Het aantal inwoners van Dordrecht dat genoegen moest nemen met een score ‘matig’ of ‘minder’ daalde van een op vijf naar een op 25. En van de 5.600 Dordtenaren met een ‘negatieve’ of ‘zeer negatieve’ woonomgeving waren er in 2008 nog maar honderd over. Op het gebied van de leefbaarheidontwikkeling nam Dordrecht daarmee landelijk de vierde plaats in.
De ‘zeer negatieve’ plekken verdwenen niet alleen geheel uit Dordrecht, ze maakten soms ook een spectaculaire opleving door. Zo kwam de Krispijnse Driehoek, vooral dankzij een grote sprong op het gebied van het voorzieningenniveau, uit op eindscore ‘matig’. De buurt Noorderhoek ging zelfs drie leefbaarheidklassen omhoog door een verbetering van bevolkingssamenstelling, veiligheid en sociale samenhang. Ook Wielwijk en Crabbenhof, beide op de Vogelaarlijst, deden het goed, er is nog slechts een klein gebiedje over met de score ‘negatief ‘. Dit is te vinden rond de gerenoveerde flats aan de Jan den Haenstraat.
Minder succesvol was de binnenstad. Het deel aan de Oude Maas deed het prima, maar het echte centrum maakte rond het Statenplein een ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ door. De verbetering van het voorzieningenniveau woog niet op tegen de verslechtering van bevolkingssamenstelling, publieke ruimte en vooral van sociale samenhang. Toch zakte de score niet onder het niveau ‘matig positief’.
Volgens het onderzoek Waterbedeffecten van het wijkenbeleid leidt het centrum van Dordrecht niet onder een overloop uit de Vogelaarbuurten, maar waarschijnlijk is dat wel het geval in buurgemeente Zwijndrecht. Daar maakte het Leeuwerikplein een ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ door, dankzij de afname van het voorzieningenniveau en de sociale samenhang. De leefbaarheid liep daar terug van ‘positief’ naar ‘matig’.