Ook al is het maar een kort, smal straatje, toch had de Dullertstraat altijd twee gezichten. De huizen aan het eerste stukje waren gebouwd in de neorenaissancestijl, die aan het einde van de negentiende eeuw in zwang kwam. Die stijlkenmerken – horizontale witte banen en veel pleisterwerk – hebben ze trouwens nog steeds, want de panden staan fier overeind. Dat kun je van de bebouwing aan het tweede stukje, na de kruising met de Karel van Gelderstraat, niet zeggen: daar gaapt zowel links als rechts een gat.
Tot eind vorig jaar stond er rechts een lagere school uit de jaren vijftig en links een flatje van drie verdiepingen uit dezelfde tijd. Toch zijn niet alle naoorlogse sporen uitgewist: aan het einde van het straatje herinnert aan de rechterkant nog een bakstenen gebouwtje aan de wederopbouw.
Nu de slopers zijn vertrokken, kunnen archeologen hun hart ophalen. Op de plek van de flat stond namelijk ooit het Hertogsspijker, een versterkt landhuis uit de tweede helft van zestiende eeuw, dat uitkeek over de drassige broeklanden. Begin dit jaar zijn bij de eerste proefopgravingen de fundamenten gevonden van een graantoren. Waarschijnlijk zullen bij het vervolgonderzoek ook nog resten naar boven komen van het voorname huizenblok dat hier na de sloop van het Spijker, in 1880, verrees en dat aan het einde van de oorlog door brand werd verwoest.
Deze laatste bebouwing is het uitgangspunt voor de nieuwbouw die architectenbureau Hoogte 2 in opdracht van woningcorporatie Portaal ontwerpt voor deze plek: het gaat om ‘het aanhelen van de bestaande structuur‘, en dus is de eis ‘één complex, passend in het beschermde stadsgezicht’. Dat klinkt logisch, maar is het dat ook? Wat is de structuur van deze plek en welk karakter moet je als uitgangspunt nemen? Bij welke buurt hoort deze plek eigenlijk? En wat zou dat moeten betekenen voor de nieuwbouw die aan de rechterkant van de straat komt, waar vroeger de school stond?
Het ‘Spijkerbroek’ is de officiële naam van de driehoek waarvan de Dullerstraat deel uitmaakt, een samentrekking van het Spijkerkwartier en het Arnhemse Broek. Formeel klopt deze benaming: het westelijk deel van de driehoek, die in totaal zo’n zeventien voetbalvelden groot is, ligt in het Spijkerkwartier, het oostelijk deel in het Arnhemse Broek. Maar nog los van de woordspelingen die ze uitlokt – ‘Spijkerbroek trekt je aan’ – zit er iets krampachtigs in de combinatie, want beide wijken hebben een sterk eigen kleur en klank: het negentiende-eeuwse Spijkerkwartier staat bekend als chic en vrijgevochten, het naoorlogse Arnhemse Broek als armoedig en monotoon. Door dit gebied naar beide wijken te vernoemen, wordt het nog niet automatisch de schakel die de gemeente er graag van wil maken.
Als je op de kaart kijkt, valt meteen op dat bijna alle bebouwing van Spijkerbroek op het grondgebied van het Spijkerkwartier ligt. Een duidelijke zaak dus? Niet helemaal, want ook het Spijkerkwartier zelf is veel minder homogeen dan op het eerste gezicht lijkt. Sterker nog: Spijkerkwartier is zelf ook een samentrekking van twee verschillende namen: het chique Boulevardkwartier en de volksere Spijkerbuurt. De voorname aanduiding ‘kwartier’ is dus gewoon geleend van de buren. Bovendien maakt ook de veel armere Spoorhoek deel uit van het Spijkerkwartier, maar op een ‘hoek’ zat niemand te wachten bij het bedenken van de naam.
Dat de Dullertstraat en omgeving bij het Spijkerbroek horen zegt dus niet veel, ze liggen gewoon in de Spijkerbuurt in strikte zin, de wijk die rond 1850 wordt ontwikkeld als Arnhem zich bevrijdt uit de omklemming van zijn stadsmuren. Het is de bedoeling er een voorname wijk van te maken, maar dat lukt maar gedeeltelijk: de binnenterreinen worden nog heel lang in beslag genomen door fabrieken en sloppenwijken. In tegenstelling tot het deftige Boulevardkwartier blijft er aan de Spijkerbuurt altijd iets ruigs kleven, hier woont een mengeling van arbeiders en bourgeoisie, van werklozen en Indiëgangers, van winkeliers en studenten.
Na de oorlog verloedert de Spijkerbuurt langzaam, en nieuwe groepen vinden hun weg: allochtonen, prostituees, homo’s en kunstenaars, van wie Jan Cremer de bekendste wordt. Hij betaalt de huur meestal met schilderijen, maar wegens overlast wordt hij uiteindelijk toch van zijn kamer gezet. De zoon van zijn voormalige huisbaas: ‘Wij hebben elfhonderd huurders gehad, maar Jan Cremer is de enige bij wie mijn vader ooit de huur heeft opgezegd. Hij ontving een voortdurende stroom van meisjes, waarmee hij zeer luidruchtig was en erg ruw omging.’
Nog altijd is de buurt een van de meeste gemengde van Arnhem: mensen die veertig jaar geleden voor een prikkie het pand kochten waar ze als kamerhuurder zijn begonnen wonen er naast yuppen die voor zo’n zelfde woning nu een miljoen euro betalen om die vervolgens voor nog eens zo’n bedrag te laten vertimmeren. Je vindt er studenten en bejaarden, geboren en getogen Arnhemmers en allochtonen, arbeiders en kunstenaars. Alleen prostituees tref je er niet meer aan.
Aanvankelijk is de prostitutie verspreid over de hele buurt, maar in de zomer van 1978 besluit de gemeente Arnhem een ‘concentratiegebied’ aan te wijzen waar ramen gedoogd worden. De gedoogzone, waarvan de Dullertstraat de grens vormt, is maar een klein hoekje van de Spijkerbuurt, niet veel meer dan drie voetbalvelden, maar het effect is enorm. Het aantal ramen groeit tot 240, een eindeloze stroom auto’s trekt door de buurt, op straat wordt getippeld en gedeald en de overlast waaiert uit over een veel groter gebied. Al snel wordt er in de gedoogzone niet meer gewoond: eigenaren pesten de laatste gewone bewoners weg omdat ze meer geld kunnen verdienen met de verhuur van hoerenkasten, zelfs de kerk op de Karel van Gelderstraat komt in handen van een seksexploitant.
Het dieptepunt ligt in het midden van de jaren negentig: in de hele Spijkerbuurt gaan binnenterreinen op slot om te voorkomen dat er wordt gedeald en dat er klanten worden afgewerkt. Acties van de buurt zijn aanvankelijk nog ludiek – zo zet Stichting Kunst en Kwartier een hoerenrondje uit met een start en een finish – maar met de oprichting van Actiecomité Spijkerkwartier neemt de druk op de gemeente toe. Er komt een politiepost in het oude station Velperpoort, de gemeente begint met de aankoop van panden en eind 1997 besluit de raad dat alle prostitutie binnen vijf jaar uit het Spijkerkwartier moet zijn verdwenen. Langzaam zet de neergang in, mede door de afsluiting van de gedoogzone voor verkeer, en ook al duurt het uiteindelijk wat langer, op 4 januari 2006 valt het doek definitief. En daarmee is de weg vrij voor de aanpak van de voormalige gedoogzone.
Wat er moet gebeuren met de fraaie negentiende-eeuwse huizen, die via de Wet voorkeursrecht in handen zijn gekomen van de gemeente Arnhem, is al snel duidelijk: grondig renoveren en verkopen aan de kapitaalkrachtigen, die de buurt inmiddels hebben ontdekt. Lastiger zijn de flat aan de Dullertstraat en wat ertegenover ligt: bouwspeelplaats Thialf en de leegstaande lagere school. En nu er toch plannen moeten worden gemaakt: het hele terrein achter Thialf verdient ook een nieuwe inrichting. Daar liggen nóg twee scholen en wat sportvelden, een onduidelijke grasvlakte en vooral een heleboel hekken en hekjes. En zo wordt het project Spijkerbroek uitgevonden: een verzameling losse puzzelstukken op een driehoekig terrein.
Eigenlijk is er nooit veel aandacht geweest voor de drassige gronden ten oosten van het Spijkerkwartier. Het is een restzone, die in de loop van de tijd min of meer is ingevuld. Niet volgens een vooropgezet plan, maar stapje voor stapje. Soms leek het zelfs meer een Echternach-processie: drie stappen naar voren en twee terug.
De eerste stap is het openluchtzwembad Thialf dat in 1932 wordt gegraven op de plek waar ’s winters geschaatst wordt. In de jaren dertig krijgt de Spijkerbuurt er vervolgens ook nog een hele straat bij: de Karel van Gelderstraat wordt verlengd, zodat de Dullertstraat niet langer de grens van de wijk vormt. De naam van de nieuwe straat ligt voor de hand: Verlengde Karel van Gelderstraat, maar in 1982 wordt die omgedoopt tot Thiemestraat omdat de bewoners niet langer geassocieerd willen worden met de straat die op dat moment het hart van de hoerenbuurt vormt.
Aan de bebouwing is goed te zien dat de Thiemestraat van oorsprong niet bij de Spijkerbuurt hoort: het is een typisch jaren-dertigrijtje. Aan de westzijde van de straat tenminste, de oostzijde is in de oorlog verloren gegaan. In de jaren vijftig is aan die kant van de straat dus plaats voor de bouw van een lagere school, die weinig verrassend de Karel van Gelderschool gaat heten. Dit is ook de tijd dat de Dullertflat wordt gebouwd op de plaats van de verwoeste herenhuizen en in 1960 krijgt het zwembad zijn entreecomplex.
Op het stukje van de gebombardeerde oostzijde van de Thiemestraat dat leeg is gebleven, komen eind jaren tachtig acht kleine koopwoninkjes te staan. In diezelfde tijd gaat het zwembad dicht, ondanks langdurig verzet van de buurt. Maar de bewoners geven zich niet zo maar gewonnen, en claimen het terrein met succes als bouwspeelplaats. En zo ontstaat er een anarchistische speelplek waar kinderen kunnen bouwen en ravotten en waar het Spijkerkwartier voortaan zijn grote jaarlijkse feesten viert.
Bouwspeelplaats Thialf groeit uit tot het visitekaartje van de vrijgevochtenheid van de buurt. De prostitutie is weliswaar verdwenen, maar nog steeds is de sfeer hier losser dan in de rest van de stad, daarvan getuigen de ateliers, de informele bedrijfsruimtes, de kleine winkeltjes en de gezamenlijke tuinen op de binnenterreinen.
De Dullertstraat en de Thiemestraat vormen dus een wonderlijke mengeling van bouwstijlen, functies en culturen. Het heeft wel iets weg van een Indonesische spekkoek, maar dan onregelmatiger en chaotischer. De tijdlagen schuiven hier over en door elkaar en nu, aan het begin van de eenentwintigste eeuw wordt er weer een laag tussen geduwd. Dikke nota’s, uitgebreide studies en lange inspraakavonden worden eraan gewijd, maar dat wil niet zeggen dat toeval en willekeur daarmee zijn uitgebannen.
In haar ontwikkelingsvisie verklaarde de gemeente de bouwspeelplaats al snel heilig. En terecht, het is waardevolle speelruimte voor de dichtbebouwde stad en het is een van de weinige plekken waar mensen uit het Spijkerkwartier en het Broek mengen. De Dullertflat werd echter meteen naar de mestvaalt verwezen, net als de Karel van Gelderschool – die jaren verhuurd was aan kunstenaars – en het entreecomplex van Thialf met restaurant en dienstwoning – waar Omroep Gelderland tot 2009 was gehuisvest.
En zo werd de jaren-vijftiglaag met harde hand uitgewist, alsof die in het Spijkerkwartier nooit heeft bestaan. Niemand sprong ervoor in de bres, want de eenvoudige, functionele schoonheid uit die tijd heeft alleen fans als het topstukken betreft als het Arnhemse stadhuis en de Rietveldacademie. Voor het Spijkerkwartier is de negentiende eeuw echter het streefbeeld.
Op de valreep kreeg het entreecomplex van Thialf echter toch nog respijt. En dat is een klein wonder, want de hele machinerie was steeds gericht geweest op sloop. In 2008 had de gemeente een ideeënprijsvraag uitgeschreven voor een nieuwe, markante entree voor Thialf. Geld was voor één keer niet het probleem, want er was een half miljoen euro ter beschikking gesteld door de Dullertstichting, die goede doelen ondersteunt met geld uit de nalatenschap van Willem Dullert. Hij was de laatste eigenaar van het Dullertspijker, zoals het Hertogspijker inmiddels was gaan heten, en tevens de naamgever van de straat. Dat laatste overigens tegen zijn zin: hij was met de verkoop van zijn landgoed en de bebouwing ‘voor eigen rekening en gevaar’ schatrijk geworden en hij vond speculatie geen reden om een straat naar iemand te noemen.
Enfin, het idee van Erik de Vos en Richard Derks voor de oprichting van een ‘Grenspost voor de Vrijstaat Thialf’ werd uitgeroepen tot winnaar. Het Amsterdamse architectenbureau Mopet, dat ook het ontwerp voor het park achter Thialf maakt, zou assisteren om dat idee te vertalen in een concreet ontwerp. Maar toen ze vorige zomer kwamen kijken stelden ze de simpele vraag: waarom gebruik je het oude entreecomplex eigenlijk niet? En ineens gingen de ogen van de ambtenaren, stedenbouwers en buurtbewoners open: een goed gebouw moet je niet slopen, zeker niet als je met hergebruik meer vierkante meters krijgt voor hetzelfde geld.
Voor de Dullertflat kwam redding te laat, ook al omdat daar grote financiële belangen op het spel stonden: met de verkoop van nieuwbouw kan woningcorporatie Portaal veel meer verdienen dan met de verhuur van gerenoveerde flatjes. Maar stedenbouwkundig gezien is het een vorm van geschiedvervalsing.
En de sloop van de Karel van Gelderschool, is die ook te betreuren? Strikt genomen had ook die als tijdbeeld moeten blijven staan, maar anders dan de Dullertflat sloot deze uitgestrekte laagbouw het Spijkerkwartier af van de bouwspeelplaats en het park erachter. En dus bood sloop hier juist de kans om tegelijk meer groene ruimte en meer vierkante meters vloeroppervlak te creëren. Onder druk van de buurtinspraak koos de gemeente er bij de nieuwbouwplannen niet voor om de structuur van het Spijkerkwartier met zijn gesloten bouwblokken als uitgangspunt te nemen. In plaats van een aaneengesloten wand komen er nu vier losse bouwvolumes en dat is een keuze die getuigt van optimisme en toekomstgerichtheid. Als je toch nieuw bouwt, bouw dan ook echt nieuw en niet historiserend. De spekkoek van het Spijkerkwartier kan er nog best een extra laag bij hebben.