Nederland raakt overwoekerd met kunstwerken, rotondes vormen de nieuwste afwerkplekken voor gelegenheidskunst. Bureau Geen Kunst pleit voor respect voor de leegte en voor grote terughoudendheid bij nieuwe kunstwerken in de openbare ruimte.
Wat kunstenaars binnen de beslotenheid van atelier, galerie of museum doen, gaat alleen henzelf aan en degene die ervoor betalen. In de openbare ruimte ligt dat anders, daar wordt de toevallige passant in de rol van beschouwer gedwongen. En dat stelt eisen aan kunstenaar en kunstwerk.
Het is misschien een ouderwetse deugd, toch kunnen kunstenaars die in de openbare ruimte werken niet zonder: nederigheid. Niet in de zin dat ze zich klein moeten maken, integendeel, maar door hun werk af te stemmen op de locatie en de context.
Neem de vele kunst waarmee rotondes de laatste jaren worden versierd. ‘Het meest naargeestige schijnterritorium voor de beeldende kunst’, noemde landschapsarchitect Dirk Sijmons de rotonde onlangs. Dat klopt zo lang een kunstenaar koppig zijn autonome gang gaat en het middeneiland van de rotonde alleen beschouwt als een toevallige sokkel voor zijn kunstwerk. Zelfs als de beeldende kwaliteit van zijn werk boven twijfel verheven is, dan nog maakt de verkeerscarrousel het werk belachelijk. Op zijn beurt degradeert het kunstwerk de rotonde tot een afwerkplek voor kunst.
Ingenieurs
Schoonheid die schuilt in de noodzaak en de logica van de plek, is in de openbare ruimte veel makkelijker te verdragen dan werk dat drijft op de autonomie en emotie van de kunstenaar. Ik heb dan ook grote bewondering voor werken die zonder tussenkomst van kunstenaars zijn ontstaan. Ingenieurswerken hebben daarbij een streepje voor, terecht duidt Rijkswaterstaat fly-overs, bruggen en sluizen aan als ‘kunstwerken’.
Lijnopstellingen van windturbines hebben ook een intrinsieke schoonheid, deze krachtige lijnen door het landschap leiden – net als bomenrijen en hoogspanningsleidingen – het oog. Weinig kan wedijveren met een lijn: op het moment dat landschapsarchitecten ‘spannende’ opstellingen bedenken, gaat het bijna altijd mis. Ellipsen, rasters en vierkanten zijn namelijk alleen vanuit een helikopter interessant, niet voor gewone passanten.
Sensibilisering
‘No matter – try again – fail again – fail better’, is de hoopvolle boodschap die Job Koelewijn laat opborrelen in de Westersingel, de imitatiegracht in het Rotterdamse centrum tegenover de Pauluskerk. Steeds wist Koelewijn zijn kunstwerk na enkele minuten weer uit, het water wordt weer even stom. De Westersingel moest de culturele rode loper van Rotterdam worden, maar is vooral het domein van zwervers, junken en illegalen. Dat maakt zijn gefluisterde woorden des te indringender.
Koelewijn werkt hier met leegte, hij voegt slechts een rimpeling toe aan de kakofonie van beelden, lichtreclames, verkeersborden, aanwijzingen en tags die de stedelijke aanblik domineren. Respect voor leegte is zeldzaam in het volle Nederland.
Visueel neutraal
‘In Holland staat een huis’ heet het boek dat Adriaan Geuze maakte naar aanleiding van zijn rondgang langs 120 woonwijken in de Randstad. Hij wilde laten zien wat het betekent als we nog eens 800.00 woningen moeten neerzetten. Op de foto’s zien je in elke wijk ook een kunstwerk staan. Kunstwerken blijken bijna net zo veelvuldig als Vinex-wijken. En van vergelijkbare kwaliteit.
Gevoed door procentsregelingen en giften van bedrijven die zich willen manifesteren, wast de beeldenstroom aan. Om te zorgen dat er nog leegte overblijft, zijn maatregelen noodzakelijk. Elke kunstenaar die een beeld voor de openbare ruimte ontwerpt, zou verplicht moeten worden om, onder opgave van argumenten, een ander beeld aan te wijzen voor verwijdering en/of sloop. Zodat de kunst niet verzuipt in het teveel