In Nederland liggen welstandscommissies doorlopend op de loer. Daardoor zijn dakkapellen, garages en schuurtjes het domein van architecten en technisch tekenaars. Vogelhuisjes waren een laatste vrijplaats voor huiselijke vlijt en individuele wansmaak. Totdat Kring Zuid van de Bond van Nederlandse Architecten vorig jaar een prijsvraag uitschreef voor het ontwerp van een vogelhuisje. Met zijn collega Tineke Reijbroek (38) vouwde Bart van den Hoogen (46) twee platen kunststof in elkaar tot een rank, strak vogelhuisje voor mezen en won de eerste prijs. Lijm, plakband of nietjes komen aan dit zelfbouwpakket niet te pas, de koper hoeft alleen de twee bijgeleverde spijkers in de muur te slaan.
Architect is Van den Hoogen niet, hij ontwerpt vooral verpakkingen. Het liefst maakt hij ruimtelijke structuren vanuit het platte vlak, zoals een bloemenvaas uit een vierkant stuk plastic. Al vouwend aan het vogelhuisje kwamen Reijbroek en hij tot een uiterst eenvoudige constructietechniek. In een plaat maakten ze een sleuf waar een andere plaat doorheen wordt geschoven. Eén plaat vormt de bodem plus de voor- en achterkant. De bodem is iets smaller dan de voorkant met het toegangsgat en de achterkant met twee gaten voor de spijkers. De andere plaat, waarin gleuven zijn uitgestanst, vormt het dak en de zijkanten. Alleen een puntdak – een klassieker in de vogelhuisjesarchitectuur – bleek met deze constructie niet mogelijk. ‘Nu is het meer een vogelvilla geworden dan een huisje.’
Literatuur over vogelhuisjes ontbrak, dus benaderde Van den Hoogen een bevriende vogelaar over het gedrag van mezen. Het vloeroppervlak moest één decimeter bij één decimeter meten. Bij een groter huisje moeten mezen nodeloos met nestmateriaal slepen, in een kleiner huisje zitten ze opgepropt. Het toegangsgat moest een decimeter boven de vloer zitten, zodat jongen er pas uitkunnen als ze goed genoeg kunnen vliegen. Mezen zijn ware luchtacrobaten, ze vliegen in één beweging naar binnen. Ze willen geen stokje bij het gat omdat ze bang zijn dat andere vogels erop gaan zitten en de kleintjes opvreten.
Het liefst hadden Reijbroek en Van den Hoogen het vogelhuisje uit golfkarton gemaakt, maar op dat moment konden ze geen watervast karton krijgen. Dus gebruikten ze dubbelwandig polypropyleen, een milieuvriendelijke en afwasbare plastic. Met een computergestuurde snijtafel maakte de ‘mesmaker’ een proefmodel: ‘Je kunt dan precies zien of het plastic mooi strak door de gleuven past en of alles goed aansluit. Na wat kleine aanpassingen kon het stansmes worden gemaakt.’
De vogelhuisjes zijn er in vijf kleuren, omwille van de esthetiek voegden ze er een transparante aan toe. Reijbroek: ‘Ik denk niet dat een vogel te kijk wil zitten, het zijn eigenlijk holbewoners. Waarschijnlijk werkt geel het beste, daar komen insekten op af zodat de vogels een gedekt tafeltje vinden.’ Aanvankelijk wilden ze combinaties van twee verschillende kleuren verkopen, maar 36 combinaties zouden tot te hoge voorraden leiden. Van den Hoogen: ‘Als je er twee koopt kun je ze zelf combineren. Een geel dak met witte zijkanten vind ik bijvoorbeeld heel mooi. De andere wordt dan het spiegelbeeld in kleur.’
Van den Hoogens verpakkingsachtergrond verraadt zich ook bij het vogelhuisje: het bouwpakket zit in een dunne kartonnen doos waarop de gebruiksaanwijzing staat. Uit het karton is een klein hoekje uitgesneden zodat de kleur van het huisje meteen zichtbaar is. Postelastieken houden de verpakking gesloten.
De vogelhuisjes die hij aan zijn Brabantse kloosterboerderij heeft gehangen worden alleen bewoond door wat oorwurmen, mezen hebben zich er nog niet laten zien. Een vriend heeft in diens huisje al veertjes en poepjes gevonden van een schuilende mees, maar ook die heeft nog geen nest gemaakt. ‘We introduceerden het huisje oktober vorig jaar. Dat was net te laat, een huisje moet al in de herfst hangen zodat vogels eraan kunnen wennen.’
Als de eerste oplage van vijfduizend is uitverkocht, willen Reijbroek en Van den Hoogen kleine aanpassingen maken. ‘Bij het stansen wordt het materiaal een beetje ingedrukt. Als we de stansmesjes omdraaien zit de ingedrukte rand aan de binnenkant, dat is netter.’ En de gaatjes voor de spijkers die niet even hoog zitten? Verschrikt pakt Van den Hoogen een meetlat. ‘Verrek, dat heb ik nog nooit gezien. Dat komt waarschijnlijk omdat ik altijd mijn eigen gebruiksaanwijzing volg en de achterwand als mal gebruik om de spijkergaten af te tekenen. Dan teken je de gaten automatisch op de juiste manier scheef. Maar ze waren natuurlijk gewoon recht bedoeld.’
Het vogelhuisje laten ze in eigen beheer produceren en door een groothandel distribueren. Ze ontwikkelen steeds meer eigen producten, ‘dan hoeven we tenminste geen concessies te doen aan klanten’. Gegrepen door de eenvoudige constructie zijn ze verder gaan vouwen. De twee platen maakten ze recht zodat een kubus op pootjes ontstaat. In de bodem maakten ze een rond gat waar een fitting doorheen kan, aan de bovenkant een vierkant gat om de warmte af te voeren. Et voila, de lichtgewicht lamp was geboren. In oktober komt die op de markt.
Plastic vogelhuisje
In Nederland liggen welstandscommissies doorlopend op de loer. Daardoor zijn dakkapellen, garages en schuurtjes het domein van architecten en technisch tekenaars. Vogelhuisjes waren een laatste vrijplaats voor huiselijke vlijt en individuele wansmaak.