Bouwers kijken liefst vooruit. Toch is het noodzakelijk om af en toe terug te kijken, al is het maar om vanuit het verleden een nieuw licht te laten schijnen over het heden. De serie ‘na dato’ onderzoekt vergeten episodes uit de bouwgeschiedenis. Deze maand: het eerste gerealiseerde project van Rem Koolhaas.
‘Wat ziet het er hier gezellig uit, zo romantisch met al die lichtjes’, zegt mijn moeder terwijl we langs het IJplein naar restaurant Wilhelminadok lopen. Ik neem haar van opzij stiekem even op, maar nee, ze neemt me niet in de maling. Dit is de eerste keer dat ik iemand een schepping van Koolhaas gezellig heb horen noemen. En eigenlijk heeft ze gelijk: neem ’s avonds de pont vanaf het Amsterdamse Centraal Station en je ziet de urban villas sprookjesachtig aan het water liggen.
Blij zal Koolhaas met deze kwalificatie niet zijn. In 1990 zei hij op het symposium ‘Hoe modern is de Nederlandse architectuur?’: ‘Er is een belangrijke stroming in de moderniteit die lak heeft aan de mens, die niet humanistisch is, die zich als onderdeel van de niets ontziende wervelstorm ziet. Aan die moderniteit is Nederland nooit, geen Nederlander ooit toegekomen.’ En daarbij had hij het nadrukkelijk ook over zichzelf, en over het IJplein. Want ook zijn schepping had de valkuil van het Rietveld-Schröderhuis – ‘de meest gesublimeerde versie van een zigeunerwagen’ – niet vermeden.