Bouwers kijken liefst vooruit. Toch is het noodzakelijk om af en toe terug te kijken, al is het maar om vanuit het verleden een nieuw licht te laten schijnen over het heden. De serie ‘na dato’ onderzoekt vergeten episodes uit de bouwgeschiedenis. Deze maand: de duurzaamheid van Schiedam.
De revolutie van het duurzaam bouwen begon bij hippies, kabouters en milieuactivisten, de geïnstitutionaliseerde revolutie begon in Schiedam. Onder wethouder Chris Zijdeveld werd daar in de jaren tachtig voor het eerst geprobeerd om een complete duurzame wijk te bouwen. De term ‘duurzaam bouwen’ was overigens nog niet in zwang, toen heette het nog milieubewust of ecologisch bouwen. Energiezuinigheid was sinds de energiecrisis van 1973 het leidende beginsel, maar er was ook aandacht voor microklimaat, regenwaterberging, fietspaden en groenvoorzieningen.
Het belangrijkste wapenfeit van Zijdeveld is Spaland-West, een wijk die tussen 1989 en 1995 werd gebouwd aan de noordzijde van Schiedam. Vrolijk word je niet van een bezoek aan deze wijk, hier hangt de armetierige, liefdeloze sfeer van de jaren tachtig. Spaland-West bestaat uit vier doolhofbuurten die elk slechts met één straat verbonden zijn met de ringweg, de Slimme Watering. Deze doodlopende woonerven herbergen een verzameling van losse bouwblokken die zich van elkaar niets aantrekken, meest rijtjeshuizen die keurig noord-zuid zijn gesitueerd zodat ze maximaal profiteren van de zon. Voor buurten met zoveel grondgebonden woningen is de dichtheid groot: 40 tot 45 woningen per hectare. De straten zijn smal gehouden en stoepen ontbreken, zodat veel woningen toch een – zij het zeer ondiepe – voortuin hebben gekregen.
In de laatst gebouwde buurt, De Velden genaamd, is de dichtheid met 55 woningen per hectare nog groter. Hier zijn de voortuinen bijna geheel verdwenen en overheerst het steen, niet vanuit een duurzaamheidsfilosofie, de exploitatie moest gewoon kloppend worden gemaakt. Wel is dit de enige buurt waar je het streven naar duurzaamheid ook daadwerkelijk aan de huizen afziet: op de daken staan zonnecollectoren, van een afstand lijken het net geblindeerde tuimelramen. Ook is er in de verte nog een restje van het productiebos te zien dat Zijdeveld liet planten op het deel van Spaland dat pas later bebouwd zou worden. De snelgroeiende Robinia Pseudoacacia had het hout moeten leveren voor de bouw van de volgende generatie woningen, maar niemand weet waar de stammen na de kap van vorig jaar zijn gebleven. Waarschijnlijk heeft de houtversnipperaar er korte metten meegemaakt: opgeruimd staat netjes.
Verder is er in Spaland-West eigenlijk niets te zien van de duurzame opzet. De geplande grasdaken bleken financieel niet haalbaar, het nutsbedrijf had geen trek in de kleine energiecentrales die her en der in de wijk moesten komen. Energiezuinigheid is onzichtbaar, het zit al bijna in het woord besloten: het gaat om iets dat niet gebruikt wordt. Maar toch vind je hier en daar uitzonderingen: in de voorloper van Spaland, de wijk Woudhoek, staat een opvallend blokje van 150 zeer zuinige woningen, de Ambachtenbuurt van architect Jon Kristinsson.
Begin jaren tachtig gaf Zijdeveld opdracht om cv-loze woningen te ontwerpen. Kristinsson, die in 1992 hoogleraar Milieu Technisch Ontwerpen aan de TU Delft zou worden, haalde alles uit de kast: geïsoleerde heipalen, kierdichte deuren, verwarming door de combinatie van een waakvlamloze geiser met een warmtewisselaar en, duidelijk zichtbaar, luiken voor de ramen. De installaties zorgden voor een hoop problemen – ‘We konden er bijna een monteur laten slapen’, vertelt Wim Holierhoek, coördinator technische zaken – en uiteindelijk kregen de huizen tot opluchting van de bewoners een gewone centrale verwarming. Maar nog steeds is het energieverbruik extreem laag. Holierhoek: ‘Met een paar kiloWatt houd je het warm, zelfs bij min tien.’ Grappig detail zijn de trappenhuizen van het gestapelde deel van het complex: de wanden zijn zo goed geïsoleerd dat het trappenhuis een glazen buitendeur kon krijgen, een groter contrast met de kleine ramen met luiken is niet denkbaar.
Bijna twintig jaar na oplevering oogt de waaiervormige Ambachtenbuurt nog steeds fris en helder. De open en gesloten luiken zorgen voor een steeds wisselend gevelbeeld. De straatjes lopen taps toe: op de kop staan de gestapelde woningen, verder het straatje in verlaagt het bouwblok zich tot eengezinswoningen. Deze laatste worden nu te koop aangeboden aan de zittende bewoners en gaan grif van de hand.
In 1990 eindigde het wethouderschap van Zijdeveld, hij trok het land in en werd een onvermoeibaar ambassadeur voor alternatieve energie. Adri Reijnhout, zijn opvolger, had heel andere opvattingen over duurzaamheid. Deze D66-wethouder voelde de tijdgeest van de jaren negentig goed aan: duurzaamheid lag voor hem besloten in de kwaliteit van de architectuur en het samengaan van architectuur en stedenbouw. Ontwerp wijken waar mensen tot in lengte van dagen willen wonen, en je hebt vanzelf een duurzame wijk. Zo onzichtbaar als Zijdevelds duurzaamheid was, zo opvallend werd de nieuwe aanpak. Hey man, this is the nineties.
Reijnhouts stokpaardje was Scandinavië en daar haalde hij Ralph Erskine vandaan om een stedenbouwkundig plan te maken voor het laatste stuk van Spaland. Op plattegronden stond dat al aangegeven als Spaland-Oost , maar dat vonden de projectontwikkelaars onaantrekkelijk en dus werd het ‘Sveaparken, woonpark met Zweedse sferen’. Het eerste deel van de wijk is net opgeleverd: ossenbloedrode huizen met een houten gevelbetimmering, overstekende daken, keramische dakpannen en witte houten hekjes. En natuurlijk waterpartijen en kronkelende straten. De identiteit spat er aan alle kanten vanaf, je lijkt zo een folder van New Urbanism in te rijden.
Opvallend is ook dat het woord duurzaamheid ontbreekt in de folders. ‘Zorgvuldige vormgeving van woningen en woonomgeving, kindvriendelijk, menselijke maat, veel groen en water, harmonie, rust, ruimte en privacy, eigen identiteit’, het staat er allemaal, maar blijkbaar is duurzaamheid geen aantrekkelijk PR-instrument. Toch zijn een aantal uitgangspunten van Spaland-West wel degelijk overgenomen: smalle straten zonder stoepen, uitstekende fietsverbindingen, opvang van hemelwater in de wijk en uiteraard goede isolatie, geen hardhout, milieuvriendelijke verf.
Bij Spaland-West werden deze normen bevochten op de projectontwikkelaars, nu staan ze in het convenant Duurzaam Bouwen van de stadsregio Rotterdam die op basis van de Schiedamse ervaringen is opgesteld. Voor zover ze al niet standaard in het Bouwbesluit staan. De Schiedamse revolutie heeft daarmee het toppunt van institutionalisering bereikt. ‘We beperken ons nu tot de controle van de uitgangspunten van het convenant’, zegt Kees Rijke, hoofd Volkshuisvesting van Schiedam, ‘en dat is al hard genoeg knokken. Vroeger zaten we er als dienst veel dichter op en was er veel kennis in huis. Maar ja, de gemeente werd op afstand gezet en veel kennis is verdwenen.’ Toch wordt er onder druk van de gemeente in Sveaparken één experiment gerealiseerd: de wethouder wilde dat het Schiedamse bedrijf Itho de kans kreeg om in twintig woningen een experimentele klimaatinstallatie op basis van aardwarmte te plaatsen. ‘De projectontwikkelaars pakten dat op, maar van harte ging het niet.’
Duurzaamheid is in Schiedam geen speerpunt meer, tegenwoordig gaat het om de romantiek. Dat is jammer, experimenten als lichte stedenbouw zouden op deze slappe veenbodem het overwegen waard zijn: in Spaland-West is de gemeente nu bezig met een kostbare zandsuppletie om de inklinking van de afgelopen vijftien jaar te compenseren. Sveaparken tackelde dit probleem op de macho-manier: de bodem een paar jaar voorbelasten met extra zand zodat er meer water uit de bodem wordt geperst.
Een nieuwe impuls voor de duurzaamheidsgedachte is in Schiedam niet te verwachten. Sinds 2000 is er een nieuwe wethouder, maar die heeft zijn handen vol aan de wederopbouwwijken. Sloop zal het leidende principe zijn van de Schiedamse stedenbouw in het eerste decennium van de 21-ste eeuw.