Het afgelopen jaar verscheen er een hausse aan fraaie, gespecialiseerde atlassen waar liefhebbers hun vingers bij aflikken. Neem de Bosatlas van ondergronds Nederland (Noordhoff, 2009), die je tot twee kilometer diep laat kijken. Of de Atlas van de Zuidwestelijke Delta (Posad, 2009), die met het oog op de klimaatverandering het verleden, het heden én de 64 toekomstplannen voor de delta onder de loep neemt. En wie van Friesland houdt kan zijn hart ophalen aan de bijna 500 pagina’s tellende Bosatlas van Fryslân (Noordhoff, 2009).
De verwachtingen waren dan ook hooggespannen toen eind 2009 de Landbouwatlas van Nederland verscheen, een remake van de beroemde Landbouwatlas uit 1959. De eerste aanblik prikkelt de cartografische hebzucht: een grote hoeveelheid gedetailleerde kaarten van onder andere grondgebruik, klimaat en neerslag, grondwater en verdroging, reconstructie, tuin- en akkerbouw, economie en subsidie, intensieve veehouderij. Actuele inzichten dringen zich hier en daar op. Zo laat een van de kaarten op pagina 83 zien dat er grofweg een diagonaal van Groningen naar Bergen op Zoom loopt: ten westen daarvan lopen schapen, ten oosten geiten. Voorlopig liggen alle met Q-koorts besmette boerderijen oostelijk van die lijn, maar aangezien ook schapen besmettelijk kunnen zijn is er geen garantie dat het westen van het land gespaard zal blijven voor ruimingen.
De hoofdstukken over de landbouw op Europese en mondiale schaal laten de grote nationale en regionale verschillen zien. Zo is er bijvoorbeeld een kaart van Europa waarop elke blauwe stip vijfhonderd melkkoeien voorstelt. Nederland verschijnt hierop als een pointillistisch schilderij dat duidelijk afsteekt bij de omringende landen.
‘Het koppelen van data aan de kaarten en proberen ruimtelijke patronen te ontdekken, blijft elke keer weer leuk’, schrijft projectleider Willem Rienks in het nawoord. De atlas is wat dat betreft een mer à boire en helaas niet alleen in de betekenis die Nederlanders er meestal ten onrechte aan geven – een rijke overvloed –, maar ook in de eigenlijke betekenis – een onbegonnen karwei. Want onervarenheid heeft de kaartenmakers – een Twents onderzoeks- en adviesbureau dat zich richt op de groene ruimte – parten gespeeld. Verrukt door de overvloed aan bronnen en de mogelijkheden die de computer biedt om schier eindeloze hoeveelheden informatie te bewerken, zijn ze de belangrijkste les van het maken van een goede kaart regelmatig uit het oog verloren: kiezen.
Nogal wat kaarten bevatten te veel informatie om goed leesbaar te zijn, zo verdrinken de kaarten van bodemsoorten, streekplannen, perceelgrootte en polders in de details. Andere kaarten – zoals perceeltypen en klimaat – zijn juist weer zo grof dat je niet begrijpt waarom ze zo groot zijn afgedrukt. Wat dat betreft kan de atlas de vergelijking met het veel dunnere origineel van vijftig jaar geleden niet doorstaan. Waar de bodemkaart van de nieuwe atlas volstaat met twee soorten kleigrond – zonder verdere specificatie – maakte de oerversie verschil tussen oude zeeklei, klei op veen, zware jonge klei, lichte jonge zeeklei, zware rivierklei en lichte rivierklei. En op zo’n manier gepresenteerd dat de kaart nog beter leesbaar is ook.
De kwaliteit van de kaarten en afbeeldingen stelt bij nader inzien eveneens teleur: de gekozen kleuren zijn vaak moeilijk te onderscheiden, lijnen te dik en legenda’s onduidelijk. Wat zijn bijvoorbeeld Mn25C kalkarme en gMn83C knippige poldervaaggronden? Het gebruik van schaduwranden en een combinatie van afgeronde en rechte hoeken bij de kaders past meer bij een zelfgemaakte uitnodiging dan bij een professionele atlas en de meeste foto’s blinken uit door nietszeggendheid. Een eindredacteur voor de teksten was ten slotte evenmin een overbodige luxe geweest.
Genoeg geklaagd, door verschillende kaarten te combineren valt er ook veel te ontdekken. Neem bijvoorbeeld Zeeland. Pagina 74 leert dat deze provincie het hoogste percentage ‘verbrede’ landbouwbedrijven heeft: meer dan een derde ontplooit aanvullende activiteiten om het hoofd boven water te houden. De belangrijkste nevenactiviteiten zijn verblijfsaccommodatie, verkoop aan huis en ‘Agr nlb-overeenkomst’, wat blijkt te staan voor natuur- en landschapsbeheer. Windenergie speelt nauwelijks een rol, aan biologische landbouw besteedt de atlas helaas geen aandacht.
De grote geldstroom uit agrarisch beheer is verklaarbaar uit de kaart op pagina 66: de nationale landschappen. Zeeland heeft er maar liefst drie: Walcheren, de Zak van Zuid-Beveland en West-Zeeuws-Vlaanderen. Op pagina 78 blijkt dat je juist hier nog overwegend ‘gesloten platteland’ aantreft, een term waarmee het Sociaal en Cultureel Planbureau kleine, naar binnen gerichte dorpen aanduidt.
Uit de economische kaartjes van pagina 64 is af te lezen dat het aantal arbeidsplaatsen en de toegevoegde waarde per vierkante kilometer in Zeeland tot de laagste van Nederland behoren, net als de inkomsten uit Europese subsidies en de ‘niet-primaire agribusiness’. En juist in deze laatste branche verdient de Nederlandse agrocluster zijn geld, maar liefst 85 procent van het totaal. Toeleveren, distribueren en verwerken doe je nu eenmaal niet op het platteland, maar op bedrijventerreinen bij de steden en snelwegen.
Voor het ruimtebeslag van de landbouw moet je naar pagina 77. Op de kaart uit 1950 blijkt dat toen ruim de helft van de oppervlakte van Walcheren nodig was om de stad Middelburg te voeden, in 2010 volstaat grofweg een kwart van de grond, met dank aan de techniek en de schaalvergroting. Maar dan nog is Nederland niet in staat om zelf in zijn landbouwgrond te voorzien: wil iedereen net zoveel vlees en zuivel blijven eten als nu, dan is 2,34 miljoen hectare nodig, terwijl slechts 2 miljoen beschikbaar is.
In grote delen van Groningen en Friesland leidt dit tot een forse ‘grondhonger’ van de landbouwsector, zo leert pagina 55. Zo niet in Zeeland, daar zijn ondanks de schaalvergroting te weinig boeren die grond willen kopen zodat er een flink overschot aan land is. Omdat de claims voor bijvoorbeeld wonen, werken en nieuwe natuur hier onder de vijf procent van het areaal blijven, doemt het beeld op van een provincie die in rap tempo wordt uitgehold. Het onder laten lopen van de Hedwigepolder is ook vanuit dit oogpunt dus een verstandige beslissing. Zo duur is dat volgens pagina 53 niet eens: een hectare landbouwgrond kost in Zeeland gemiddeld net iets meer dan 42 duizend euro.
Landbouwatlas van Nederland; De Nederlandse agrosector op de kaart
W. Rienks, ROM3D, Hengevelde, 2009
Isbn 978 90 9024684 0 – 157 pp. – € 49,95