De stad met het grootste aantal probleembuurten – Rotterdam herbergt ruim een kwart van de buurten op de Vogelaarlijst en neemt bovendien de helft van de toptien voor haar rekening – heeft flinke vooruitgang geboekt. Deed de Rotterdamse kaart in 1998 door de vele rode vlekken – die de score ‘zeer negatief’ weergeven – nog denken aan een op hol geslagen Rorschachtest, tien jaar later is het beeld veel rustiger.
De sterkste verbetering vond plaats in de van oudsher zwakke wijken: in het westen heeft Spangen zich helemaal bevrijd van de score ‘zeer negatief’, alleen in het Oude Westen heeft het cluster rond Adrianastraat en Kogelvangerstraat dat predicaat nog. Daarnaast resteert in Delfshaven een ‘zeer negatief’ reepje aan de Westzeedijk.
In het noorden raakten Agniesebuurt, Provenierswijk en Crooswijk verlost van de score ‘zeer negatief’, alleen het Oude Noorden heeft nog twee kleine restanten aan weerszijden van de Woelwijkstraat. Verder is er in Kralingen-West nog een rood vlekje rond de Catharinastraat.
Het notoir slechte Rotterdam-Zuid heeft nog steeds clusters ‘zeer negatief’ , maar ze zijn wel fors kleiner geworden. Dat geldt voor alle zes Vogelaarbuurten op de zuidoever van de Maas, maar vooral voor Afrikaanderwijk (dankzij de verbetering van de publieke ruimte) en Hillesluis (dankzij de verhoging van het voorzieningenniveau). Een hardnekkig ‘zeer negatief’ cluster bevindt zich ten zuidwesten van beide buurten: het gebied rondom het geheel vernieuwde Oleanderplein in de buurt Bloemhof. Het relatief hoge voorzieningenniveau kan de slechte score op veiligheid, bevolkingssamenstelling en woningvoorraad niet goed maken.
De Rotterdamse vooruitgang wordt deels overschaduwd door de neergang van wijken aan de zuidrand van de stad, aan de snelweg A15. Van Hoogvliet in het zuidwesten tot Groot-IJsselmonde in het zuidoosten is in de periode 1998 tot 2008 een opvallende verslechtering zichtbaar. Het onderzoek Waterbedeffecten van het wijkenbeleid concludeert dat met name IJsselmonde ‘substantiële druk’ ondervindt uit de Vogelaarbuurten.
Het sterkst is de achteruitgang in een buurt die al op de Vogelaarlijst stond: Pendrecht. In 1998 was er alleen rond de Den Bommelhof een ‘zeer negatief’ cluster. Tien jaar later zijn dat er drie, met een zwaartepunt rond de Abbenbroekweg. Net over de buurtgrens, in de Zuidwijk, ligt nog zo’n vierde cluster. Belangrijke factoren in deze achteruitgang zijn het teruglopen van het voorzieningenniveau, de afname van de veiligheid en het verlies aan sociale samenhang.
Ook aan de noordzijde van Rotterdam is een negatieve kentering zichtbaar: de buurten ten noorden van snelweg A20 dreigen af te glijden. Zo scoorde het zuiden van Schiebroek in 1998 nog ‘matig positief’, alleen het cluster rond de De Pintostraat had toen het predicaat ‘matig’. Tien jaar later is dit stukje afgezakt naar ‘negatief’, een predicaat dat ook de Paul Scholtensingel en omgeving ten deel viel. Belangrijkste oorzaken: afname van sociale samenhang en voorzieningenniveau.
De ontwikkeling aan de zuid- en noordrand wijzen erop dat Rotterdam haar problemen vanuit het centrum naar buiten duwt. Overigens blijven de problemen wel goeddeels binnen de gemeentegrenzen en exporteert de stad die nauwelijks naar buurgemeentes. Alleen het noorden van de Florabuurt in Capelle aan den IJssel laat een beperkt negatieve ontwikkeling zien.