Het feit dat de stad zes buurten op de Vogelaarlijst heeft staan, geeft een indicatie van de leefbaarheidproblemen waarmee Arnhem kampt. Ondanks de vooruitgang die de stad in het afgelopen decennium boekte, woonde 18 procent van de Arnhemmers in 2008 in een omgeving met leefbaarheid ‘matig’ of minder. Daarmee neemt de stad de vierde plaats in, na respectievelijk Rotterdam, Amsterdam en Den Haag.
De leefbaarheidwinst is vooral geboekt in het vooroorlogse Arnhem, zo raakte Vogelaarbuurt Klarendal geheel verlost van haar ‘negatieve’ plekken en scoort ze nu ‘matig’ en deels zelfs ‘matig positief’. Minder fortuinlijk was Presikhaaf, waar de problemen vooral naar buiten werden gedrukt. Presikhaaf I, het deel van de wijk dat het dichtst bij het centrum ligt, ging er stevig op vooruit. Presikhaaf II bleef met een klein cluster met de score ‘zeer negatief’ min of meer stabiel en nog verder naar het oosten maakten belangrijke delen van Presikhaaf III een ‘negatieve ontwikkeling’ door.
Een soortgelijk verschuiving naar de randen van de stad is ook zichtbaar in de nieuwbouwstad op de linkeroever van de Rijn. In de erkende probleemgebieden – Malburgen-West, Zeesingel en omgeving, Immerloo – werd bijna over de hele linie vooruitgang geboekt. Maar daartegenover stond dat verder naar het zuiden, onder de Pleyroute, tussen 1998 en 2008 overal clusters opdoken met een teruglopende leefbaarheid. Een helder ruimtelijk patroon valt er niet in te ontdekken in de 21 kleine plekken, waarvan 18 een ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ tonen en 3 zelfs een ‘grote negatieve ontwikkeling’. Alleen rond winkelcentrum Kronenbrug is sprake van een duidelijke combinatie van een verslechtering van veiligheid, bevolkingssamenstelling, voorzieningenniveau en sociale samenhang. Omdat de verbetering van de publieke ruimte dit niet goed kon maken, leidde dit tot een vergroting van de clusters met de score ‘matig’ en het ontstaan van een ‘negatief’ cluster rond de Schepen ten Havenstraat. Winst was wel dat het kleine ‘zeer negatieve’ gebiedje rond de Schepen van Ommerenstraat verbeterde tot ‘matig’.