Weekend Zélande

PublicatieAD Magazine, 1 januari 2000
BeeldMaruschka Kraal
TrefwoordenToerisme

Het bungalowpark fungeert als mixer. Moeiteloos worden geur, tijd, smaak, cultuur en klasse van alle bezoekers gemengd. Een portret van Port Zélande.

Eindeloos strekt de dijk tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland zich uit onder de grijze hemel. Grijs is ook het water van het Grevelingenmeer, basaltblokken onttrekken de zee aan het zicht. De ruitenwissers van de stadsbus zwiepen de sproeiregen opzij, aan boord bevindt zich een handjevol passagiers dat een korte vakantie in Franse sfeer heeft geboekt.
Links in de verte duiken grijswitte huisjes met rode pannendaken op. We naderen Port Zélande, het bungalowpark dat is gebouwd op een voormalige zandplaat tussen het laatste eiland van Zuid-Holland en het eerste eiland van Zeeland. Bij de slagboom staat Billy, de huisclown, al op ons te wachten. De chauffeur keert zijn bus, om de schoonmaakploeg mee terug te nemen naar Spijkenisse. Want voor de ruim honderd schoonmakers is de busdienst eigenlijk bedoeld, de gasten komen in overgrote meerderheid per auto. Op deze winterse vrijdagmiddag puilt de parkeerplaats uit. Welkom in de wereld van Port Zélande, waar alle medewerkers beschikken over ‘een warme glimlach, een net uniform en een naambadge.’

Het inchecken gaat vlot, de meeste bezoekers hebben thuis hun papierwerk al ingevuld en kunnen meteen naar één van de 713 bungalows. Borden wijzen je de weg over de kronkelde woonerven met rijtjeshuizen en twee-onder-eenkappers. Weinig doet hier aan Frankrijk denken, het is eerder een Nederlandse nieuwbouwwijk compleet met wipkippen, glasbakken en verkeersdrempels. Alleen de afrasteringen om de voortuintjes ontbreken, evenals de bloemperkjes en tuinkabouters. Alle percelen zijn namelijk bedekt met onderhoudsvrij kruipgroen waarin voetgangers smalle looppaadjes hebben uitgesleten.
In de open woonkeuken staat het bestelde boodschappenpakket van 75 gulden al klaar: een tas met ondermeer tortilla chips, een tube mayonaise, witte broodjes met een kuipje smeerkaas, een pak kano’s en zes eieren. Zout en peper zijn expres achterwege gelaten, dat dwingt je namelijk om de volgende morgen naar de Gran Marché te gaan. Allicht laat je je daar ook nog tot andere inkopen verleiden.
‘Meer vakantie vind je nergens!’ luidt de slagzin van de Gran Dorado Group, waarvan Port Zélande onderdeel is. Ter aansporing hangen aan de muur van de woonkamer posters van blije pappa’s die met hun zoon vissen of zandkastelen bouwen. ‘Vakantie – vacation – Urlaub’ staat er boven. Vooruit dan maar, op naar het Gran Place, het overdekte dorpsplein met subtropisch zwembad, cafés, restaurants en winkels die allemaal met Gran beginnen. Wie heeft er dan nog behoefte aan de grauwe zee die op een steenworp afstand klotst?
In het begin benemen de warmte en de chloorlucht je de adem, maar de palmen blijken er goed te gedijen dus ongezond zal het wel niet zijn. Onwennig zoeken de gasten een plaatsje op de terrassen met rieten stoelen, vooral de plekjes langs de beek met waterval zijn populair. Tamme eendjes bedelen om stukjes koek en taart. Deze photo opportunity is vooral populair bij startende gezinnen: twee ouders die helemaal verdiept zijn in één hummel. Naast hen zitten kettingrokende echtparen die een muur van stilzwijgen tussen zich hebben opgetrokken. Er wordt gegaapt en gestaard, nekken worden gewreven en mobiele telefoontjes nauwgezet bestudeerd. Het zijn kleine barsten in de uitgelaten sfeer van de brochures. Er wordt nog net geen entertainment-team op hen afgestuurd om ze op te monteren, tenslotte is alleen het personeel verplicht om te lachen.
Om vijf uur begint in de Time-Outbar het happy hour: twee halen, één betalen. Die kans laten de hockeyers van Pijnacker 4 niet voorbij gaan. In het huisje hebben ze al een voorproefje genomen van de 25 kratten bier die ze zelf hebben meegebracht, de stemming zit er al goed in. Ze komen hier om de teamspirit te versterken, verklaart de coach. Helemaal niet waar, gilt een van zijn teamgenoten, ik kom hier om me te laten pijpen. De meesten blijken te studeren, academische opleidingen als geofysica en farmacie. Joost van der Lans studeert civiele techniek, hij is dan ook de gangmaker achter het betonlied. ‘Dat gaat heel simpel, het eerste couplet is elf keer beton achter elkaar, het tweede dertien keer. Luister: béton, beton, betonŠ’
Om half zeven besluit de coach dat het tijd is om even af te koelen in het zwembad. Al snel heeft Steven Sonneveld zijn zwembroek op zijn knieën hangen, hij zal het weekend blijk geven van een vrolijke neiging tot exhibitionisme. ’s Avonds organiseert het team een borrel op nummer 716, dat is het feesthuis. Nummer 717 is het slaaphuis.

In Port Zélande werken driehonderd mensen, per jaar zetten ze negenhonderdduizend gastovernachtingen weg. Het is een echt dorp, de afgelopen tien jaar zijn er zes kinderen geboren. Het aantal sterfgevallen was beduidend hoger: dertig à veertig. Het zijn vooral hartaanvallen van mannen die hun hele leven hebben gestresst en hier ineens tot rust komen. Maar er was ook een vrouw bij die zelfmoord pleegde onder de douche.
Zo’n groot bedrijf bestaat bij de gratie van procedures en draaiboeken, een intern trainingsprogramma zorgt dat alle werknemers dezelfde antwoorden geeft. De competitie om de Gran Prix Gold houdt de troepen scherp, undercovers zorgen voor de beoordelingen. ‘Maandagochtend heb ik het rapport van de mystery guest op mijn bureau, en als er onregelmatigheden zijn dan vlieg ik naar mijn personeel’, zegt Bert Engels (34), hoofd van de supermarkt. Hij hoort bij de groep pioniers die Port Zélande in 1990 heeft opgebouwd en is naar eigen zeggen aangestoken door het parkvirus. Zijn vrouw werkt in de bakkerij, zijn schoonzus helaas nog bij concurrent Center Parcs.
Vrijdagmorgen krijgt hij de lijst met bezoekers, uitgesplitst naar leeftijd en nationaliteit. Daar stemt hij het assortiment van supermarkt en bakkerij op af. ‘Duitsers verwachten Warsteiner Bier en vers vlees, Belgen roken alleen Belga, groepen betekent extra kratten bier.’ Ook het weerbericht volgt hij nauwlettend: ‘Dit weekend waait het hard, dat betekent extra vliegers. En natuurlijk zeshonderd pakketten vlamhout voor de open haard.’ Bert Engels heeft het bestedingspatroon zien veranderen: ‘Sinds een jaar of vijf nemen mensen zelf geen spullen meer mee, ze kopen alles hier. En daarom creëren we zo veel mogelijk verkoopmomenten.’ Als achtervanger fungeren de automaten met sigaretten, duikbrilletjes, softijs, bier en zwembandjes. Om de commercie wat te verzachten zijn de automaten vermond als ijsberen en strandstoelen.
Dit is de wereld waar problemen consequent ‘uitdagingen’ heten, en waar klachten ‘mogelijkheden’ zijn om het de klant nog beter naar de zin te maken. Ongemakken worden meteen afgekocht: een broek opengehaald aan een weerhaakje? Een diner voor twee. Een kwartier wachten bij de receptie? Gratis koffie, thee of jus d’orange. De woning niet tip-top schoongemaakt? Een fles wijn met het etiket ‘Tien jaar Port Zélande’.

Tot kwart over elf ’s avonds is Bert Engels aanwezig als duty manager, dan draagt hij de verantwoordelijkheid over aan de twee bewakers van Prened. John Vroegindewey werkt al bijna vijf jaar op object Port Zélande. Met plezier: ‘Hier ben je tenminste onder de mensen, in de Botlek zit je alleen.’ Natuurlijk zijn er af en toe problemen met groepen, maar het ordebeleid zit doortimmerd in elkaar. ‘Eerst krijgen ze een mondelinge waarschuwing, daarna een gele kaart die ze moeten ondertekenen. De kaart geldt voor de hele groep, om te voorkomen dat ze de volgende avond doorfeesten in een andere woning. Nog een keer problemen: rode kaart. Dan moeten ze allemaal binnen een uur van het terrein af.’
En als mensen dan niet gaan? Vroegindewey haalt zijn schouders op: ‘We moeten natuurlijk eerst aan onze eigen veiligheid denken. Zo hadden we een keer een grote vechtpartij in Gran Place, daar doe je niks aan met twee bewakers. Dus wij belden de politie, maar twee agenten konden ook niet veel uitrichten en die belden op hun beurt om versterking. Toen die eindelijk arriveerde was de knokpartij afgelopen.’ Het zijn uitzonderingen in een rimpelloos bestaan: de meeste gasten van Port Zélande zijn zo keurig opgevoed dat ze de straf voor wangedrag netjes in ontvangst nemen. Hier recreëert de witte middenklasse.
Vroeger, toen de disco nog toegankelijk was voor bezoekers van buiten, liep het vaker uit de hand. Sindsdien is de jeugd uit het elf kilometer verderop gelegen Renesse ’s nachts niet meer welkom. De disco is namelijk geen ‘core-business’ van Port Zélande, het is alleen een attractie om ouders met opgroeiende kinderen aan zich te binden. En dé manier voor vijftigers om stampende housebeats en stuwende hiphop eens aan den lijve te ondervinden. En passant pikken pubermeisjes met opgebonden borstjes wat Meatloaf mee, en The Village People: It’s fine to stay in the YMCA . Want de disco biedt elk wat wils.
Om één uur is het Schluss. De bewakers sturen iedereen naar buiten, spreken een enkele wildplasser vermanend toe, stoppen waarschuwingsbonnetjes onder de ruiten van fout geparkeerde auto’s, sluiten de deur van een openstaande berging, geven de hockeyers van Pijnacker 4 een reprimande, en dan is alles rustig. Op het muurtje voor de disco doet Bas uit huisje 668 vergeefse pogingen om Nicolette van 162 het hof te maken. ‘Je bent al de derde die naar me toekomt met de mededeling: jou ga ik vanavond zoenen. Forget it.’ Maar hij mag nog wel mee om koffie te drinken.

De volgende morgen melden de kranten dat de hele Gran Dorado Group is verkocht aan het Franse bedrijf Pierre & Vacances. Het personeel haalt de schouders op over deze onverwachte overname. ‘Wat ik daarvan vind? Niks. Of ik geschrokken ben? Het zal mijn tijd wel duren.’ De bazen waren altijd al ver weg, werknemers hebben vooral met hun divisiemanager te maken.
Een vakantiepark is een eiland, een afgesloten cocon. De halfdoorzichtige lichtkoepels zorgen dat je nauwelijks kunt zien wat voor weer het is. Oké, als de zon schijnt willen de gasten de vijfhonderd meter naar zee wel lopen, maar vandaag is het binnen behagelijk. Dit zijn de dagen dat Port Zélande dagjesmensen uit de omgeving trekt, of stelletjes die een trouwreportage laten maken in het overdekte Gran Place. De tennis- en squashbanen zijn bezet, de hockeyers zitten op het terras aan het bier. Bas komt chagrijnig vertellen dat hij ‘helemaal rot is’ en dat die griet vast lesbisch was.
In de bowlingbaan heeft de familie van Truus Koster (75) zich verzameld. Sinds drie jaar herdenken ze gezamenlijk de dood van haar man: ‘Toen hij voelde dat hij ging sterven, heeft hij de hele familie bij elkaar geroepen en gezegd: "Zorg voor elkaar, blijf bij elkaar." En dat doen we dus, we zijn hier met z’n 41’en, er ontbreken er maar drie.’
Acht dochters en twee zoons heeft ze gekregen. Wat haar man tot de inmiddels gevleugelde uitspraak inspireerde: ‘Ik ben begonnen met één pruim, maar binnen de kortste keren had ik een hele groentewinkel.’ Gelukzalig glimlacht ze, de dreunende beats van de disco-bowling storen haar in het geheel niet. Net zo min als de teksten van krakers als ‘lik maar aan m’n lollie’ en ‘dus stel ik steeds de vraag, ben je geil vandaag’.
Ook de oudste kleinkinderen van Truus Koster amuseren zich voluit in Port Zélande, zij behoren tot de generatie die is opgegroeid met vakantieparken. De kleinzoon uit Almere gaat in het weekend vaak poolen bij de plaatselijke Center Parcs, de vriendin van zijn neefje wil haar eindexamen vieren in een bungalowpark: ‘Daar kun je je lekker uitleven.’
De gewenning begint al jong. Vanaf drie jaar mogen ouders hun kinderen inschrijven voor het kinderspeelhuis. Eén voor één worden ze om halfzes afgeleverd voor het derde programma-onderdeel. Gewillig doen ze hun jasje uit, nemen een kleurplaat in ontvangst en gaan ernstig aan de slag. ‘Zelf zou ik vroeger zijn gaan huilen als ik zo werd achtergelaten’, zegt de leidster, ‘maar deze kinderen zijn helemaal gewend aan een crèche. We moeten ze nadrukkelijk uitleggen dat ze niet hun vinger hoeven op te steken om naar de toilet te gaan en dat ze geen juf tegen ons hoeven te zeggen. Maar de meesten doen dat toch, ik ben gewoon de juf van clown Billy.’
Milou en haar neefje Willem kennen inderdaad het klappen van de zweep, het is al ‘minstens de tiende keer’ dat ze hier zijn. Milou klaagt dat er een auto op hun parkeerplaats stond en dat de schoorsteen vannacht heel hard klepperde. ‘Toen konden wij niet slapen en toen moesten open en oma boven gaan liggen.’

Een en al vriendelijkheid is de leerlingober van restaurant La Brasserie, hij laat je de Port Zélandewijn voorproeven als ware het de kostbaarste Bordeaux. Voor 34 gulden vijftig kun je hier onbeperkt eten van vijfentwintig gerechten. Wie zou het hart hebben om zo’n vriendelijk jongmens te vertellen dat alles naar cup-a-soup smaakt als hij komt vragen of het naar wens was?
De gaswalm van de rechauds vermengt zich met de chloorlucht van het zwembad. Terwijl wij nog zitten te eten, is op het centrale plein de feestavond met live muziek al begonnen. Alles loopt hier in elkaar over: bungalowparken fungeren als mixers die geur, tijd, smaak, cultuur en klasse moeiteloos mengen. Tussen de feestelijk geklede dansers lopen de mensen die net uit het zwembad komen. De tweekoppige Surinaamse band met Brabantse tongval zingt moeiteloos André Hazes. Voor 75 gulden kun je je portret laten tekenen door een man die normaal de kost verdient met compositietekeningen voor Opsporing Verzocht.
Schoonmaakster Ineke Rameijs geniet met volle teugen van de avond. Bij wijze van reiskostenvergoeding krijgt ze bonuspunten, daarmee heeft ze nu een bungalow gehuurd. Dit weekend is zíj te gast, anderen zijn maandag aan de beurt om de boel op te ruimen. Eén misverstand wil ze graag uit de weg geruimd zien, dat Port Zélande in Zeeland zou liggen. Mooi dat het hier nog steeds Zuid-Holland is, haar geboorteprovincie. En zo speelt zelfs de naam van het park dubbelspel: bij Port Zélande denk je aan de Poort naar Zeeland, maar het betekent de Haven van Zeeland. Zeeuwse Poort was dus eerlijker geweest, maar dat klinkt niet Frans genoeg.
Voor de deur van de disco staat Nina te kletsen met de bewakingsdienst. Ze is stagiair en dat betekent dat ze niet naar binnen mag. ‘Ze zijn bang dat we onze professionele houding tegenover de gasten verliezen als we ons hier uitleven’, zegt ze spijtig. ‘Best wel streng’, vindt ze het hier, strenger in ieder geval dan in Disneyland waar ze eerder stage liep. Net als de andere dertig andere stagiaires woont Nina permanent in één van de vakantiehuisjes. Als ze een dag vrij heeft slaapt ze uit en gaat ze in de omgeving boodschappen doen, dat is goedkoper. ’s Avonds is ze altijd op het terrein, dan rijdt er immers geen bus.
Opnieuw valt de nacht over Port Zélande, de lucht is zwanger van de geur van de houtvuren die in zeshonderdvoud zijn gestookt in de open haarden. In de sterrennacht krijgt het park even iets van de Franse bekoring die de architect voor ogen stond. De pasteltinten zijn uitgevaagd, zelfs de nepluiken lijken echt. De straffe wind blaast schuimkoppen op het meer. Overal is het stil. Overal? Nee, uit huisje 716 schalt nog het betonlied.

Zondagmorgen half elf. Beteuterd heeft het hockeyteam van Pijnacker 4 zich in hun voortuin verzameld, alleen in de huissauna ligt er nog eentje te slapen. Binnen een uur moeten ze van het terrein, Steven is naar de receptie om de schade te betalen. De ruit van de voordeur ingetrapt, bloed op het tapijt van de slaapkamer, gebroken glaswerk. In totaal ruim vijfhonderd gulden.
De coach vindt het goed voor de teamspirit. En dat ze niet mee kunnen doen aan de karaoke vanavond? ‘Och, we hebben nu de rest van ons leven wat te vertellen.’ Alles is kortom gegaan zoals verwacht. Vakantieparken voorzien zelfs in de behoefte om je wilde haren kwijt te raken.

Gerelateerde artikelen