Geluk is relatief: geen enkele Haarlemmer woont in een gebied met een ‘negatieve’ leefbaarheid. Slechts 2,4 procent van de bevolking kampt met een ‘matige’ omgeving, tien jaar geleden was dat nog 4,7 procent. Maar bij de buren is het gras groener: Bloemendaal kent slechts buurten met een ‘zeer positieve’ en een ‘uiterst positieve’ leefbaarheid.
Een ‘grote positieve ontwikkeling’ deed zich het afgelopen decennium vooral in het centrum voor. In 1998 was er nog een ‘matig’ cluster rond het Doelenplein, inmiddels is ook daar de leefbaarheid ‘positief’. Deze winst van twee niveaus sprong komt vooral door een verbetering van het voorzieningenniveau en de bevolkingssamenstelling.
Een ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ greep plaats aan de oostzijde van de stad. In de Boerhaavewijk gebeurde dat op vijf plaatsen, Meerwijk telde zes van zulke plekken. De oorzaken verschillen een beetje per plek, maar terugkerende elementen zijn verslechtering van publieke ruimte, veiligheid en bevolkingsamenstelling. Omdat er in beide buurten ook plekken waren met een ‘beperkt positieve ontwikkeling’ gingen ze er per saldo op voor- noch achteruit: de ‘matig’ leefbare clusters verschoven een beetje door de buurt.
Zuiderpolder, een buurt in het noordoosten van Haarlem, is helemaal groen op de kaart: de leefbaarheid is er ‘positief’. Toch maakte de omgeving van het Emiliano Zapataplein een ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ door, waardoor de leefbaarheid hier niet meer zoals in 1998 ‘zeer positief’ is.