De moderne toerist gaat naar steeds exotischere bestemmingen, op zoek naar de plek ‘waar nog nooit een toerist is geweest’. Voor de massatoerist haalt hij zijn neus op. Ten onrechte, wie maakt uit of een reis naar Patagonië authentieker is dan een vakantie in Benidorm?
Drie weken naar Benidorm aan de Spaanse Costa del Sol, daar hoef je anno 1998 niet mee aan te komen als vakantiebestemming. Misprijzende wenkbrauwen of oprechte verbazing zullen je deel zijn. Die torenhoge flats zijn goed voor bierdrinkende bouwvakkers en overwinterende bejaarden, maar toch niet voor cultuurminnende, kritische mensen? Massatoerisme en plat vermaak vind je daar, geen greintje oorspronkelijkheid.
Mijn moeder bezocht de afgelopen jaren onder andere Zuid-Afrika en Indonesië, mijn schoonouders gingen naar Brazilië en Canada. Met georganiseerde reizen zagen ze musea, wandelden door natuurgebieden, praatten met de plaatselijke bevolking, hielden dagboeken en fotoalbums bij. Maar, met alle respect, dat heeft nauwelijks tot werkelijk begrip van die landen en volken geleid.
Zelf ging ik vorig jaar met mijn levensgezel voor het eerst naar Amerika, we kochten een tweedehands auto in New York en reden twee maanden dwars over het continent naar Los Angeles. Kerouac voor beginners, zeg maar. We hebben er een reisverhaal en artikelen over geschreven, maar wij bleven net zo goed buitenstaanders. Een vakantieland is vooral een decor waartegen je je eigen gedachten en voorstellingen kunt projecteren.
Reizen is individueel en oprecht, toerisme is massaal en plat. ‘Ik ben geen toerist, ik ben een reiziger’, zeggen mensen die langere tijd onderweg zijn of die voor hun brood op pad zijn, zoals journalisten, ontwikkelingswerkers en onderzoekers. Een hoogmoedig onderscheid, er is hoogstens een gradueel verschil. Maar dat willen we niet weten: de toerist, dat zijn de anderen. De grootste verstoring van de authentieke ervaring zijn andere toeristen. Het onbedorven dorpsleven in Oost-Turkije, de offerfeesten op de Kilimanjaro, de zonsondergang op het Zuidzee-eiland, daarbij kunnen we geen andere westerlingen gebruiken. Die ervaringen willen we voor onszelf hebben en houden. ‘Hier is nog nooit een toerist geweest’, lijkt de ultieme uiting van oorspronkelijkheid. Lijkt, want de echtheid van een ervaring is helemaal niet afhankelijk van het feit of andere mensen je zijn voorgegaan. De driehonderdmiljoenste bezoeker van de Mona Lisa kan net zo goed geroerd worden door de geheimzinnige glimlach, de ondergaande zon trekt zich niets aan van de mensenmassa’s op het strand.
Vrijetijdssocioloog Jaap Lengkeek opent zijn boek Vakantie van het leven met een parabel van Maarten Toonder. Heer Bommel en Tom Poes ontmoeten op een eiland de Trottels, een nijver volkje dat een voorgevoel heeft van naderend onheil. Steeds als dat gevoel zich van hen meester maakt, verstoppen ze zich onder de grond. Het onheil blijkt een enorm monster dat uit een spelonk te voorschijn komt en alles vernielt dat de Trottels hebben opgebouwd. Bommel laat een bom maken om het monster te vernietigen, maar juist op het moment dat het monster weer verschijnt, rukt Tom Poes hem de bom uit handen en werpt die in zee. Onder een fontein van koud water valt het monster uiteen in een groep Trottels die elkaar verward aankijken. Ze blijken hun eigen monster te zijn. De toerist, dat zijn we zelf.
Poepende Berbers
Het begrip toerisme stamt uit de zestiende eeuw toen welgestelde jongeren ter vervolmaking van hun opleiding een Grande Tour maakten naar de wortels van de klassieke beschaving. Erasmus was een van de pleitbezorgers van deze reis die deugd, oog voor het algemene welzijn, goede zeden en wetenschap moest bijbrengen. Tijdens de Romantiek verschoof de belangstelling naar het landschap, de Tour werd vooral een zoektocht naar het verloren paradijs. Het moderne toerisme kwam op gang tijdens de industriële revolutie, Nederlands eerste VVV werd in 1885 opgericht in Valkenburg. Lange tijd bleef het verschijnsel tamelijk onschuldig: socialistisch kamperen op de Paasheuvel en pelgrimages naar de Troosteres der Bedrukten in Kevelaer.
Pas door de welvaartsstijging na de oorlog zwol de reislust aan tot een vloedgolf. Wereldwijd is het toerisme de tweede bedrijfstak, alleen de landbouw is – voorlopig nog – groter. In 1996 gingen volgens het CBS ruim tien miljoen Nederlanders op vakantie in het buitenland en gaven daar 13,6 miljard gulden uit. Het aantal vakanties groeit nog steeds, wel worden ze korter. Multi actief is de trend: de ene dag mountainbiken, de volgende dag een paar uur kanoën op stroomversnellingen en daarna nog even de culturele high-lights van de stad meepikken. Of even een weekje naar de Papoea’s om er ‘helemaal uit te zijn’.
De jaarlijkse alternatieve reisbeurs ‘Op Pad’ biedt een overweldigende keuze: een trek naar Kamtsjatka, Ruslands ring van vuur? Naar Patagonië, de zuidelijke punt van Zuid-Amerika? Of toch maar liever met klimmer Ronald Naar over Groenland sleeën? Naturistische vakanties – ‘Natuurlijk in je blootje’ – worden aangeprezen naast ‘Speciale actieve reizen voor plussers’. In februari maken een kleine 25.000 mensen op deze beurs hun keuze voor de zomer. De hang naar extreme ervaringen gaat gepaard met een even sterke roep om comfort en veiligheid. En dus staat er een keur aan lichtgewicht all terrain bikes, hightech tenten, ademende kleding, buitensportvoedsel en buggies voor in de bergen. In de Star-roller kun je het omslaan in een kajak oefenen, de workshop rugzak inpakken behandelt niet alleen de checklist maar ook de filosofie van het rugzaklopen.
Deze beurs trekt vooral verantwoorde toeristen, mensen die zich verdiepen in de lokale cultuur, het milieu proberen te sparen en individualiteit hoog in het vaandel voeren. En dus vliegen ze en masse naar Nepal, Nicaragua en Namibië. Hun reisgidsen heten Lonely Planet en The Rough Guide. Die beloven de alternatieve plekken, de lokale cafés, de kleine restaurantjes. In de praktijk fungeren deze gidsen als herkenningscode voor een groep wereldreizigers die elkaar van Alaska tot Zimbabwe treft.
‘Het is beter één mijl te reizen dan duizend boeken te lezen.’ Dat moet Confucius gezegd hebben, tenminste als de reclame van slaapzakkenfabrikant Nomad klopt. Van reizen zouden we wat leren, zouden we kennismaken met de plaatselijke cultuur en gewoontes. Maar reisjournalist Paul Vreuls constateerde onlangs in NRC Handelsblad dat zijn wereldreizen hem niets hebben geleerd. Als voorbeeld noemt hij de gehurkte Berbers in de woestijn. Jaren had hij in die kalme, zittende houding het symbool gezien van de rust en onthechtheid van dit natuurvolk. Pas jaren later hoorde hij de prozaïsche werkelijkheid: ze zitten te poepen. Dit is het misverstand van de homo turisticus nostalgicus die zijn wensen en verlangens op natuurvolkeren projecteert. De homo turisticus culturalis die drie weken uittrekt voor de tempels van Zuid-India is er niet veel beter aan toe. ‘Zelfs voor een hindoe is het pantheon van het hindoeïsme nauwelijks te bevatten, zoveel goden en godinnen kent deze religie (…) Welk inzicht dat dieper is dan de picturale buitenkant blijft hangen?’ vraagt Vreuls zich af. En dan de homo turisticus naturalis: als hij echt betrokken is bij het milieu kan hij beter thuis een natuurfilm bekijken dan per vliegtuig naar het oerwoud afreizen.
Ontsnapping
De zeventiende-eeuwse wijsgeer Pascal zei drieëneenhalve eeuw geleden reeds dat al het ongeluk van de mensen voortkomt uit één ding: hun onvermogen om rustig in een kamer te zitten. Een lange stoet kritikasters volgde hem. Zo constateert de Amerikaan Dean MacCannell dat de wereld een grote toonkamer van attracties is geworden. Je hoeft niets meer zelf te ontdekken en te plaatsen, de attractie vertelt het verhaal in hapklare brokken.
Fotograaf Martin Parr heeft dit mondiale attractiepark genadeloos vastgelegd in zijn boek Small World. Japanners die Japanners fotograferen op de Acropolis, Perzen die de toren van Pisa ‘tegenhouden’, Europeanen die kraaltjes kopen in Goa, Amerikanen tussen de tulpen van de Keukenhof, een dikke blanke man met zijn arm om een Thaise gezelschapsdame. De overtreffende trap vormt het Japanse attractiepark Happy Kingdom Germany waar de hoogtepunten van de Duitse bouwkunst op ware grootte zijn nagebouwd.
MacCannell meent dat de toerist eindeloos blijft zoeken naar de ware werkelijkheid achter de opgevoerde toneelstukken, maar dat deze werkelijkheid hem blijft ontsnappen. Elke keer als hij zijn vinger op de authentieke werkelijkheid denkt te leggen, wijkt die een stukje naar achteren, al is het maar door de aanwezigheid van de toerist zelf. Maar wat is nu eigenlijk die authenticiteit? Vrijetijdssocioloog Lengkeek stelt terecht dat dat niet meer is dan een waardeoordeel van buitenstaanders die willen dat iets blijft zoals zij het hebben ontdekt. Dit statische oordeel gaat vaak voorbij aan de belangen en de wensen van de lokale bevolking, die in een toeristische exploitatie van hun dorp of streek een manier zien om te ontsnappen aan de armoede. Moet er een hek omheen worden gezet om de ontwikkelingen van de moderne wereld buiten te houden en het pittoreske te conserveren?
Lengkeek weigert dan ook om vakantie af te doen als een ‘pseudo-gebeurtenis’. Hij ziet het als een middel om te ontsnappen aan de alledaagse routine, een manier om opnieuw naar onszelf te kijken. Het gaat hem er niet om of de bezochte streek of cultuur authentiek is – zo dat al mogelijk is – maar of de ervaring authentiek is. En ervaringen zijn per definitie een individuele aangelegenheid: ‘Wat de één triviaal vindt, is voor de ander een nieuwe ervaring.’
Vakantie is volgens Lengkeek een vorm van spelen, waarbij de ‘onechtheid’ juist een voorwaarde is voor overgave aan een andere werkelijkheid. Even schorten we de gewone beslommeringen, angsten, beperkingen en oordelen op. We geven de lichamelijkheid ruim baan in de koestering door de zon of een vakantieliefde, of we spelen juist actief mee in het toneelstuk van een andere sociale werkelijkheid. We dommelen drie weken in een slaperig dorp om de stress weg te laten lopen of we zoeken de kick door de dood in het gezicht te kijken met bergbeklimmen. Ook een vakantie in Benidorm kan een niet-alledaagse ervaring opleveren: waar zie je zo naakt en onverbloemd het industriële karakter van het massatoerisme?
Status
De voorhoede vlucht steeds een stap verder. Begin deze eeuw verzamelden zich de vorsten van Europa in het Zeeuwse Domburg, nu staan de campings vol. In de jaren vijftig was een reis naar de Spaanse kust een voorrecht voor de elite, nu is diezelfde kust het afvoerputje van de reisorganisaties. Eind jaren zestig was het Indiase Goa de avontuurlijkste plek van de wereld, daar rookten hippies opium en staarden aan de voeten van goeroes naar hun eigen navel. Nu kost een geheel verzorgde trip van negen dagen minder dan duizend gulden, uit en thuis. Tien jaar geleden was Amerika nog een land waar de liefhebber jaren voor spaarde. Nu adverteert de KLM met ‘dagvlugjes’: voor 250 Airmiles en 239 gulden bijbetaling vlieg je naar een willekeurige Amerikaanse stad. Ter plekke heb je een paar uur om ‘gezellig te shoppen’ voordat je met dezelfde vlucht terugvliegt. De luchthaven mag je niet verlaten, maar wat geeft het: je bent er even helemaal uit geweest.
Toerisme is big business, elke trend wordt onmiddellijk met uitgekiende marketingtechnieken aan de man gebracht. De elitaire geneugten van de voorhoede worden in steeds sneller tempo gekannibaliseerd door de massa. Steeds grotere delen van de ruimte komen onder het regime van het consumptieve toerisme. Ondanks zijn pleidooi om de toerist met een draaiende videocamera in de aanslag serieus te nemen, slaat Lengkeek ook de angst om het hart. Hij vindt dat de grijpgrage tengels van de commercie moeten worden ingetoomd, dat niet alles mag worden opgeslokt en gebanaliseerd. Want massatoerisme verandert de andere werkelijkheid die we zoeken al snel in een alledaagse werkelijkheid.
Journalist Gerard van Westerloo vatte dat krachtig samen in zijn boek Voetreiziger, verslag van een tocht door Nederland: ‘Vreemd, het toerisme. Ooit is er iemand in Oudemirdum gekomen die dacht, leuk hier. Authentiek! Die ene zei het tegen een ander. Die weer tegen een derde. De vierde dacht, ik wil er best een nachtje blijven. De vijfde knoopte daar een weekend aan vast. De honderdste kocht een huisje. En toen de duizendste dat ook gedaan had was er van de reden waarom de eerste het leuk vond niets meer over.’
Toch heeft dat kuddegedrag een onmiskenbaar voordeel: ze zorgt voor concentratie van de overlast. Degene die klagen dat toerisme de hele Costa del Sol heeft verwoest, kijken niet. Meteen na de torenhoge flats begint een ruig bergland waar je in volstrekte eenzaamheid kunt ronddolen. Zelfs in kermissteden als Venetië zijn nog stegen en pleinen over waar rust heerst. Misschien moeten we de reisgidsen en reisleiders juist wel dankbaar zijn dat ze de grote stroom leiden. En de nieuwe elite? Die blijft rustig thuis.