Kwispelroutes, hondenhaltes en poepzuigers

PublicatieIntermediair, 22 november 2001

Misschien is ‘uitlaadveldje’ nog niet eens zo’n slechte verschrijving, want dat is wel wat honden doen: poep uitladen. Die vervolgens door iemand moet worden ingeladen, want honden gaan niet op een vies toilet.

Ratten bijten elkaar dood als ze met velen in een kleine ruimte verkeren. Mensen niet, die schikken en plooien, overleggen en ruziën, bedisselen en regelen. Deze week in een 18-delige serie over de strijd om de ruimte: hondenpoep in Amersfoort.

Op het eerste gezicht lijkt het paradijs zich niet in de hemel te bevinden maar in Amersfoort. Vol trots laat de gemeente op haar website weten dat het een kinderrijke, groene, culinaire stad is vol festivals en monumenten. Onderzoeksinstituut Nyfer riep Amersfoort in 2001 uit tot de aantrekkelijkste stad van Nederland en Maxima keek haar ogen uit toen ze met een treintje de nieuwbouwwijk Kattenbroek kwam bekijken.
Is alles er dan koek en ei? Nee, een klein probleem krijgt de stad maar niet onder controle: hondenpoep. Al jaren op rij blijkt uit de stadspeilingen die de gemeente organiseert dat de uitwerpselen van de trouwe viervoeter voor grote ergernis zorgen : ‘Eén op de drie Amersfoorters ervaart veel overlast van hondenpoep in de buurt. Vooral in het Soesterkwartier scoort dit probleem hoog.’
In maart startte de gemeente een pilotproject in twee wijken, waaronder het Soesterkwartier achter het station, dat vroeger een volksbuurt heette en nu een ‘aandachtswijk’. Er kwamen hondentoiletten, hondenbezitters kregen poepschepjes en plattegronden met groene, rode en witte zones toegestuurd, en vooral: er werden twee surveillanten aangesteld die samen met de milieuagenten scherp toezicht zouden gaan houden. Kosten van deze kleinschalige pilot: tweehonderdduizend gulden, een derde deel van de jaarlijkse opbrengst van de hondenbelasting. Maar daarvoor had je dan ook een feestelijke startmanifestatie, compleet met een demonstratie van wereldkampioen Serge van der Zweep met zijn bordercollie, een informatiemarkt, de dierenambulance en de wethouder. Toch liggen de grasvelden die in de witte zone liggen – honden aan de lijn, poep opruimen verplicht – nog steeds bezaaid met poep.
‘Ik heb nog nooit een surveillant gezien’, zegt Jelle Groenendaal (15) uit het Soesterkwartier, ‘en toen Roderick laatst per ongeluk op het grasveld voor het bejaardenhuis poepte reed er een politieauto langs die niet eens stopte. Ik heb de poep opgeruimd, maar dat konden zij niet weten.’ De kans op een bon is inderdaad klein, zo blijkt uit cijfers van de gemeente: gemiddeld één bon van zestig gulden per drie weken.
Als Jelle zijn golden retriever Roderick uitlaat, hangt er altijd een plastic zakje aan de riem om ‘ongelukjes’ op te ruimen. Niet zo vreemd voor een van de schrijvers van het werkstuk hondenpoep, een schoolopdracht voor Nederlands. Met zijn vieren enquêteerde ze buurtbewoners in het ‘rampgebied’, vergeleken ze technische oplossingen en interviewden ze verantwoordelijk ambtenaar Timo Vlijm die ze de uitspraak wisten te ontlokken dat honden ’totaal nutteloos’ zijn: ‘Ze zorgen alleen maar voor overlast met geblaf en hun uitwerpselen brengen alleen maar problemen.’ Ze kregen een 9 voor hun werkstuk, hun site www.wegmetdehondenpoep.nl sneuvelde helaas toen de provider failliet ging.
De scholieren keken vooral naar oplossingen voor de hondenbezitters zelf. Doorzichtige zakjes om de poep op te ruimen zien ze niet zitten, zo blijkt uit hun rapport, ‘dat is super ranzig’. Een schepje is lastig mee te nemen, en bovendien ‘wat moet je doen als je hond diarree heeft.’ Uiteindelijk kozen ze toch voor een hondentoilet of ‘uitlaadveldje’. Misschien is uitlaadveldje nog niet eens zo’n slechte verschrijving, want dat is wel wat honden doen: poep uitladen. Die vervolgens door iemand moet worden ingeladen, want honden gaan niet op een vies toilet.
Maar de belangrijkste conclusie van de vier scholieren is ‘dat de hondenbezitter nog steeds de grootste verantwoordelijkheid heeft’. En dat dat een probleem blijft, illustreert Jelle ongewild als we bij een van de Amersfoortse veldjes staan waar honden vrij mogen hollen en poepen. Eerst gaat Roderick er vandoor, pas na een kwartier vindt Jelle hem terug bij een vijver waar de hond belangstellend toe zit te kijken bij een visser. Ondertussen houdt Bruno, een rottweiler, het veld al snel voor gezien en gaat uitgebreid zitten poepen op het volgende grasveld, bij het bord ‘dit park is een uitlaatplaats voor … mensen’. ‘Daar kan ik dus niks aan doen’, zegt mevrouw Van de Water met hondenbezitterslogica, ‘hij vindt het daar gewoon lekker schoon. En bovendien loopt daarachter een vrouw met een hond, logisch dat hij even gaat kijken. En trouwens, er zit een gat in het hek waar hij doorheen kan, daar doet de gemeente dus niks aan.’
‘Ik heb toch niks bij me’, zegt mevrouw Van de Water als de inmiddels teruggekeerde Jelle voorzichtig informeert of ze het ook op gaat ruimen. Maar het aanbod om zíjn plastic zakje dan maar te gebruiken, kan ze niet afslaan en met een schuinse blik op mijn opschrijfboekje gaat ze aan de slag. Als ze terugkomt stort haar Bruno zich, als om wraak te nemen, op zijn Roderick. De praktijk blijkt een stuk heikeler dan in de gelikte reclamespotjes ‘de maatschappij dat ben jij’.
Met het schoonhouden van straten en parken wil het niet erg vlotten, maar de strijd tegen de hondenpoep heeft in ieder geval wel gezorgd voor een verrijking van de Nederlandse taal. De handleiding ‘Gemeentelijk hondenbeleid’ rept van kwispelroutes, hondenhaltes en poepzuigers. Ook de poëzie bleef niet onberoerd: het aloude ‘Hoge nood / hond in de goot’ kreeg in Amersfoort gezelschap van ‘Eerst de hond laten kakken / en dan even de schep pakken’. Maar onovertroffen blijft de poster die ik in de Amsterdamse binnenstad aantrof: ‘U wou een hond? / Ruim op die stront.’