Ratten bijten elkaar dood als ze met velen in een kleine ruimte verkeren. Mensen niet, die schikken en plooien, overleggen en ruziën, bedisselen en regelen. Zeker in Nederland: ons poldermodel komt voort uit de wetenschap dat een polder net zo veilig is als de zwakste dijk. En dus moest er altijd net zo lang overlegd worden tot iedereen meedeed aan de verdediging tegen het water.
Maar de gezamenlijke strijd om de ruimte wordt steeds meer een strijd van allen tegen allen. De burger is consument geworden en laat zich door de overheid niet meer voorschrijven wat hij waar mag doen en wat hij elders moet laten. Diezelfde overheid moet ondertussen natuurlijk wel de buren met strenge regels aan banden leggen, want overlast accepteren we niet.
Er heerst een verbeten gevoel dat Nederland vol is, en dat je er snel bij moet zijn als je nog een stukje van de koek wilt. ‘In een kippenhok op een Vinex-locatie ga ik in ieder geval niet zitten’, zei een boze burger in de serie ‘strijd om de ruimte’ die ik afgelopen half jaar voor Intermediair maakte. Een tocht van bijna vierduizend kilometer leidde van Delfzijl in het noorden tot Landgraaf in het uiterste zuiden, en van Holten in het oosten tot Domburg aan de kust. Het logo van de serie had de vorm van een kaart van Nederland, elke week kwam er een bliksemflitsje bij op de plaats waar de ‘strijd van de week’ zich afspeelde. De meeste van de achttien bliksems staan in het westen van het land, logisch want daar is de druk het grootst. Maar ook in het zuiden groeit het aantal conflicten, alleen het noorden en Zeeland – de leegste delen van het land – blijven relatief gevrijwaard.
Arena
Als er al iets over is van de idee van de maakbare samenleving, dan is het wel bij de inrichting van de openbare ruimte. Vanuit die optiek was de klassieke socialist Pronk de ideale minister van VROM, het liefst had hij persoonlijk rode en groene contouren getrokken. En bewaakt. Maar met de maakbaarheid wil het ook in ruimtelijk zin niet meer vlotten, de kluwen is zo verward geraakt dat niemand meer weet aan welke draad te trekken. En wat er vervolgens gebeurt. En dus knokt ieder verbeten voor zijn eigen zaak. Zelfs natuurbeschermers dagen elkaar voor de rechter, zoals in de Noordoostpolder waar Staatsbosbeheer en de vogelbescherming ruziën over het seizoen waarin bomen het beste kunnen worden gekapt. Single issue- bewegingen als de Vogelbescherming zijn daarbij in het voordeel: zij hoeven geen ingewikkelde belangenafweging te maken.
De openbare ruimte is een perfect Fortuyn-onderwerp. In De puinhopen van acht jaar paars pleit professor Pim voor ‘veel meer ruimte voor woningbouw, niet hevig geconcentreerd, maar gewoon lekker ruimtelijk opgezet, in beginsel bij wijze van spreken iedere Nederlander die niet in de klassieke stad woont een vrijstaand huis met een dak met rode pannen.’ De overheid moet vervolgens zorgen voor filevrije snelwegen om van vrijstaand huis naar vrijstaand huis te kunnen zoeven. De oplossing voor deze ruimtelijke paradox – woningen verder uit elkaar en tegelijk minder mobiliteit – moet komen van de ICT. Maar een samenleving zonder files is net zo’n valse belofte als het papierloze kantoor: nieuwe communicatiemiddelen maken contacten mogelijk met meer mensen en over grotere afstanden. En uiteindelijk willen we die mensen ook in levende lijve ontmoeten, want we blijven fysieke wezens.
De ruimte is de fysieke arena waar belangen op elkaar botsen: aanschouwelijk onderwijs in de praktijk. Ruimte is ook heel geschikt om ongenoegens op te projecteren, zoals ‘Nederland is vol’. Ook op lokaal niveau is het openbaar domein een uitlaatklep voor ongenoegens en frustraties. Niet toevallig gaan referenda vaak over plannen om ruimte een andere bestemming te geven, zoals de komst van een bajes (Zaanstad) of de herinrichting van het centrale stadsplein (Groningen). Beide plannen werden weggehoond.
In Amsterdam mocht de bevolking zich in 1995 uitspreken over de bebouwing van de Vrije Geer, een weilandje waarvan voor het referendum nog nooit iemand had gehoord, maar dat uitgroeide tot symbool van onvrede met het gemeentebestuur. Het referendum als moderne vorm van bestuurdertje pesten. Als nationale referenda mogelijk waren, zouden de Betuwelijn en de uitbreiding van Schiphol goede kans maken om de eerste onderwerpen te worden.
Nauwe banden
Soms lijkt de overheid zich te vermannen. Zo dacht ik vorig jaar september, bij het begin van de serie, met mijn neus in de boter te vallen: voor het eerst in de geschiedenis gaf het ministerie van VROM opdracht een huis af te breken omdat het was gebouwd in strijd met het bestemmingsplan. In België, het land waar volgens de beeldvorming alles kan, gebeurt dat overigens wel vaker. Het is nu acht maanden verder en als ik de Brabantse gemeente Valkenswaard bel, meldt de voorlichtster opgewekt: ‘O nee, die villa is nog niet afgebroken, we hebben net een beroepsschrift bij de Raad van State ingediend tegen de vernietiging van het bouwbesluit.’
De strijd om de ruimte is een zaak van lange adem. Bij het Scheperspad, een voetpad in Overijssel dat door villabewoners is versperd in een poging het bij hun tuin te trekken, duurt de strijd zelfs al ruim dertig jaar. Driemaal besliste de Raad van State dat het pad vrijgemaakt moet worden, de laatste keer eind december 2001, maar toen ik poolshoogte ging nemen was de gemeente er nog niet eens mee begonnen. Sterker nog: de villabewoners hadden weer verse takken neergegooid om wandelaars af te schrikken.
Is Nederland daarmee geen rechtsstaat meer? Natuurlijk wel, beide voorbeelden laten veeleer zien dat de rechtsstaat een beetje is doorgeschoten. De burger staat een arsenaal aan inspraak- en beroepsmogelijkheden ter beschikking. En daarvan maakt hij gebruik, als hij tenminste kan beschikken over de benodigde kennis en invloed. Dat de gemeente Valkenswaard tot het uiterste vecht om de illegale villa niet te hoeven slopen, heeft alles te maken met het feit dat de eigenaar anders weigert te verkassen uit zijn huidige pand in de dorpskern, en daarmee de geplande vernieuwing van het centrum stagneert. Ook bij het Scheperspad spelen de nauwe banden tussen villabewoners en gemeentebestuur een doorslaggevende rol. Dat is de keerzijde van de alom gewenste verkleining van de afstand tussen burger en bestuur. ‘De gemeente hanteerde daarbij de filosofie dat de burger zo veel mogelijk geholpen dient te worden, ook al gaat dat ten koste van de wet- en regelgeving en zorgvuldigheid’, schreef de Inspectie voor de Ruimtelijke Ordening Zuid over een andere Brabantse gemeente.
Toch is geld niet altijd een garantie om onwelgevallige plannen af te wenden. Dat ondervonden de villabewoners in Mierlo en Geldrop die geen asielzoekerscentrum op een aangrenzend maïsveld wilden. Ze gaven een makelaar de opdracht alternatieve locaties te zoeken en namen een optie op een stuk grond aan de andere kant van het dorp om dat aan het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) te verhuren. De gemeente ging niet door de knieën, mede door de ophef die ontstond over het afkopen van een democratische beslissing. In Vught slaagden villabewoners daar eind 1998 overigens wel in, zij kaapten een bejaardenhuis weg voor de neus van het COA. De secretaris van de Geldropse buurtvereniging, die vastbesloten is om door te procederen tot de Raad van State, kan het eenvoudig niet geloven: ‘Het is droevig dat elke Nederlander die een woning of een stukje grond heeft, gevaar loopt een AZC naast zich te krijgen.’
Angst voor de buurman
In de strijd om de ruimte proberen burgers hun straatje steeds schoner te vegen, overlast moet ten koste van alles worden vermeden. Om elk risico uit te bannen zijn andere functies dan wonen taboe.
De vuurwerkramp in Enschede gaf de preoccupatie met veiligheid een enorme duw in de rug: dat nooit meer. In de Haagse Vinex-wijk Ypenburg mogen enkele huizen niet gebouwd worden omdat ze dichter dan vierhonderd meter bij een munitie-opslag van TNO zouden komen. De leeggebleven kavels liggen tussen huizen in aanbouw: voor die huizen was namelijk al een onherroepelijke bouwvergunning afgegeven. De zaak kwam overigens niet aan het rollen door de Ypenburgers zelf, maar door een vrouw die anderhalve kilometer verder woont en die de onveiligheid van TNO alleen gebruikt als trucje om een bedrijventerrein in haar eigen achtertuin tegen te houden. Op termijn moet TNO verdwijnen, net als een lakfabriek in Zwolle, en de spoorwegemplacementen van Venlo en Sas van Gent.
Niet alleen wijken met gemengde functies worden met argusogen bekeken, zelfs pure woonwijken zijn soms al te divers. In de Amsterdamse Bijlmer liepen de bewoners van de overwegend witte buurt Geerdinkhof te hoop tegen de sloop van de verhoogde dreven die hen scheiden van de zwarte buurt Ganzenhoef. In Almere kwamen woningcorporaties met het plan om aparte wijken voor allochtonen te bouwen, deze groepen zouden liever bij elkaar wonen. In werkelijkheid ging het om de angst voor overlast en de noodzaak om nieuwe, goedkope wijken te bouwen voor ‘minder-draagkrachtigen’. PvdA-wethouder Bijl reageerde afwijzend, maar hij gaf wel zijn medewerking aan het plan voor een privéstraat.
Een bordje ‘eigen weg’ en een symbolische poort markeren sinds een half jaar de eerste particuliere straat van Nederland. Praktisch betekent deze afscheiding nog niet zo veel, maar het precedent is wel belangrijk. ‘Senioren willen we toch niet belemmeren in de realisering van een gezamenlijke en veilige woonomgeving met voldoende groen?’ vroeg de Vereniging Eigen Huis retorisch op een conferentie die Almere over dit onderwerp organiseerde.
Veilig, opgeruimd, overzichtelijk, daar draait het om. Maar, zal Almere tegenwerpen, we laten de teugels toch ook wel eens vieren, bijvoorbeeld met het Wilde Wonen? Schijn bedriegt echter: het Wilde Wonen is getemd tot Gewild Wonen en dat zijn rijtjes huizen die door projectontwikkelaars zijn bedacht, de inspraak van bewoners blijft beperkt tot een extra kamer of dakkapel. Die strategie is geheel ‘marktconform’: de meeste mensen zijn bang voor wild wonen, vooral als hun buren dat doen.
De gemeente Assen liet bij wijze van experiment de welstandseisen achterwege bij een buurtje met 21 vrije kavels: hier mocht echt wild gebouwd worden. Maar de kopers waren bang dat een gewaagde creatie van hun buurman de waarde van hun eigen pand zou kunnen verminderen, en ze eisten dat de gemeente de ontwerpvrijheid aan banden legde.
In Amerika, het land van de onbegrensde vrijheid, hebben burgers de overheid niet eens meer nodig om elkaar in te perken. Nieuwbouwwijken regelen de eisen waaraan iedereen moet voldoen in dikke contracten, de covenants, conditions and restrictions (CC&R’s). Deze leggen bijvoorbeeld vast dat bewoners niets aan de buitenkant van hun huis mogen hangen, dat ze hun gras moeten maaien, hun gordijnen moeten kiezen uit een voorgeschreven kleurpallet, geen huisdieren mogen houden en niet over hun eigen gazon mogen lopen omdat dan een pad wordt uitgesleten. Bestuurders en managers van deze privéwijken zien strikt toe op naleving van de regels, al is het maar om te voorkomen dat bewoners hen voor de rechter dagen wegens waardevermindering van hun huis.
Nederland vol?
Ook Pim Fortuyn realiseert zich dat niet alle overlast de wereld uit te helpen is. ‘Een luchthaven maakt nu eenmaal lawaai en we willen ook nog een paar centen verdienen en op zijn tijd naar een plekje onder de zon. Én-én oplossingen bestaan alleen in de politiek van de Linkse Kerk, normale mensen weten dat zij moeten kiezen en daar de gevolgen van hebben te dragen.’ Dat is echter sterk de vraag: waarom zou iemand overlast van iets accepteren waarvoor hij niet zelf voluit heeft gekozen?
De toenemende allergie voor overlast heeft een paradoxaal effect: Nederland wordt er steeds voller van. Om de toenemende vraag naar woonwijken, bedrijventerreinen, winkelcentra en pretparken te realiseren, verkiezen gemeentebesturen en projectontwikkelaars het weiland boven de stad, de vrije ruimte boven de bebouwde omgeving. Daar heb je minder last van advocaten en actiegroepen, ben je veel sneller en goedkoper uit. En als je dan ook nog een plek aan de snelweg weet te bemachtigen, een zogenaamde zichtlocatie, dan zit je bovendien midden in de spotlights. En dat passanten vervolgens klagen dat je nergens meer de ruimte kunt ervaren? Jammer voor hen, hadden ze zelf maar sneller een plekje in moeten pikken.