In de jaren na de Tweede Wereldoorlog verwierf Rotterdam internationale faam met stedebouwkundige projecten als de Lijnbaan. Nu willen beleggers het winkelgebied dichtbouwen.
‘Een boek over de Lijnbaan?’ De wenkbrauwen van de verkoper van boekhandel Donner, gevestigd op diezelfde Lijnbaan, gaan omhoog. Zijn kasten puilen uit van boeken over Rotterdam, zoals de zesdelige serie Charlois in vroeger tijden, Rotterdam van feest tot feest, 100 Jaar elektrische tram in Rotterdam en het dikke, degelijke Stad in aanwas. Verder veel havens, bruggen en oorlog, maar de Lijnbaan staat er niet tussen. ‘Ach’, zegt de verkoper troostend, ‘het schijnt een paradepaardje geweest te zijn, maar nu is het een gribus, van mij mogen ze het aanpakken.’
De Rotterdammer heeft een gespleten ziel: hij is verrukt over het hoogste, grootste, modernste en tegelijk koestert hij zich graag in het roemrijke verleden van zijn stad: het gemeentehuis, de Laurenskerk, De Hef. Maar tussen nu en toen gaapt een groot gat: de naoorlogse periode. Te nieuw voor nostalgie, te oud voor Now & Wow. En dus lijkt wethouder Karakus (Wonen en Ruimtelijke Ordening) aanstaande donderdag in de gemeenteraad weinig problemen te krijgen met zijn nieuwe masterplan. In eerste instantie zal de westzijde van de Lijnbaan worden aangepakt: de flats, de distributiestraten, de dwarsstraten en de binnenhoven.
Het initiatief tot de grootschalige ingreep is niet afkomstig van de gemeente, maar van de drie beleggers die de Lijnbaanflats in eigendom hebben en voor wie, zoals Karakus schrijft, ‘het vastgoed in de huidige staat niet langer voldoende rendeert’. De oplossing is: zes torenflats van 70 tot 140 meter toevoegen, de distributiestraten overkappen en de openbare hoven gedeeltelijk privatiseren. Protest komt van de huidige bewoners, die bang zijn voor slagschaduwen en rukwinden, en van architecten en historici, die vinden dat een van Nederlands beroemdste ensembles wordt verkracht. Architect en publicist Piet Vollaard vergelijkt het belang dat de Lijnbaan voor Rotterdam heeft met dat van de Herengracht voor Amsterdam, de Oude Gracht voor Utrecht en de Lange Voorhout voor Den Haag. Maar, met alle respect: de Lijnbaan is internationaal veel vermaarder. Vanaf de opening in 1953 kwamen architecten en stedenbouwers van over de hele wereld kijken hoe je een winkelwandelgebied moest ontwerpen. Lewis Mumford schreef in The New Yorker: ‘Iedereen zegt, dat Rotterdam de enige stad in Europa is, die de rampspoedige gevolgen van oorlog en bezetting in een triomf heeft doen verkeren en deze keer heeft iedereen gelijk.’
Nog altijd geeft de Lijnbaan je het gevoel dat je door een jaren vijftigmaquette loopt: een brede, lage straat waarachter steeds hogere flats opduiken, in strenge orde opgesteld rond geschoren grasvelden. Alles is hier rechthoekig, van de luifels voor het winkelend publiek tot de flats waarvan je ’s avonds alleen de rasters van verlichte galerijen ziet. ‘Een stedenbouwkundig ensemble van massa en leegte’, schrijft Crimson Architectural Historians, het bureau dat in 2004 in opdracht van de gemeente Rotterdam een cultuurhistorische analyse van de Lijnbaan maakte. Crimson is fel gekant tegen het nieuwe masterplan met de zes nieuwe torens, omdat daarin de hoven worden dichtgebouwd, wat leidt tot ‘een ruïne van dichtgebouwde oases en dichtgeslibde ruimtes (…) een ruimtelijk en functioneel moeizame klontering van gebouwen.’
Om dat te voorkomen wil het bureau van de Lijnbaanhoven een gemeentelijk monument maken met een ‘rekkelijke omschrijving’. De winkelstraat zelf hoeft dus niet te worden teruggerestaureerd naar de oorspronkeljke staat, zoals je die op dit moment alleen nog bij juwelier Heetman aantreft. Toch zou zo’n ongegeneerd nostalgische aanpak wel eens een veel effectievere manier kunnen zijn om de Rotterdammers voor de Lijnbaan te winnen. Die strategie werkte tenslotte ook bij dat andere Rotterdamse icoon van de wederopbouw, het Groot Handelsgebouw. Sinds dat tussen 2001 en 2005 tot in de puntjes is gerestaureerd, schoten de huren omhoog en vechten architectenbureaus en advocatenkantoren om een plekje. Als de elite gepaaid kan worden met nostalgie, dan moet dat met het volk toch ook lukken?