Tekenen of niet tekenen? Het antwoord op deze vraag zegt veel over je karakter. Tijs van den Boomen schets zes typetjes, elke gelijkenis met bestaande personen is opzettelijk.
De stand-alone
Dat zijn werk gejat wordt is zijn ergste nachtmerrie. Eigenlijk zou hij zijn stukken het liefst helemaal niet openbaar maken, want een krant wordt gearchiveerd en kan dus tot in lengte van dagen worden gekopieerd. Helemaal erg vindt hij de pdf-versies van kranten: abonnees kunnen zijn stuk zo maar downloaden en onder vrienden en kennissen verspreiden, of op een site zetten.
Zijn grootste vrees is hoe het na zijn dood verder moet: het auteursrecht blijft nog zeventig jaar van kracht, maar de erfgenamen ziet hij niet zijn nauwgezetheid opbrengen in de strijd tegen de digitale diefstal.
Het watje
Natuurlijk zou hij liefst niet tekenen, maar ja, hij is bang dat er dan wat zwaait. Dus tekent hij elk papier dat onder zijn neus wordt gelegd en zegt hij ja op elk voorstel voor digitalisering, herdruk, bloemlezing, overname, bewerking, doorplaatsing. Gratis en voor niets.
En ook al weet hij dat hij van zijn persoonlijkheidsrecht wettelijk niet eens afstand kan doen, toch protesteert hij nooit als zijn stuk wordt herschreven, ingekort, verhaspeld, verknipt en opnieuw opgediend. Met zijn naam of zonder, u zegt het maar.
De fundi
Hij tekent niks als hij niet elke cent opstrijkt die daarmee verdiend wordt. Rekent de site van de krant een euro voor het opvragen van een artikel? Dan is die hele euro voor hem en anders kan de uitgever naar zijn medewerking fluiten.
En niet alleen uitgevers, ook Nieuwswaarde hoeft van hem niet te verwachten dat hij een exclusief mandaat verleent om zijn collectieve rechten uit te laten oefenen in ruil voor 85 procent van de opbrengst. Die laatste 15 procent wil hij ook vangen, anders werkt hij niet mevrmee. Dan nog liever helemaal niks beuren.
De slaapkop
Hij zou het wel goed willen regelen, maar ja, contracten, daar kan hij nu eenmaal niet tegen. Af en toe maakt hij goede voornemens en begint bij artikel 1 te lezen, maar voor hij bij tweede lid is, slaat het grote geeuwen toe. Hetzelfde heeft hij trouwens met gebruiksaanwijzingen en bijsluiters.
Het zal allemaal wel kloppen, daar hebben deskundigen toch naar gekeken? En moet hij als simpel journalist daar iets verstandigs tegenover zetten? En dus tekent hij. Blind.
De geldwolf
Een bod van twee procent extra voor herplaatsing van zijn stukken legt hij onmiddellijk naast zich neer: met wat onderhandelen is er makkelijk tien, twintig procent van te maken. Maar interessanter is het opsporen van illegaal hergebruik. Aha, mevrouw Van Zanten uit Klazienaveen heeft een van zijn stukken op haar site gezet? Meteen een brief op poten en een schadevergoeding van 300 procent er overheen.
Wat hem het meeste stoort is artikel 5f uit het modelcontract voor literair werk, dat aangepaste uitgaven voor visueel gehandicapten regelt. Nul procent krijgt hij ervoor, die blinden krijgen alles op een koopje.
De realo
Natuurlijk weigert hij zijn rechten te grabbel te gooien en daarmee de uitgeverskassen te spekken, maar hij is freelancer genoeg om onnodige confrontaties uit de weg te gaan. Hij weet dat zijn redacteur of chef bij de krant met hem verder wil en evenmin belang heeft bij juridisch wapengekletter en principerijderij. Dus zegt hij gul: ‘Stuur maar op dat contract.’ En daar laat hij het bij.
En de mevrouw uit Klazienaveen? Die krijgt van hem een keurig mailtje dat het niet netjes is om ongevraagd andermans stukken op een site te zetten. Een kwestie van opvoeden.