Wie het tegenwoordig niet druk heeft, is verdacht. De maatschappelijk geslaagde mens heeft nergens tijd voor, hij haast zich van werk naar vrije tijd en plant zelfs zijn uurtje ledigheid. De klok regeert het leven.
‘We do our work by the clock, drink our Martini in the afternoon by the clock. Time goes on and on and on, time is a dictator’, zong Nina Simone in Who knows where the time goes. De tijd wordt voor steeds meer mensen een gesel. Onze omstandigheden weten we steeds beter naar onze hand te zetten, zelfs aan het klimaat zijn we niet helemaal overgeleverd. Op gezette tijden wisselen we onze druilregens in voor de tropische temperaturen van het golfslagbad of de Canarische eilanden. Maar tijd blijft als zand tussen onze vingers weglopen, onherroepelijk, nooit meer terug te halen. Klopte het maar dat tijd geld is, want geld is op te potten, uit te zetten tegen rente, terug te verdienen na een bankroet. Tijd tikt weg.
Om tijd te winnen ontwikkelen we technische hulpmiddelen. Produktiesnelheid, mobiliteit en efficiëntie groeien nog steeds. Maar de techniek is een verraderlijk hulpmiddel. Computers en satellieten vergroten onze snelheid dramatisch, maar de beschikbare informatie en de complexiteit stijgen navenant. Echte tijdwinst leveren ze niet op, de tijd wordt alleen maar voller. Tv en reclame weerspiegelen onbegrensde mogelijkheden om te consumeren, maar de consumptie zelf kost ook tijd. Terwijl we al te weinig tijd hebben om de trends te volgen. Modern leven noemen we onze tijdneurose.
Zonder de abstracte tijdmeting zou de moderne samenleving ontsporen. Ons leven draait op klokketijd, daarop zijn wij geprogrammeerd. We zijn geneigd de tijdsordening als een gegeven te nemen, als een natuurverschijnsel bijna. Maar tijd bestaat niet. Zandlopers en atoomklokken meten geen tijd, ze registreren slechts hun eigen beweging. Tijd is een cultureel bepaalde constructie en deze is aan grote verschuivingen onderhevig. Ook nu weer.
De registratie van tijd begon toen de mens zich op akkerbouw ging toeleggen. Om zich te kunnen voegen naar de seizoenen en de cyclus van de bodem maakte hij een kalender. Met de opkomst van de handelsklasse en geldeconomie maakt de cyclische tijdsordening plaats voor een lineaire. Van het verleden ging een stijgende lijn door het heden naar de toekomst lopen, elke gebeurtenis kreeg zijn vaste plaats op die lijn. Voor christenen is er aan het eind van die lijn nog een plaatsje in de hemel te verdienen.
In de loop van de tijd zijn de gebeurtenissen elkaar steeds sneller gaan opvolgen. Illustratief is een passage uit De omweg naar Santiago van Cees Nooteboom. Hij beschrijft hoe Philips de Tweede zijn rijk – waar de zon nooit onderging – bestuurde: ‘Je zond een brief weg, of een leger, of een landvoogd – dan was er een tijdlang niets, vervolgens werd dat niets verdubbeld door de afstand terug, en dan hoorde je wat ervan gekomen was: de gelijktijdigheid der gebeurtenissen waar wij zo aan gewend zijn, bestond niet.’ Tussen een vraag uit Europa en het antwoord uit Zuid-Amerika zat soms een jaar. Met e-mail duurt dat nu seconden.
Ook het verleden is ingebed in de heersende tijdsordening. De westerse geschiedenis loopt via jaartallen: 1492 ontdekking van Amerika, 1600 slag bij Nieuwpoort, 1945 bevrijding. In andere culturen wordt geschiedenis naar gebeurtenissen ingedeeld: een gewonnen veldslag tegen een leger met een olifant wordt herinnerd als Het Jaar van de Olifant. En niet het jaartal, maar het belang bepaalt hoe prominent en dus hoe ‘nabij’ de gebeurtenis ervaren wordt. Voor de Serviërs is de slag op het Merelveld, waarbij ze door het Ottomaanse rijk in de pan werden gehakt, veel dichterbij dan het jaartal 1389 zou doen vermoeden.
De moderne westerse tijdsordening wint steeds meer terrein. In niet-westerse samenlevingen zijn horloges al jaren trotse symbolen voor moderniteit. Maar de traditie laat nog niet na, er wordt nog maar ten dele naar de klok geleefd. Afspraken worden gemaakt ‘rond zonsondergang’, niet om 18.15 uur. En die verschillen in omgang met tijd bemoeilijken contacten tussen culturen. De punctuele Noordwesteuropese zakenman raakt tot het uiterste getergd door het Zuideuropese ‘mañana’. Of hij moet op vakantie zijn en zich juist laven aan die zuidelijke zeeën van tijd.
Nog steeds is de tijdsordening in veel niet-westerse samenlevingen cyclisch. In de Arabische wereld bijvoorbeeld gebeuren dingen op de tijd die Allah daartoe bestemd heeft. Omdat alles zijn eigen tijd heeft, is te laat komen onmogelijk.
Maar door de moderne communicatiemiddelen en de toegenomen mobiliteit wordt de wereld steeds meer een marktplaats waar diensten op elkaar moeten worden afgestemd. Wie in de global village leeft, houdt zich aan klok. Internationale effectenhandel draait om seconden, en wereldwijd zijn dat dezelfde seconden. Zondagavond 20.00 uur in New York valt samen met 9.00 maandagmorgen in Hongkong. De westerse tijdsordening is het uniformerende principe. Dat betekent tevens dat tijd wereldwijd steeds meer in het licht van het nutsdenken komt te staan. Tijd wordt geld en begint te vliegen. En dan is er altijd tijdgebrek, schaarste.
Het dag- en nachtritme is een natuurlijke Zeitgeber die de tijd ordent ofwel synchroniseert. Van de sociale Zeitgeber is arbeid de belangrijkste: werktijden en openingstijden zorgen voor een collectief tijdskader. Vrije tijd kon pas ontstaan toen het werk duidelijk werd afgegrensd van de rest van het leven. Verschuivingen in onze tijdsordening vallen vaak samen met veranderingen in arbeidspatronen.
Door de tijd- en bewegingsstudies van Taylor werd de arbeid opgedeeld in handelingen van seconden. De mens werd het verlengstuk van de lopende band. Daarmee drong de tijd door in het lichaam. Nog steeds verrichten een kwart miljoen mensen in Nederland kort-cyclische arbeid. Ook in de dienstverlening neemt de standaardisatie toe, de ‘Toyotisering van het bankbedrijf’. En de tijdsdwang dringt ook door in de creatieve beroepen: met tijdschrijven moeten zij hun werkzaamheden doorzichtig maken. Schatte een advocaat nog niet zo lang geleden de hoogte van zijn declaratie door het dossier op zijn hand te wegen, nu moet hij de gewerkte tijd in eenheden van zes minuten specificeren en verantwoorden.
De negen-tot-vijf-baan maakt in toenemende mate plaats voor just in time-bedrijfsvoering. Just in time delivery, just in time learning, just in time production, just in time communication. Was de deadline vroeger voorbehouden aan journalisten, nu moeten steeds meer werknemers alles precies op tijd klaar hebben, niet vroeger, niet later. Door decentralisatie sijpelt de verantwoordelijkheid voor de tijdsplanning steeds verder naar beneden in de organisatie. Autonomie op de werkvloer en zelfsturende teams maken de werknemer zelfstandiger, maar vergen ook meer van hem.
Organisaties moeten lean and mean zijn, op het anorexia-achtige af. Er is geen plaats meer voor ‘ome-Jan-functies’, waar de minder capabelen hun werkkracht inzetten. En life time employment is verdwenen, ook bij de overheid, Philips en IBM. Nu werknemers niet langer kunnen vertrouwen op de loyaliteit van hun bedrijf, zijn ze aangewezen op hun kennis en vaardigheden. Maar dit kapitaal veroudert steeds sneller. Bijscholen, netwerken, in beweging blijven luidt het parool. De dwang van de tijd en efficiëntie laat steeds minder luwte. Een groeiend leger van overspannen mensen is het gevolg. Voor overspannenheid beschikken we al over meer dan twintig verschillende termen: van burnout tot hyperesthetisch-emotioneel syndroom. Tegelijk heeft de tijdsdruk ook een verslavende werking: een manager heeft kick na kick nodig, hij voelt zich onthand als hij geen tweehonderd beslissingen per dag moet nemen. Tijd hebben is verdacht, wie maatschappelijk iets betekent heeft geen tijd. Veel uren maken wordt gecultiveerd en iemand laten wachten is een uitdrukking van de onderlinge machtsverhouding.
Op allerlei manieren proberen mensen aan de toenemende tijdsdruk te ontsnappen. Snelle adviseurs komen met de ene noviteit na de andere – en maar al te vaak zijn het vanzelfsprekendheden van weleer: rust op het werk (Henk Hofland pleit al jaren voor een middagdutje op het werk), mogelijkheden tot autonome tempovariatie (je krachten beter verdelen, ofwel af en toe lijntrekken) en de panacee: timemanagement. Op welk punt in hun loopbaan zijn al die mensen toch hun grenzen uit het oog verloren en simpele ordeningsprincipes als agenda’s kwijtgeraakt, om vervolgens in duurbetaalde cursussen het wiel van de vorige generatie opnieuw uit te vinden?
Eennieuw geneesmiddel tegen de rigide tijdsdwang is de flexibilisering van de arbeid. Laat individuen zelf bepalen wanneer ze willen werken, zeggen voorstanders van de ‘flexi-maatschappij’. Verleng de bedrijfstijd en verkort de arbeidstijd, op naar de 24-uurs economie. Mensen kunnen dan zelf hun tijden invullen, al naar gelang hun wensen en behoeften. In combinatie met telewerken kunnen de werktijden geheel gespreid worden.
De consequenties van zo’n grootscheepse herschikking van de tijdsordening zijn nauwelijks te overzien. Als de overheid minder tijdskaders schept door het loslaten van werktijden en weekend, komt de verantwoordelijkheid voor synchronisatie meer en meer bij individuele gezinnen te liggen. Het vergt een steeds groter roostertechnisch vernuft om de tijdschema’s van alle activiteiten en diensten op elkaar af te stemmen: dubbele banen, schoolvakanties, kinderopvang, cursussen, doktersbezoek, sport, cafébezoek, met wat kunst- en vliegwerk gaat het net, maar wie haalt dan de was van moeder op nu het verzorgingshuis daar niet meer voor zorgt? Gezinsleden die elkaar alleen nog bij de koelkast en magnetron ontmoeten zijn niet langer voorbehouden aan Amerikaanse soaps.
In de praktijk blijkt de meervoudige belasting vooral op vrouwen terecht te komen. Het aantal jaren dat vrouwen betaalde arbeid verrichten steeg de afgelopen eeuw van twintig naar dertig, bij mannen nam die arbeidstijd af van 56 naar 46 jaar. En de feministische golven ten spijt: vrouwen zijn nog steeds de spil van het huishouden. De overheidsslogan ‘Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’ krijgt zo een wrange bijsmaak. Om de volgende generatie voor te bereiden op deze taken zal een cursus timemanagement misschien al tot het lespakket van groep vier van de basisschool moeten behoren.
Niet alleen de arbeidstijd, maar ook de vrije tijd komt steeds verder onder druk te staan. Na meer dan een eeuw groei neemt sinds twintig jaar de beschikbare vrije tijd af. We zijn nog geen Japanners die vier avonden per week verplicht met collega’s doorbrengen, maar we maken onze vrije tijd wel steeds dienstbaarder aan het werk: we onderhouden ons netwerk, volgen cursussen, bezoeken de juiste borrels, beoefenen de sport die bij onze beroepsstatus past.
Terwijl de vrije tijd slinkt, groeit het repertoire aan vrijetijdsbestedingen. De ideale moderne mens heeft niet alleen een fantastische baan, een leuk gezin, een uitgebreide vriendenkring, een actief sportleven en vakanties naar avontuurlijke bestemmingen, hij is ook cultureel actief en leest goede boeken. Helaas is zijn boekenkast al lang geen spiegel meer van zijn ziel, maar van de boekentoptien van de afgelopen jaren. Natuurlijk heeft hij die boeken niet gelezen, zelfs aan de recensies komt hij alleen diagonaal toe. De vrije tijd raakt in steeds kleiner eenheden opgedeeld: tijd om te cocoonen, quality hours met de familie, alles op zijn tijd in een afgemeten tijd, zodat er nooit een gevoel van ruimte is. Zelfs tijd verdoen wordt een agendapunt, van kwart over vier tot zes.
Aanbieders van produkten en diensten vechten om de tijd van de consument. De strijd gaat amper meer om zijn geld, maar om zijn spaarzame tijd. Boeken kunnen nog ongelezen in de kast staan, maar helikopterskieën, een trektocht door de Sahara, de cyclus van Chinese films in de bioscoop, een cursus Internet en een house party kosten tijd. Massa-evenementen zullen in een flexibele samenleving steeds moeilijker voldoende mensen op dezelfde tijd en plaats bij elkaar kunnen krijgen.
Terwijl de werkenden voortstressen, haakt een toenemende groep inactieven af. Tijd is alles wat ze hebben, meer dan ze kunnen gebruiken. Zij gaan gebukt onder de keerzijde van tijdgebrek: verveling, deprivatie van prikkels, ontreddering. Op zaterdagmiddag vormt het Utrechtse Hoog Catharijne een metafoor van de afbrokkelende tijdsconventie: de massa langzaam slenterende funshoppers wordt doorsneden door verhitte tweeverdieners die de weekboodschappen proberen binnen te halen. Daar tussendoor scharrelen zwervers, junkies en psychisch gestoorden hun kostje bij elkaar en wachten tot ze het terrein weer voor zich hebben. Van collectieve tijdskaders is steeds minder sprake. Het verschil van dag en nacht vervaagt en de traditie die alles aan vaste uren bindt, verliest haar ordenende kracht.
De tijdsordening verschuift naar een minder eenduidig systeem. We leven met steeds meer gelijktijdigheid van gebeurtenissen. De automatisering grijpt diep in onze tijdsordening in. Via CNN en Internet kunnen we alles aan de weet komen, op elk moment van de dag. Dat maakt ons onderdeel van veel systemen over de hele wereld. Binnenkort kan iedereen overal bij zijn, 24 uur per dag. Maar ontsnapping aan de dictator tijd zal dat niet brengen. Genezing van de tijdneurose evenmin.