Met 147 kilometer per uur kleeft een paarse Opel op de bumper van een busje. ‘Ga eens op de middelste baan rijden’, zegt agent Frans Zuiderhoek tegen zijn collega Aalt Hop, ‘dan krijg ik hem mooier in beeld.’ Het is niet nodig om de man vervolgens naar de zijkant te dirigeren, hij slaat uit zichzelf af naar een tankstation. ‘Typisch zo’n gewoonte-douwer, hij heeft niet eens haast’, bromt Zuiderhoek.
‘Komt u maar even op de passagiersplaats zitten, dan zal ik u laten zien waarom we u hebben aangehouden’, zegt Hop tegen de vertegenwoordiger uit de Opel. Hij heeft de video-opname teruggespoeld en wijst aan: ‘Kijk, u houdt nog geen drie meter afstand, minder dan een witte streep op de weg.’ De vertegenwoordiger probeert de schuld eerst nog op het busje voor hem te schuiven, maar al snel legt hij het hoofd in de schoot. Met de folder over reactietijden en afstand houden in de hand vraagt hij geroutineerd: ‘Wat zijn we kwijt vandaag?’ ‘Bij tachtig kilometer per uur staat hier al 280 gulden voor.’
Hop is een van de initiatiefnemers van het anti-ergernisteam van de politie, officieel het ‘Video Registratie Onopvallende Surveillance’ (VROS). In een donkerblauwe Ford Mondeo rijdt hij met collega Zuiderhoek in de buurt van Utrecht rond met een draaiende video-8 camera ter hoogte van de achteruitkijkspiegel.
Maatschappelijk werkers ontdekten het nut van de video eind jaren tachtig. Video-hometraining bleek een goed hulpmiddel om ouders te confronteren met de manier waarop ze hun kinderen opvoeden, beelden van het eigen gedrag zijn immers moeilijk te ontkennen. Ruim een jaar geleden begon Hop een proefproject om weggebruikers op eenzelfde manier op te voeden. Aanvankelijk ondervond hij vooral scepsis, tot bleek dat het aantal misbruikers van de vluchtstrook daalde. Sinds januari rijden er zes gespecialiseerde VROS-teams door heel Nederland.
Hop heeft een strak protocol uitgewerkt. ‘Overdonderend moet het zijn, als een goed geoliede machine. De collega gaat naar buiten, stelt zich netjes voor en hij is ook degene die beslist of hij een procesverbaal geeft of slechts een waarschuwing. Ik leg alleen uit wat iemand precies gedaan heeft. Zo voorkom je discussie. Uit den boze zijn vragen als: “Weet u waarom we u hebben aangehouden?” Het is geen quiz, we laten mensen in hun waarde. Daarom zetten we ze ook op de rechterstoel, dat praat gelijkwaardiger dan als we ze achterin zetten.’
Even later heeft Hop een aanhouding volgens het boekje, een beduusde vijftiger met zijn vrouw. Op de parkeerplaats doceert Hop: ‘Kijk, dit is uw auto, u rijdt al vijftienhonderd meter op de derde strook. Rechts van u zijn twee stroken leeg. Wij rijden rechts en we moeten één, twee, drie stroken opschuiven om u in te halen. Dat stukje rijgedrag geeft irritatie bij andere weggebruikers.’ De man knikt schaapachtig. ‘Dat wilden we u laten zien. Mijn colleg zal verder procesverbaal opmaken.’ Tevreden zegt hij later: ‘Deze man vergeet onze boodschap zijn hele leven niet meer. Die vertegenwoordiger niet, die is het met een beetje pech vanavond al vergeten. Bij hem zorgen de beelden alleen dat je geen welles-nietesspelletje krijgt. ’
Verdwenen zijn de Porsches waarmee de Rijkspolitie langs de snelwegen patrouilleerde. Op de linkerrijstrook scheurden ze je voorbij. ‘Al is de overtreder nog zo snel, de politie achterhaalt hem wel’, was de impliciete boodschap. Begin jaren negentig werden ze wegbezuinigd. Tegelijk maakte het persoonlijke toezicht steeds meer plaats voor automatische controle. Van Amsterdam tot Eindhoven houdt de politie ‘gericht verkeerstoezicht’. Mobiele radarposten flitsen per jaar 200 tot 250 duizend snelheidsovertreders. De foto’s gaan naar de ‘verwerkingsstraat’ van de verkeerspolitie, het incassobureau van Justitie stuurt een bon en met girotel maakt de overtreder het geld over. Snel, efficiënt en geruisloos. Het beleid is succesvol: het percentage overtreders daalde van 20 à 25 procent tot vijf à zes procent voor de stukken waar 120 mag worden gereden. Op de honderd-vakken rijdt nog negen à tien procent te hard.
Snelheidscontrole is vooral een instrument om files te bestrijden: als iedereen even hard rijdt kunnen er meer auto’s over dezelfde weg. Ook het milieu en de veiligheid zijn gediend bij een gelijkmatige verkeersstroom. Deze doelen zijn de gemiddelde automobilist echter een zorg: die ergert zich aan mensen die geen afstand houden, onnodig links rijden of onjuiste verlichting voeren. Deze overtredingen staan op de eerste drie plaatsen van de ergernis-top-tien. Elke maand richten de VROS-teams zich op een ander thema uit de top-tien.
Zo wordt de snelweg steeds verder gepacificeerd. Het anoniemste stuk van het openbare domein verandert in een nationale huiskamer: helder verlicht, schoon en goed bewaakt. Op de A10, de ringweg rond Amsterdam, houden camera’s het verkeer 24 uur per dag in de gaten. Politieagenten volgen de verkeersstromen op rijen monitoren, alsof ze kijken naar het interne bewakingscircuit van een winkelscentrum. De rechter verplicht dronken rijders om een driedaagse cursus te volgen, de Educatieve Maatregel Alcohol. En chauffeurs met ergerlijk of gevaarlijk weggedrag krijgen een training van Hop en zijn collega’s. Het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) is verder van plan om, naar analogie van de stadswachten in de centra van steden, honderd verkeersassistenten aan te stellen om het verkeer in de spits te begeleiden.
De anti-ergernisteams leveren de politie veel gratis publiciteit op. De spectaculairste beelden worden gretig uitgezonden door reality tv-programma’s. Het lijkt wel het computerspelletje A2-Racer, maar dan life. Door de publiciteit heeft het project een veel grotere uitstraling dan met intensief patrouilleren mogelijk zou zijn. En bovendien is het goede reclame: de politie doet meer dan alleen maar bonnen uitdelen voor twee kilometer te hard rijden. Moeite heeft Zuiderhoek echter met programma’s als Blik op de weg: ‘Daaraan verlenen wij geen medewerking meer. Ze willen zo lang mogelijk wachten met ingrijpen in de hoop dat het nog spectaculairder wordt. Het is een slecht voorbeeld als de politie met 170 door de bebouwde kom rijdt en rechts inhaalt.’
De werkelijkheid is een stuk prozaïscher. In de file op de A2 bij Vianen rijdt voor ons een auto steeds met twee wielen de vluchtstrook op, om onmiddellijk weer terug te kruipen. Geamuseerd wacht Hop af wat de man gaat doen. ‘Vroeger pakten we hier per keer vier, vijf auto’s die over de vluchtstrook en tankstation Jutphaas wilden voorkruipen. Nu is het zeldzaam geworden. Officieel is het trouwens niet verboden om over een tankstation te rijden, maar met het nieuwe artikel vijf van de Verkeerswet – algemeen gevaar veroorzaken – kunnen we ze al snel opschrijven voor te hard rijden.’ De Mercedes wacht netjes op de afrit en rijdt tergend langzaam over het Shell-station. Bij de volgende inspectieronde bij het tanksation is het wel bingo: een oud Golfje rijdt net over het ‘splitsingsvak’ van de vluchtstrook. We draaien de file uit, en achter ons schieten drie, vier auto’s als schapen ook de vluchtstrook op. ‘Als hij het doet, dan wij ook’, moeten ze denken.
De Golf blijkt bestuurd te worden door een servicemonteur, hij gaat nat voor 120 gulden. Voor geen gordel dragen en te hard rijden krijgt hij slechts een waarschuwing. ‘Je moet iemand niet helemaal uitkleden. Bovendien bepaalt Frans al voordat hij uitstapt waarvoor hij hem gaat opschrijven. Dat deel je ook meteen mee, dan hoeven mensen niet te gaan draaien en slijmen. We zijn hier niet op de markt of in Polen.’ De monteur, een verlegen krullebol, geeft Zuiderhoek netjes een hand ten afscheid. ‘Negenennegentig procent van de contacten is niet-agressief’, zegt die later, ‘dat komt ook doordat er geen omstanders bij zijn tegenover wie mensen zich groot willen houden.’
Een oproep van de mobilofoon stuurt de wagen richting Breda, in Driebergen is een telefonische melding van a-sociaal weggedrag binnengekomen. Hop trapt met genoegen het gaspedaal in. De melding vinden we niet, wel stuiten we op een bestelbusje dat met 142 bij een wegversmalling een andere auto afsnijdt. We halen het busje in en het stopbord op de hoedenplank komt omhoog. Terwijl we naar de volgende afslag rijden, passeren de afgesneden automobilisten ons met opgestoken duim. Na het zien van de beelden zegt de Tilburgse aannemer: ‘Ik had niet gezien da’k al over de witte streep was, maar nou ben ik het er wel mee eens. 240 Gulden? Nou, ja, dat moet maar.’ Veel indruk maakt het niet op hem: ‘Ik kan er ook niks aan doen, ik wou gewoon naar huis.’