooit zakken met je prijs, dus staan we daar alleen met goedkope voorraad, en dan nog staat hij vliegen weg te jagen.’ Hoewel geboren en getogen in de Dapperbuurt, ligt zijn hart in Bos en Lommer: ‘Hier ken ik mijn klanten en mijn klanten kennen mij. Als ik weg moet, is het kapitaal dat ik heb opgebouwd in één klap weg.’
Claus van der Goot (53) is een echte Spakenburger: niet lullen, maar poetsen. Storm, sneeuw of hagel, hij staat er, al is hij de enige op het hele plein. Bang om te investeren is hij evenmin: anderhalf jaar geleden schafte hij een nieuwe bakwagen aan, die met inrichting en al twee ton kostte. Toen begon hij ook met kant-en-klaarmaaltijden en vissalades ‘to go’: ‘Er loopt hier een allochtone middenklasse die goed te besteden heeft.’ Maar voor vijf euro de kilo koop je er ook nog gewoon verse ansjovis, die de Turken hamsi noemen en de Marokkanen boqueroni. En natuurlijk warme kibbeling, vers uit de bakpan. Claus is een einzelgänger, met de rest van de kooplui bemoeit hij zich zo min mogelijk: ‘Veel geschreeuw, weinig wol.’ Als de markt wordt opgeheven, dan wil hij een van de drie staanplaatsen beneden bemachtigen, want aan zijn klanten is hij wel gehecht.
Yama Omar (44) afschilderen als patatbakker zou hem tekort doen: zijn tent met zitjes en vrolijke sfeerverlichting is de huiskamer van de Bos en Lommermarkt en een geliefd trefpunt voor dames uit het bejaardenhuis om de hoek. Dat ze af en toe op buitenlanders kankeren deert Yama niet. In 2000 kwam hij als vluchteling naar Nederland, hij bracht koffie en thee rond op de markt en spaarde zoveel hij kon. Toen zijn verblijfsvergunning rond was, kocht hij een kleine patatwagen. ‘Eerst had ik alleen diepvriesfriet, maar die smaakt niet. Met YouTube leerde ik patat bakken. Ik begin ’s morgens om zes uur te schillen, alles is zelf vers gemaakt.’ Als zijn vrouw helpt, ligt hun zoontje van negen maanden in de verwarmde slaapkamer die hij achter in zijn vrachtwagen heeft gemaakt. Zijn opvolger? ‘Misschien wel, als deze markt tenminste blijft bestaan. Ik heb een taxipasje aangevraagd, maar dat is alleen plan C.’
Mariska van den Brink (49) verkoopt luxe stoffen, haar klanten zijn vooral allochtone vrouwen: ‘Hollanders zijn de Turken van vroeger, die vinden alles te duur. Maandag sta ik op de Noordermarkt en dinsdag op de Dapper, maar de zaterdag in Bos en Lommer is zonder meer mijn beste dag.’ Haar assortiment is groot, ze heeft minimaal drie kramen nodig om fatsoenlijk uit te stallen, een spotje zorgt dat haar handel mooi is uitgelicht: ‘Ik heb eigenlijk een winkel op de markt.’ Vanwege de dreigende opheffing is ze naar de Kamer van Koophandel geweest voor begeleiding: ‘Zegt zo’n vrouwtje van begin dertig dat ik het prima voor elkaar heb en waarom ik het niet in Utrecht probeer. Alsof ik de klantenkring die ik hier in een kwart eeuw heb opgebouwd, zo maar mee kan nemen. Nee, als de Bos en Lommer wordt opgeheven, dan ga ik keihard failliet.’
Cengiz Esenkaya (53) staat op woensdag, donderdag en zaterdag met gordijnen op de Bos en Lommermarkt, de andere dagen is hij bij klanten om op te meten en af te leveren, soms hangt hij zelf ook de rails op. Want service is zijn motto: ‘Je moet lief zijn voor de klanten, dan komen ze terug.’ Zelfs is hij Turks, maar zijn klandizie is voor tachtig procent Marokkaans. ‘Turken letten veel meer op geld, die kopen zelfs in Turkije. Marokkanen niet, die zien bij de buren iets dat ze mooi vinden en willen het ook hebben. En vergis je niet: Marokkaanse vrouwen zijn de baas: zij beslissen.’ Ze komen uit heel Amsterdam naar hem toe, maar ook uit Haarlem, Rotterdam, Den Haag. ‘Hun smaak? Het zijn jonge mensen, die willen gedekte kleuren: grijs, beige, gebroken wit. Geen drukke dessins, dat is alleen iets voor Surinamers, Afghanen en Indiërs. Marokkanen en Turken hebben dezelfde smaak als Hollanders.’
Dinesh Kumar Jipat (30) is een jongen van de markt, zijn ouders stonden op de Vespuccimarkt, toen die werd opgeheven verkasten ze naar hier. Van jongs af aan hielp hij mee in hun kledingkraam, dus begon hij op zijn achttiende zelf met kleding, maar vier jaar geleden switchte hij naar groente. ‘Hoe? Gewoon goed kijken hoe anderen het doen.’ De formule is simpel: veel en goedkoop, ’s zaterdags staat hij wel eens met twaalf kramen. Het is hard werken, soms rijdt hij naar Rotterdam Spaanse Polder om in te kopen, want daar is het goedkoper dan op de Centrale Markthal, maar ja, dan moet hij wel om twee uur op. Normaal gaat hij ’s winters met zijn ouders twee maanden naar India, dan is de handel toch slecht. Dit jaar niet: ‘Ik heb een taxi gekocht als zekerheid achter de hand. Dus nu moet ik ’s avonds Uberen om de lening af te lossen.’
Leo Hessing (58) heeft zijn kraam bij de entree van het plein, meteen rechts als je de trappen op komt. Al in de wieg ging hij mee naar de markt, zijn vader stond op het Gulden Winckelplantsoen met aardappelen. Leo schakelde over op groente, inmiddels doet hij vooral nog fruit. Alles aan Leo is klassiek: zijn grote handen, zijn trui (ook in de winter), zijn gulle lach en Amsterdamse tongval, zijn vriendelijkheid. Alleen als ze aan zijn markt komen wordt hij witheet: ‘Wij hebben dit plein nooit gewild, maar we moesten en zouden hier gaan staan. Waar halen ze nu de gore moed vandaan om ons weg te sturen?’ Maar dan lacht hij alweer: ‘Mijn vader zaliger zei al: “We hebben altijd te eten, al is het brood met suiker. Brood kunnen we kopen en voor suiker ga ik desnoods naar het koffiehuis om klontjes te halen.” En zo is het.’
Rakesh Sharma (36) verkoopt dameskleding, hij is gespecialiseerd in grote maten. ‘Een jaar of zeven geleden kocht ik een partij waar toevallig grote maten bij zaten. Dat liep als een trein, dus toen ben ik overgeschakeld op 42 tot 54 en nu trek ik zwarte vrouwen uit de Bijlmer, maar ook Armeense kerkgangers en wit volk uit Veenendaal en Barneveld.’ Soms staat hij op braderieën in de Bijlmer, maar daar wil hij niet vast op de markt: ‘Dan mis ik mijn Marokkaanse en Turkse klanten, maar ook de witte. Bovendien is Bos en Lommer mijn tweede huis, ik ken hier iedereen.’ Rakesh was elf toen zijn ouders hier op de markt met de verkoop van kleren begonnen. Ook zijn broer Mukesh trad in hun voetsporen, hij staat twee kramen verderop met dameskleding en heeft vooral Franse merken. ‘Het geheim van de markt is inkoop, daarmee verdien je je geld. Verkopen kan iedereen.’