Over de leefbaarheid van Maastricht zijn twee verhalen te vertellen. Aan de ene kant woont slechts 3,2 procent van de inwoners in een wijk met een score ‘matig’, daarmee staat Maastricht op de zesde plaats van de 25 onderzochte steden. Maar dat aandeel ‘matig’ was in 1998 ook al laag: de stad boekte het afgelopen decennium nog geen procentpunt leefbaarheidwinst. Alleen Tilburg deed het slechter.
Ook de verdeling van de vooruitgang heeft twee gezichten: de ‘beperkte positieve ontwikkeling’ bleef goeddeels voorbehouden aan het centrum en de aanpalende buurten. De rest van de stad verloor terrein.
Zo ging het gebied aan weerszijden van de snelweg die de stad doorkruist, erop achteruit. De omgeving van de Generaal Hodgesstraat zakte van ‘matig positief’ naar ‘matig’ door een verslechtering van voorzieningenniveau, publieke ruimte, bevolkingssamenstelling en sociale samenhang.
Ook aan de westzijde deed Maastricht het niet goed: een groot deel van Caberg maakte een ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ door, met name door een afname van de veiligheid en de publieke ruimte. Hetzelfde geldt voor de aangrenzend delen van de buurten Malpertus en Brusselsepoort. In 1998 lagen hier twee kleine ‘matige’ plekjes, inmiddels zijn deze uitgegroeid tot een fors ‘matig’ gebied tussen Cantecleerstraat en Pastoor Delruellestraat.
Ook een flink stuk van Mariaberg, een buurt in het zuidwesten van de stad, ontwikkelde zich ‘beperkt negatief’. Hier ontstonden ‘matige’ gebieden rond de Ruttensingel en het Fatimaplein. De belangrijkste oorzaken waren een verslechtering van de bevolkingssamenstelling en de veiligheid.