Ze hebben nergens meer ontzag voor, de mensen van tegenwoordig, zelfs een eerbiedwaardig spook boezemt angst noch beven in. Dat was vroeger wel anders, ik weet nog goed wat voor rilling er in 1733 door Amsterdam ging toen ik mijn man op mijn doodsbed bekende dat ik mijn zuster Dina de hersens had ingeslagen. Hij schreeuwde: ‘Wees verdoemd, zustermoordenares, je zult ronddolen op de plaats van je misdaad tot in eeuwigheid.’
Enfin, ik deed mijn best, ik haalde er in 1853 deze krant nog mee. Volgens het Algemeen Handelsblad, zoals het toen nog heette, stroomden ‘duizenden elke avond naar de Zeedijk, waar, zo heet het, een spook door akelige geluiden de rust van eenige huizen stoort.’ Twee jaar later werd de steeg zelfs naar mij vernoemd. Ik vond het jammer dat ze mijn naam, Helena, toen niet gebruikten, maar ‘Spooksteeg’ vond ik toch ook al een heel succes.
Langzaam kwam de klad erin, mensen vergaten zelfs waarom de steeg zo genoemd werd. Niemand liet zich meer afschrikken, mijn steeg werd weer volop gebruikt als doorsteek van de Zeedijk naar de Oudezijds Achterburgwal. Tot de junks kwamen, daar hadden de mensen wel schrik voor. Een beetje overdreven wat mij betreft, want al zien die gasten soms erg bleek, ze halen het niet bij een echt spook. In ieder geval kwamen er in de jaren tachtig hekken te staan, niet alleen bij mijn steeg, ook zo’n veertig andere werden afgesloten. Een ‘tijdelijke maatregel’ volgens het officiële gemeentebesluit: als er een einde kwam aan de ‘noodsituatie’ moesten de stegen weer open.
Inmiddels zijn de tijden drastisch veranderd: de verloederde Kop van de Zeedijk, waar pand aan pand werd gedeald, is tegenwoordig een aaneenschakeling van keurig gerenoveerde cafés, hotels en trendy winkeltjes. Voor heroïne kun je hier niet meer terecht, wel voor een geheel verzorgde vrijgezellenavond met een workshop smartlappen, inclusief cd-opname. En dus besloot het bestuur van stadsdeel Centrum in 2006 om de helft van de stegen weer te openen, tot mijn opluchting zat de mijne er ook bij.
Maar drie jaar later is er nog geen hek verdwenen, het verzet van buurtbewoners blijkt taai. D66-deelraadslid Bruno van Moerkerken snapt niet waarom het allemaal zo ingewikkeld is en in Het Parool zei hij ferm: ‘Als ze een metrolijn onder de stad aanleggen, dan kunnen ze ook wel een steeg openen. Waar een wil is, is een weg.’ Nou was die beeldspraak met de verzakking van de panden aan de Vijzelgracht niet erg gelukkig, maar het idee was duidelijk: ‘Hekken weg, bezem er doorheen en het is in orde.’ Hij stelde uitgerekend mijn steeg voor als ‘pilotproject’. Een stroom boze brieven van mondige binnenstadsbewoners was zijn deel. ‘Waarom zouden we in de romantiek blijven steken?’ reageerde bijvoorbeeld Janhuib Blans, ‘de tram heeft ook geen open achterbalkon meer.’
Gelukkig ziet Janny Alberts, de directeur van de NV die panden opkoopt en verhuurt aan de Zeedijk, wel iets in openstelling. Ze vindt het zonde dat de prachtige brug die mijn steeg verbindt met de Vredenburgersteeg al twintig jaar verboden gebied is, op Google Maps ontbreekt ze zelfs geheel.
Voor spuitende junks is Alberts niet bang, maar ze heeft wel problemen met dronken wildplassers, die vindt ze echt een ramp. Nou, daarbij zou ik als spook natuurlijk wel een handje kunnen helpen, ik beschik niet voor niets over een geluid ‘alsof een smartelijke stem door een scheepstoeter schreeuwt’, aldus Het Parool in 1953. Je ziet zo’n man al terugdeinzen als ik hem onverwachts tot de orde roep. Zeker weten dat hij, als hij met een zeiknatte broek bij zijn vrienden terugkomt, voorgoed van het wildplassen is genezen. Zet open dus, die hekken.