De A10 is de verkeersader rond het hart van Amsterdam. Tijs van den Boomen verkende de 32 kilometer asfalt in een tiendelige serie. Vandaag deel 9.
Spandoeken aan de blauwe kantoortoren bij afslag S104 kondigen de aanstaande verhuizing van stadsdeel Bos en Lommer aan. Ze hangen alleen aan de kant van de snelweg, buurtbewoners hoeven blijkbaar niet te weten dat hun stadsdeelkantoor vanaf 12 oktober in dit gebouw zit. Boven op het viaduct zelf komen twee kantoorpanden van een kleine dertig meter, de bouw start eind volgend jaar. Tegelijk zal de markt aan het Gulden Winckelplantsoen op het niveau van de snelweg worden getild, nu ligt die nog in een kuil in de oksel. ‘De Turkenmarkt wordt ze genoemd’ zegt de rossige eigenaresse van café-restaurant Gulden Winckel. ‘Dit is de goedkoopste markt van het land, van heinde en ver komen ze boodschappen doen.’ Hier vind je tweede keus hoeslakens voor drie piek, acht stukken Lux zeep voor vijf gulden en gootsteenontstoppers voor één gulden. Het plein is bezaaid met gele bladeren, de herfst begint hier vroeger dan in de rest van de stad.
De afrit naar Haarlem is favoriet bij rijschoolhouders, op de korte strook moeten in- en uitvoegende auto’s elkaar zonder kleerscheuren zien te kruisen, geen van beide hebben ze voorrang. Met gespannen blik stuurt Margot de lesauto naar rechts, door haar beginnersogen ziet de A10 er chaotisch uit: glassplinters, getoeter, knipperende lichten, denderende vrachtwagens, gehavend asfalt. Als ze aarzelt zegt rij-instructeur Jan Douwes: ‘Je moet een beetje brutaler zijn, je moet ze deelgenoot maken van jouw probleem.’ In- en uitvoegstroken blijken er in soorten en maten te zijn. Douwes doceert: ‘Weefvakken, automatische invoegstroken die overgaan in rijstroken en tapers waarbij de invoegstrook taps uitloopt in de hoofdrijbaan zodat je moet ritsen.’
Dankzij de eeuwige grafrechten is het kerkje van Sloterdijk twaalf jaar geleden van de slopershamer gered. Nu is het witte kerkje uit 1664 een favoriete trouwlocatie. ‘Sommigen trouwen zonder extraatjes, een in-en-uit-huwelijk noemen we dat’, vertelt Ramon Oudhaarlem van het partycentrum dat in de kerk is gevestigd. ‘Maar de meesten willen meer. En dat kan: de vlag in top kost 25 gulden, de rode loper honderd en tweemaal klokkenluiden komt op vijftig gulden.’ Het blonde bruidspaar van vanmiddag wilde alles erop en eraan, het laatste stuk bruidstaart krijgen ze mee in een stuk aluminiumfolie. Meteen begint de ombouw voor het trouwfeest van het volgende stel.
Aan de overkant van de A10, op het bedrijventerrein dat naar het eeuwenoude dijkdorp is vernoemd, glimmen de kantoortorens elkaar hooghartig tegemoet. Voor het kerkje hebben ze geen oog. Het geknikte grijze gebouw van de belastingdienst was oorspronkelijk bestemd voor uitgeverij Elsevier. Een opengeslagen boek moest het toen nog voorstellen, nu verbeeldt het een geopende knip. De parkeergarage aan de voet is gehuld in een zwarte doorkijkblouse.
Het twintigste eeuwse Sloterdijk is piekfijn verzorgd, de turkooizen lantaarnpalen zijn familie van de gouden kitsch op het Damrak. Zelfs de lege kavels zijn getooid met een geschoren grasmat en omzoomd met rechte rijen populieren. Hier werken duizenden mensen, maar tijdens kantooruren liggen de keurige trottoirs en getrimde parkjes er verlaten bij. Alsof de neutronenbom net is gevallen.
De barkeeper van het iets verderop gelegen wegrestaurant Coentunnel komt met de trein naar zijn werk. ‘Het is twee minuten lopen naar het station Sloterdijk, en zo kan ik lekker m’n biertje blijven drinken.’ Dat geldt ook voor zijn publiek: vijf obers lopen af en aan om de lunchtafels van vertegenwoordigers, automatiseerders en Telegraaf-journalisten vol bier en witte wijn te zetten. Grappen zijn van het kaliber: ‘Ben je nou interessant aan het doen of kun je echt lezen?’
Ook het legergarnizoen van Amsterdam huist aan de snelweg sinds de Oranje Nassaukazerne midden jaren tachtig werd gesloten. Geen karakteristiek Napoleontisch gebouw meer, maar een
doorsnee kantoorpand tussen Einsteingebouw en Coengebouw. Voor de poort geen zandhaas in een wachthokje, maar een beveiligingsbeambte in een glazen vitrine. Soldaten slapen er niet meer, de Kolonel Sixkazerne is een ‘facilitair bedrijf’. Kapitein F.Ch.J. van Horn, gekleed in camouflagepak en kistjes: ‘Sinds de afschaffing van de dienstplicht moeten we oppassen dat de krijgsmacht niet wegzakt uit het collectieve geheugen. Daarom sponsoren we deze week de mondiale beurs van leliekwekers. De landmacht wordt daar met recht in de bloemetjes gezet.’
Bij elektriciteitscentrale Hemweg beginnen de westelijke haven pas echt. De schoorstenen fungeren als reusachtige windvanen, de rechter rookt altijd, de linker alleen bij flinke kou en bij stroomstoringen elders in het land. Overdekte transportbanden schuiven kolengruis in de mond van de vuurhaard. Rechts priemen de ijle masten van Westpoort Terminals naar de hemel. Onder een doordringend gehuil duwt een dieselloc een sliert wagons over de sporen, op de voorplecht staat een mannetje op de uitkijk. Op zoek naar bedrijven draaien vertegenwoordigers rondjes op de bemoste kades. Automonteurs scheuren rond om gerepareerde auto’s te testen.
Onderaan afslag S101 zit Abdij Dino, een wegrestaurant in nostalgische kasteelsfeer. Overdag en ’s avonds is dit het domein van vrachtwagenchauffeurs en havenarbeiders die met een pijpje bier wachten tot de file oplost. Vanaf half vijf uur ’s morgens kunnen de onvermoeibare gasten van de iT hier terecht voor afterparties. ‘In het begin was die nieuwe huurder wel wennen’, zegt barkeepster Corrie, ‘alles moet er ’s nachts tenslotte uit, je vaasjes, je kleedjes, je stoelen. Als ik ’s ochtends om acht uur de eetzaal weer kom inruimen, zijn er soms nog een man of honderd. Alle luiken zitten dan potdicht om het daglicht buiten te houden.’