‘Er is nog meer ruimte dan ik dacht’, zegt Huibert Groenendijk (43) terwijl hij over het laatste laddertje omhoog kruipt. De binnenkant van de molenkop heeft veel weg van een ruimtestation: de nauwe kruipruimtes zijn overdekt met kabels, spoelen, elektronica, schakelkasten en lieren. Hij opent een polyester luikje en vijftig meter lager strekken de Zeeuwse wateren zich uit. De harde zuidenwind maakt koppen op het water, de LW 45/750 – de doorsnee van de wieken is 45 meter, het vermogen bedraagt 750 kiloWatt – deint stevig.
Op de kop van een windmolen staat normaal een soort reusachtige buitenboordmotor. Daarin zitten tandwielen om de as van de generator voldoende snelheid te geven. Fabrikant Lagerwey maakte de versnellingsbak overbodig door de generator een doorsnede van vijf meter te geven, de spoelen van de generator lopen dan vanzelf snel genoeg langs de magneten. Deze techniek maakt de molen stiller en efficiënter. Via het Innovatiecentrum kwam Lagerwey bij ontwerper Groenendijk van Proforma Industrieel Rotterdam. ‘Een nieuwe techniek vraagt om een nieuwe vorm. Mensen staan dubbel tegenover windenergie. Alternatieve energie vinden ze positief, maar ze willen die producten met een techneutenuitstraling niet in hun achtertuin.’
In zijn eerste ontwerp maakte Groenendijk van de generator een opengewerkte ring die hij pontificaal op de mast zette, de drie wieken draaiden langs de ring. ‘Uiteindelijk durfde Lagerwey deze constructie niet aan, ze vreesde problemen met de waterdichtheid en de toegankelijkheid voor onderhoud.’ Groenendijk, die zelf in Delft studeerde, is er nog steeds niet van overtuigd dat het onmogelijk was. Met lichte spijt: ‘Dat ontwerp had een mystieke uitstraling doordat je absoluut niet zag wat er werd aangedreven. Het was een soort straalmotor, zo spetterend afwijkend van de bestaande vormen.’
Groenendijk maakte de ring dicht zodat een schijf ontstond en concentreerde zich op de aansluiting van de wieken op de mast. ‘De mast moest in één vloeiende beweging doorlopen in de neuskegel. Zo neem je visueel zo veel mogelijk afstand van de oude hoekige verbinding van de tandwielkast.’ Omdat de conische mast bovenaan nog maar een doorsnee van twee meter heeft en de neuskegel 2,5 meter dik is, zette hij op het uiteinde van de mast een verdikking. ‘In principe was het een eenvoudige klus, vergelijkbaar met een lantaarnpaal. Ook daar moet je de lamp overtuigend laten aansluiten op de mast.’
Met de uitvoering had Groenendijk weinig bemoeienis. ‘Technische klanten werken de tekeningen zelf uit. Dat is goedkoper, en bovendien zitten ze zelf graag aan de knoppen. Als ontwerper hoef je alleen het concept te bedenken. En te bewaken, want producenten blijken een talent te hebben om het ontwerp op het laatste moment te verknallen. Op een geven moment voelde ik dat ik moest gaan kijken en toen bleek dat de schijf te ver naar voren was gezet. Het was maar een kwestie van decimeters, maar dat was essentieel om een lekker koppie te krijgen.’ Het uiterlijk van de molen wisselt naar gelang de afstand en de hoek. Van dichtbij roept hij de suggestie op van een brontosaurus met een lange nek en een kleine kop, van verderaf lijkt hij een speelgoedpropeller die kinderen met een elastiek wegschieten. De LW 45/750 werd genomineerd voor de Rotterdamse Designprijs 1997.
De tandwielkasten van traditionele windmolens zijn gemaakt van polyester. Groenendijk beperkte het gebruik van polyester tot een minimum. ‘Ik heb nauwelijks een behuizing toegevoegd, de constructie zelf ís de behuizing. Alleen de kruipruimte achter de schijf en de bolle kap die de overgang van de mast naar de schijf geleidt, zijn van polyester.’ In de reusachtige molenkop zwabbert het halfdoorzichtige polyester als bordkarton in de wind. ‘In catalogi heb ik nog gezocht naar een stalen bol voor de overgang, dat was fraaier geweest. Helaas bestond die niet, en er een laten maken was te duur.’ Uit esthetische overwegingen had Groenendijk de schijf wat dunner willen maken, maar dan hadden de monteurs onvoldoende ruimte gehad. Bij onderhoud van de traditionele molens moet de kap van de tandwielkast open staan, bij de LW 45/750 kan alles binnen in de schijf gebeuren. Onderhoud is daardoor niet meer afhankelijk van het weer.
De enige LW 45/750 staat voorlopig aan dijk bij Oude Tonge, hij sluit een rijtje traditionele windmolens af. Over de plaats is Groenendijk wat teleurgesteld. ‘Een referentiepunt ontbreekt, daardoor zie je niet dat dit de grootste molen van Nederland is.’ Een nog grotere versie wordt binnenkort aan Duitsland geleverd: de mast is 75 meter, de doorsnee van de wieken 50 meter.
Helemaal tevreden is Groenendijk niet. Bovenop de schijf staat nu nog een rare spriet: het weerstation met windvaan en bliksemafleider. ‘Die moet aan de achterkant komen. Ook zou de naam van de fabrikant er eigenlijk niet op moeten staan. Het ontwerp is zo afwijkend dat je in een oogopslag ziet dat de molen van Lagerwey is. Het is een nieuw archetype.’
Een lekker koppie voor de windmolen
'Er is nog meer ruimte dan ik dacht', zegt Huibert Groenendijk (43) terwijl hij over het laatste laddertje omhoog kruipt.