Toon mij uw rookvoorzieningen en ik zal zeggen hoe u over uw mensen denkt. Een kleine rondgang over Nederlands duurste kantorenpark – de Amsterdamse Zuidas – laat zien dat de meeste bedrijven domweg ontkennen dat ze rokende werknemers hebben, alsof ze zich voor hen schamen.
De rokers die in Vinoly werken, het gebouw met de schuine uitsnedes in de gevel, moeten zelf maar bedenken waar ze hun peuken laten, want bij de ingang is geen asbak te vinden. Uitgetrapte sigaretten vind je ook op de stoepen voor het hoofdkantoor van ABN Amro en voor EXPO XXI, dat volgens de eigen website toch ‘even toegankelijk als uitnodigend, even statig als subtiel, even futuristisch als effectief’ is.
Bij Akzo Nobel staat naast het bordje No smoking in front of the building een prullenbak annex asbak die duidelijk alleen voor inpandig gebruik geschikt is. Voor de deur van de honderd meter hoge ITO Toren staat een asbak met onderaan een reservoir voor drieduizend peuken, zodat het ding lijkt op een kruising tussen een boei en een tuimelpop. Deze Classic Smoke Stop, die gemaakt is van onbrandbaar plastic en net iets meer dan honderd euro kost, steekt nogal povertjes af bij het stijlvolle roestvrij stalen kunstwerk dat er pal naast staat.
Het World Trade Center blijkt nog het welwillendst te zijn voor zijn verslaafde bedienden: ze beschikken over een stalen asbak met niet minder dan 25 openingen voor je ‘rokersgerelateerd zwerfafval’, zoals het in vakjargon heet. Ja gezellig, samen roken. Deze rookzuil is regenbestendig en dat is hard nodig: een afdakje ontbreekt en de rokers staan in weer en wind.
De Zuidas is geen uitzondering. Ruim een kwart van de bevolking vanaf vijftien jaar rookt en toch zijn er in de openbare ruimte nauwelijks rookzuilen waar je peuken, die onder andere insecticiden, waterstofcyanide en arsenicum bevatten, kunt deponeren. En als er al rookzuilen staan, dan zijn het vaak letterlijk rokende zuilen, zoals de walmende schoorstenen waarmee de NS zijn perrons blauwzet. Of het zijn verkapte reclame-borden, zoals de kastjes die de firma Bizon sinds deze zomer aan de buitenmuren van cafés hangt.
De veronachtzaming van de 3,8 miljoen rokers – die op grond van Australische schattingen samen 5,8 biljoen peuken op straat zouden gooien – is opmerkelijk in een land dat zijn openbare ruimte normaal gesproken tot achter de komma inricht, compleet met afwerkplekken, hondenuitlaatzones, methadonbussen, openbare urinoirs en flikkergroen. Ook al noemt Stichting Nederland Schoon het asbakkenbeleid (met ‘adequate, extra zichtbare asbakken’ en ‘duidelijke bewegwijzering naar de rookzone’) één van de drie pijlers van een effectief beleid, toch gebeurt er nauwelijks iets.
Volgens designhistoricus Timo de Rijk is er behoefte aan rookzuilen-nieuwe stijl. Onlangs brak hij in zijn lezing ‘Weg met de publieke ruimte’ een lans voor de rookzuil als voorbode van een openbaar domein dat niet langer is toegesneden op de grootste gemene deler, maar juist bestemd is voor specifieke groepen. ‘Je kunt alles wel verbieden, maar daarmee is het nog niet weg. Voor rokers zou je positieve plekken moeten maken, een omgeving waar roken een feestje is.’
Zo lang bedrijven rokers als paria’s beschouwen zal het vinden van sponsors voor zulke projecten lastig zijn. Zelfs buitenreclamebureau Bizon is goeddeels aangewezen op anti-rookcampagnes om de advertentieruimte op zijn muurasbakken te vullen. Met wat speurwerk moeten er echter ook positieve campagnes te verzinnen zijn. Bijvoorbeeld voor de Rokerspolis, een goedkope lijfrentepolis voor rokers. Dat ze minder premie betalen omdat ze eerder doodgaan, moet dan maar in de kleine lettertje komen te staan.