Ook al weet je dat Lelystad met ruim 765 vierkante kilometer de grootste gemeente van Nederland is, toch komt het gemeentebordje Lelystad als een verrassing op het moment dat je bij Enkhuizen de dijk oprijdt. Je hebt dan nog 26 kilometer om tot je door te laten dringen hoe groot het grondgebied is waarvoor de befaamde architect en stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren eind jaren vijftig een stad ontwierp. Maar het liep anders: de Markerwaard werd nooit aangelegd en tweederde van Lelystads grondgebied bleef wat het was: water. En dus voelt de hedendaagse automobilist zich een gemotoriseerde Jezus die over het water een stad nadert die, onbedoeld, aan de kust ligt.
Het eerst wat je van Lelystad ziet zijn de twee schoorstenen van de Flevocentrale links en de majestueuze zendmast rechts. Pas dichterbij gekomen duikt een vreemde fata morgana op, die het midden houdt tussen een middeleeuws kasteel en een bakstenen versie van een spekkoek. Is deStadtkrone, de kroon op de stad die Van Eesteren hier had gepland in de geest van Bruno Tauts gelijknamige boek uit 1917, er dan toch gekomen?
Schokbetonschuur
Rob Krier noemt de Duitse architect Taut niet als inspiratiebron voor de vijf appartementencomplexen met in totaal 450 woningen die hij ontwierp. En dat zou ook niet op zijn plaats zijn, want een bekroning van de stad zijn ze niet. Sterker nog: de complexen, waarvan het eerste dit jaar is opgeleverd, hebben geen enkele relatie met Lelystad. Wel passen ze uitstekend bij het vrijetijdsconglomeraat dat het afgelopen decennium ten zuiden van de Houtribsluizen is neergepoot, met onder andere een nagebouwde driemaster van de VOC, een outletcentrum in de vorm van een vestingstadje dat ‘deels geïnspireerd is op Marken, deels op de West-Indische koloniën’ en een futuristische stalen cilinder op pootjes die het Nieuw Land Erfgoedcentrum huisvest.
De postmoderne potpourri, met ook nog een originele schokbetonschuur uit de Noordoostpolder, tekent het onversneden optimisme waarmee Lelystad zijn toekomst tegemoet treedt. Je zou het ook de moed der wanhoop kunnen noemen, want in de jaren tachtig was Lelystad door krimp en leegstand diep in de problemen gekomen en de jaren negentig waren nodig om de artikel 12-status kwijt te raken. Om de vraag te beantwoorden hoe de stad daarna verder moest, werd projectbureau Vliegwiel geïnstalleerd, dat in 1997 de lijnen uitzette met de notitie ‘Lelystad – Visie op een uitzonderlijke stad’.
De notitie schetste een zonnige toekomst: ‘Wij rijden via een aantal heuvels – of zijn het duinen? – langzaam omhoog en daar is het IJsselmeer. Om ons heen zien wij allerlei woningen, winkeltjes en restaurants. Sommige stukken van deze wijk lopen door in het water, woningen op palen.’ En: ‘Aan de zuidzijde van de stad zien wij nog net tussen de rietkragen en wetlands door kleine verlichte bootjes afmeren bij de verschillende vrijstaande huizen.’
De belangrijkste kwaliteit die de notitie ontdekte was de ruimte waarover de stad beschikt. En de belangrijkste opgave was differentiatie. Deze ‘jonge en onervaren’ stad moest zijn eigen koers vinden omdat hij ‘zich niet kan spiegelen aan al die andere op dit moment succesvolle steden. Een stad die niet past in de regels en kengetallen die gelden voor historisch gegroeide steden. Een stad die op alle fronten afwijkt.’
Water, zand en riet
Lelystad leert met vallen en opstaan, vooral in het begin ging er veel mis. Toen in 1998 het buitendijkse wijkje Parkhaven werd gebouwd kon niemand weten dat de commissie Veerman elf jaar later zou voorstellen het peil van het IJsselmeer met een meter te verhogen waardoor de 126 woningen straks onder dreigen te lopen. Maar wel had meteen zonneklaar moeten zijn dat de buitenste ring huizen elk zicht op het water ontneemt, zodat de rest van de wijk benauwd en contextloos is.
Hetzelfde geldt voor de nieuwbouw op de Oostvaardersdijk, net ten zuiden van de appartementen van Krier: een fantasieloze aaneenschakeling van blokjes van vijf verdiepingen en rijtjeswoningen vormt een zevenhonderd meter lange muur, die de achterliggende wijken Galjoen en Punter hermetisch afsluit van het water. ‘De wand van Heijmans’ wordt het genoemd, naar de projectontwikkelaar die de woningen in 2000 neerzette.
Dan is het eerste complex van Krier een verademing. Ook als je een hekel hebt aan retro-architectuur is de halfronde baai die hij liet aanleggen een kwaliteit, net als dat hij de plint van de gebouwen bestemde voor horeca en winkels. De ruimtes staan nog leeg – ‘Op zoek naar een zee van ruimte voor uw horeca-onderneming?’ en ‘Gaat u hier van start met uw surfshop?’ –, maar er is in ieder geval een poging gedaan om een levendige openbare ruimte te creëren.
Voor estheten is het waarschijnlijk toch aangenamer een kijkje te nemen in het wijkje dat net ten noorden van de Houtribsluizen wordt aangelegd. Houtribhoogte is een ruig duinpark met veel water, zand en riet. Het grote driehoekige terrein is gezamenlijk eigendom van de bewoners, alleen de spaarzame wegen en paden zijn openbaar terrein. Als alle 197 modernistische woningen klaar zijn, zal de dichtheid slechts 8 woningen per hectare bedragen.
De plannen voor de kust zijn nog lang niet op. De Kustvisie die het bureau KuiperCompagnons van Ashok Bhalotra deze zomer opstelde beschrijft een lange reeks projecten, waaronder buitendijkse waterkavels, grote wetlands voor de kust, een wellness-eiland, een autostrand voor vrijbuiters, watergerelateerde industrie en een waterfront. Het verkeer uit Enkhuizen zal de stad dan niet meer binnenkomen over de Houtribsluizen, maar via een nieuwe brug aan de noordzijde van de stad, die de dijk rechtstreeks verbindt met snelweg A6 en die de Baai van Van Eesteren gaat begrenzen. Opmerkelijk weinig aandacht besteedt de Kustvisie – die het beeld van een notenbalk gebruikt om de projecten bij elkaar te houden – aan de relatie met de stad erachter. En daarmee wordt een kans gemist om een structurele weeffout van Lelystad te herstellen.
Klassiek stadshart
Op het eerste oog lijkt Lelystad een uiterst planmatig opgezette stad. De visie die erachter steekt is misschien achterhaald, maar het is wel een visie. Niets is echter minder waar: in de loop van haar korte geschiedenis veranderde de visie op de stad driemaal ingrijpend. Van Eesteren wilde in zijn definitieve plan uit 1964 een oost-westgericht centrum dat in verbinding stond met het IJsselmeer, voor het autoverkeer had hij verhoogde dreven bedacht. Maar de RIJP, de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, die de stad vanaf 1966 begon te bouwen vond het plan onrealistisch en draaide de stad een kwartslag: Lelystad werd van noord naar zuid aangelegd en het centrum moest in dezelfde richting komen. De radicale scheiding tussen de verkeersstromen bleef gehandhaafd, maar in plaats van de auto’s werd het langzaam verkeer opgetild: bruggen brachten fietsers en voetgangers over het grid van brede verkeerswegen.
In 2004 ging het roer nogmaals om: het Structuurplan 2015 grijpt terug op een klassieker uit de stedenbouw, de concentrische stad. De diffuse, langgerekte centrumstrip – die luistert naar de omineuze naam Gordiaan – is onder supervisie van landschapsarchitect Adriaan Geuze van bureau West 8 verdicht tot een klassiek stadshart met een nieuwe bibliotheek, een winkelcentrum en parkeergarages. Aan de zuidzijde sloot Geuze het centrum af met Zilverparkkade, een mini-Manhattan dat door twaalf verschillende architecten werd ontworpen, en aan de westzijde vormt de knaloranje schouwburg van Ben van Berkel de entree tot het centrum. Niet bedacht achter de tekentafel zijn de Oost-Europese accordeonist bij de Hema en de goedlachse junk die voorbijgangers een euro probeert af te troggelen, maar ze dragen wel bij aan de stedelijke uitstraling van het nieuwe stadshart. Het winderige centrum is een verblijfsruimte geworden.
Doorgaand verkeer is niet langer welkom op de Groene Carré, de kleine binnenring die het centrum omgordt, zodat het mogelijk werd gelijkvloerse kruisingen aan te leggen waar auto en fiets plots oog in oog staan. En dat is in een autostad als Lelystad, waar de Kwik-Fit direct naast het station zit, een kleine revolutie. Buiten het stadshart dicteren vierbaanswegen met brede middenbermen echter nog steeds het beeld. Deze snelwegen nodigen uit tot flink gas geven en hoe je ook je best doet, het is bijna onmogelijk je te houden aan de maximumsnelheid van vijftig, die is ingevoerd om het geluid te dempen. Van de stad zelf zie je ondertussen zo goed als niets: groene wallen belemmeren het zicht op de naar binnen gerichte woonwijken. En zo blijven stadshart en kuststrook twee volledige gescheiden werelden, verbonden door een niemandsland.
Beproefd recept
Er zijn plannen gemaakt om deze brede restruimtes van honderd meter en meer te benutten. Het Belgische bureau UR architects deed op uitnodiging van het Stimuleringsfonds voor Architectuur in 2005 ontwerpend onderzoek naar Lelystad en pleitte voor een combinatie van verdichting en verlandschappelijking van de dreven. Door grondgebonden woningen toe te voegen worden de wijken naar de weg gebracht, tegelijk moet het kunstmatige parklandschap plaatsmaken voor volkstuinen en nieuwe natuur. Zo ontstaan, in het jargon van UR architects, boswoningen, hoevewoningen en kanaalwoningen.
Robert Schneider studeerde dit jaar af aan de TU Delft op een variant op deze ideeën. Zijn plan ‘Van dreef naar avenue’ concentreert zich op de Visarenddreef, de verbinding tussen de kust en het stadshart. Schneider wil negentig woningen en tien bedrijven slopen om ruimte te scheppen voor een stadsstraat met zesduizend woningen plus een groot aantal ruimtes voor kleine bedrijven. Zijn plan presenteert hii als een alternatief voor de voorgenomen stadsuitbreiding aan de zuidzijde van de stad.
Al deze plannen voor verdichting ten spijt, kiest Lelystad voor een verdere uitleg van de stad. Het afgelopen decennium zijn volgens beproefd recept al twee wijken aan de zuidrand van de stad geplakt – Landstrekenwijk met 1500 woningen en De Landerijen met 1750 woningen –, maar het grote sluitstuk moet nog komen: de wijk Warande die Lelystad laat groeien tot aan de Oostvaardersplassen. Met het bouwrijp maken van de eerste fase is dit najaar begonnen.
Er zullen 8230 woningen verrijzen in dichtheden die variëren tussen 12 en 40 woningen per hectare. Een extra afslag van de A6 en de voltooiing van het reeds eind jaren tachtig rudimentair aangelegde station Lelystad-Zuid zullen voor de ontsluiting zorgen. KCAP Architects&Planners stelde het masterplan op dat een flexibele invulling van de wijk mogelijk maakt: er zijn zeven woonmilieus geformuleerd – waaronder ‘Vrijheid zonder zorgen’, ‘Thematisch-recreatief wonen’ en ‘Woongemeenschap nieuwe stijl’ – en zes structuurdragers – waaronder lanen, vaarten, bossen en velden. De woonmilieus en structuurdragers kunnen naar believen aan elkaar worden gekoppeld. Abstract? Er liggen al vergevorderde plannen voor een Indonesische Archipel, compleet met restaurant, groepswoningen en zorgarrangementen.
Elders heeft Lelystad ervaring opgedaan met lifestyle wijken. Dit voorjaar zijn aan de A6 de eerste 50 van de 473 woningen opgeleverd van Golf & Countryclub Buitenhof. Wonen op de golfbaan kon elders in Lelystad al, hier kun je ook een servicepakket afsluiten met zwemmen, fitness, schoonmaak en tuinonderhoud. Zwembad, golfbanen en restaurant staan overigens ook open voor niet-bewoners.
Bruggenhoofd
Volgens Jop Fackeldey, wethouder ruimtelijke ordening, zijn ruime kavels en vraaggericht bouwen de enige manieren om mensen van buiten naar Lelystad te krijgen. Hij ziet het imago van de stad langzaam verbeteren, maar nog steeds wordt zeventig procent van de nieuwe woningen betrokken door mensen uit Lelystad zelf. Verder trekt de stad vooral mensen uit Almere. ‘Als het in Almere regent, dan druppelt het in Lelystad’, zegt Fackeldey tevreden over de schaalsprong van de stad die decennialang alleen als concurrent gold, maar die zich inmiddels als bruggenhoofd ontpopt voor Randstedelingen die veel ruimte zoeken voor weinig geld. De Hanzelijn zou een belangrijke, psychologische katalysator kunnen worden voor de overloop: als de treinen op de symbolische datum 12-12-12 gaan rijden is Lelystad niet langer een eindstation, maar een tussenstop op de route Amsterdam–Zwolle–Groningen.
In zijn structuurplan heeft Lelystad zich vastgelegd op een groei van 73.000 naar 80.000 inwoners, en daarna wilde stad eigenlijk liefst doorstoten naar de 100.000 die Van Eesteren al in zijn hoofd had. Dit groeiscenario heeft wat van een vlucht naar voren: de stad heeft een eenzijdige, relatief arme bevolking met een overeenkomstig woningaanbod uit de jaren zeventig en tachtig. De noodzakelijke renovatie van die wijken levert grote problemen op, onder andere omdat veel eigenaren het geld daarvoor niet kunnen opbrengen (zie kader).
Nieuwe wijken moeten nieuwe rijken naar Lelystad brengen: die moeten de massale vergrijzing keren en het voorzieningenniveau op peil houden. Maar vooralsnog trekken er vooral eigen bewoners naar de nieuwe wijken, waardoor de bestaande wijken verder uithollen. En dus moet Lelystad steeds meer uit de kast halen om de doelgroep te behagen: ‘De groep 19 tot en met 39 jaar, de starters en de (potentiële) gezinsvormers, goed opgeleid, goed inkomen, jong en dynamisch.’
Grote kavels
Lelystad kiest er nadrukkelijk voor een autostad met een lage dichtheid te blijven en voorlopig heeft de stad nog genoeg grond om kwistig mee om te springen. Het benutten van de ruimte van de dreven is niet aan de orde, integendeel, in de toekomst zullen ze nodig zijn voor de groei van het autoverkeer die inherent is aan de voortschrijdende suburbanisatie. Nu al is de gemiddelde verplaatsingsafstand in Lelystad volgens onderzoek van verkeersadviseurs Goudappel Coffeng met 15,7 kilometer de langste van Nederland.
Duurzaam is de gekozen koers dus niet en op lange termijn zal Lelystad letterlijk tegen de grenzen van de snelweg en het groeiende vliegveld lopen. Maar voorlopig kun je hier nog goedkoop grote kavels kopen – in Lommerrijk staat vlak bij de Houtribsluizen een grondstuk van 1,2 hectare te koop – en zowel projectontwikkelaars als particulieren krijgen er behoorlijk de vrije hand. ‘Gekke ideeën zijn welkom,’ zegt Fackeldey kort en bondig.
En zo ontwikkelt Lelystad zich sluipenderwijs tot het Los Angeles van Nederland: een zee van laagbouwwijken verbonden door snelwegen, met een hoog oprijzend downtown in het midden. Een stad waar postmoderne citaten, prachtige architectuur en protserige hoogstandjes moeiteloos naast elkaar bestaan.
In zijn boek Lelystad schrijft Joris van Casteren over zijn geboortestad: ‘Lelystad was een serum tegen de verbeelding. In Lelystad bestond geen symboliek. Nergens zag je een versierde gevelpartij, een ionische zuil of een barokke timpaan. Geen gebouw of object verbeeldde iets.’ Dat was in 1992. Zeventien jaar later kun je veel van Lelystad zeggen, maar niet dat de stad het experiment en het grote gebaar schuwt.
</p