Virtuele contacten zijn leuk, maar uiteindelijk wil je je gesprekspartner toch ontmoeten. Waar spreek je af voor de zakenlunch?
De VVD’er is een gespleten mens. Zijn liberale beginselen dwingen hem om de vrijheid en de moderniteit te omhelzen, maar in zijn hart schuilt een nostalgicus die terugverlangt naar overzichtelijker tijden. Hij wil overal bedrijventerreinen met glimmende kantoorkolossen neerzetten, maar zijn vrije tijd brengt hij liefst door in een ‘tijdloze ambiance’ waarmee hij de smaak van de voorlaatste eeuwwisseling bedoelt. Welnu, voor deze gespleten borst is in Rotterdam een nieuw restaurant verrezen.
Aan de voet van de Brienoordbrug, te midden van de wolkenkrabbers van bedrijventerrein Rivium, is ’t Zalmhuis herbouwd. De architect heeft een vrije interpretatie gemaakt van het jugendstil-paviljoen dat in de jaren vijftig werd gesloopt: de veranda om het gebouw is Amerikaans, het interieur is een mengeling van een Franse brasserie, een Engelse club en, inderdaad, een jugendstil-koffiehuis. Begin vorig jaar opende Gerrit Zalm deze bonbonnière.
Op de dag dat ik er ga lunchen staat de parkeerplaats vol dure auto’s. Er blijkt een besloten lezing van VNO-NCW Rotterdam te zijn, met als spreker niemand minder dan Hans Wiegel. Ook in de vrij toegankelijke lunchzaal zijn krijtpakken en gepommadeerde haren rijkelijk vertegenwoordigd. En op de achtergrond speelt, ongelogen, beschaafde dixieland.
‘Het is, of met haar water en wind, zij ons heeft opgevoed / in ruimte en vergezicht, de kusten van onze toekomst tegemoet.’ Met deze regels van de Rotterdamse dichter Jan Prins opent de menukaart, ze zouden zijn ‘geïnspireerd door het onmetelijke uitzichtŠ’. Nu is de blik op de scheepswerven, de vrachtboten en de dubbele boog van de Brienoordbrug inderdaad adembenemend, maar het gedicht heeft Prins alleen in het Zalmhuis voorgedragen, niet geschreven. Kon de kniesoor niet nalaten op te merken.
In het Zalmhuis eet je zalm, lijkt me logisch. Er staat zelfs huisgerookte zalm op het menu, helaas blijkt die nog zouter dan de kappertjes waarmee hij geserveerd wordt. Terwijl ik wacht op een ‘blond taartje’ bij wijze van dessert, stroomt de zaal langzaam leeg. Het geroezemoes verstomt, kelners maken de tafels schoon, op het plafond blikkeren de zonnestralen die door het water weerspiegeld worden. Wiegel is ver weg en ik geef me over aan lome ledigheid.
Zalmuis, Schaardijk 396, Kralingse Veer