Desksurfing

PublicatieIntermediair, 3 februari 2009
BeeldTijs van den Boomen
TrefwoordenFreelancen

Coworking krijgt in Nederland langzaam vaste voet aan de grond: het vult het gat tussen het zolderkamertje thuis, een tafeltje bij de Coffee Company en een officiƫle ruimte in een bedrijfsverzamelgebouw met een huurcontract van vijf jaar.

‘We worden ook wel benaderd door puur commerciële organisaties, maar die snappen dus eigenlijk helemaal niks van coworking’, zegt Alper Çuğun (27). Samen met een vriend zette hij de website coworker.nl op, een overzicht van plekken waar je al dan niet tegen betaling een tijdelijke werkplek kunt huren. Maar Çuğun is ruimhartig: voorlopig krijgen commerciële clubs nog een plaatsje op zijn kaart van Nederland, maar dan wel voorzien van een groot geel euroteken. Daar zitten grote bedrijven bij als het Utrechtse Seats2Meet – waar je overigens alleen betaalt als je een zaaltje huurt, in de lounge mag je gratis gebruik maken van flexplekken met kofie en draadloos internet – maar er staan ook éénpitters op, zoals Floris Venneman uit Groningen die afgelopen oktober als een blok viel voor een kantoor in de binnenstad en die om de huur te kunnen betalen nu werkplekken aan zijn grote tafel aanbiedt voor 25 euro per dag.
Coworking draait voor Çuğun om community, om samenwerking met gelijkgestemden, om wederzijdse ondersteuning en om het leren kennen van leuke, inspirerende mensen. Zijn motivatie om de site te maken was simpel: ‘Er is meer dan genoeg kantoorruimte in Nederland, dat moet slimmer gebruikt kunnen worden. En bovendien wil ik zelf ook graag weten waar ik terecht kan als ik op reis ben.’
Deze praktische inslag verklaart de legenda van zijn coworker-kaart van Nederland: behalve de eurotekens bevat die koffiekopjes en de druppelvormige pointers van Google. De kopjes staan voor de cafés en lunchplekken met goede broodjes en gratis internet, de pointers geven de coworkingplekken aan. De variëteit blijkt groot: zo vindt Peter Robinett, die een plek heeft in het chaotische oude Volkskrantgebouw in Amsterdam, het leuk als er op woensdag, donderdag of vrijdag mensen bij hem komen werken. En als je toevallig in Venlo moet zijn voor een afspraak en daarna nog even wilt werken, dan kun je met een gerust hart Marcel Tabbers van Koekoek BV bellen of mailen. Hij beheert een ontwikkelingsmaatschappij die culturele projecten opzet in de voormalige drugswijk Q4. In mei loopt het project af, maar de deur blijft openstaan: ‘Onder de naam Haringswurst ben ik zelf bezig met culturele uitwisseling met Duitsland. Om meer gevoel voor de Duitse markt te krijgen ga ik daar af en toe zelf coworken: ik bel bedrijven en instellingen of ik daar een dagje mag zitten werken. De meeste schrikken zich dood, maar met mensen die wel positief reageren heb je ook meteen echt een klik.’
Deze aanpak zou je, naar analogie van couchsurfing kunnen betitelen als desksurfing. Ook Alper Çuğun, de initiatiefnemer van coworker.nl, doet het af en toe, zoals hij ook mensen ontvangt die een dagje willen komen werken in het kantoor dat hij met drie anderen in de Delftse binnenstad deelt. ‘In principe is het gratis. Maar als iemand vaak komt trekt het natuurlijk scheef en zou diegene wel mee moeten betalen.’ Ook als hij straks meer huur moet gaan betalen – het anti-kraakpand staat op de nominatie om gesloopt te worden – zal een zakelijkere aanpak nodig zijn: ‘Maar wel met behoud van community.’
 
Coworking krijgt in Nederland langzaam vaste voet aan de grond: het vult het gat tussen het  zolderkamertje thuis, een tafeltje bij de Coffee Company en een officiële ruimte in een bedrijfsverzamelgebouw met een huurcontract van vijf jaar. En vooral: het zorgt voor een los netwerk van min of meer gelijkgestemde zielen en een grote bewegingsvrijheid. 
Als officiële startjaar van de coworking-beweging geldt 2005, toen Brad Neuberg, een Amerikaanse programmeur en voorvechter van open source, het woord muntte. Maar het idee erachter is natuurlijk veel ouder, het past moeiteloos in de communes van de jaren zestig. Net als in die tijd speelt Californië ook nu een voortrekkersrol: nog steeds zijn daar de meeste coworking communities te vinden. Nieuw is vooral de rol van de informatietechnologie: internet maakte het onderhouden van contacten mogelijk, laptop en mobiele telefoon maakten het werk letterlijk footloose. En zo konden virtuele samenwerkingsverbanden uitmonden in fysieke en omgekeerd. Anders dan in de jaren zestig is winst maken daarbij nu geen schande meer.
Een van de beste voorbeelden van professioneel idealisme is te vinden in Rotterdam, overigens een van de steden die volgens de kaart van coworker.nl nog geheel blanco zou zijn. The Hub is gevestigd op de chique Heemraadsingel en beschikt over een fulltime host. Initiatiefneemster en eigenaresse Moraan Gilad (35): ‘Ons doel is niet zo zeer het aanbieden van laagdrempelige kantoorruimte, het gaat vooral om het verbinden van mensen. Dat kan door ze rechtstreeks te koppelen – ga eens met die-en-die praten, die liep ook tegen dat probleem aan –  maar als een vraag onbeantwoord blijft of een probleem steeds opduikt, dan kun je ook een spreker uitnodigen, een brainstorm organiseren of, zoals eind januari, een excursie. Innovatie is een kwestie van toevallige ontmoetingen, maar om die te laten plaatsvinden heb je wel een fysieke plek nodig.’
The Hub Rotterdam ging begin vorig jaar van start en telt inmiddels 120 leden. De kosten zijn afhankelijk van het gebruik dat je van de faciliteiten maakt. Een werkplek in de grote open ruimte kost 15 euro per dag, fulltime gebruik komt op maximaal 310 euro per maand. En voor dat bedrag mag je tevens gebruik maken van de vestigingen in London, Bristol, Johannesburg, Berlijn, Cairo en  Sao Paulo. Gilad: ‘Het concept van The Hub komt uit Londen en ik hoorde ervan in de tijd dat ik in Johannesburg woonde en een plek zocht om te werken. Die was er niet en toen heb ik met een lokale ondernemer zelf maar zo’n Hub opgericht, de eerste buiten Engeland.’ Terug in Nederland wilde ze met haar vriendin Tatiana Glad ook zoiets beginnen, maar ze konden het niet eens worden over de plek: haar eigen woonplaats Rotterdam, of Amsterdam waar Glad woont. Marktonderzoek wees uit dat er in beide steden voldoende behoefte is: de Amsterdamse Hub opende afgelopen november zijn  deuren in een oud schoolgebouw in de Jordaan.
In principe kan iedereen lid worden van The Hub. Moraan Gilad: ‘We richten ons op ideële ondernemers, maar dat selecteert zich eigenlijk vanzelf uit. De host legt uit wat onze werkwijze is, dat er een evenwicht moet zijn tussen wat je komt halen en wat je komt brengen. In principe kan alles – een probleem is er pas als het zich voordoet – dus als iemand zijn kind wil meebrengen: prima. En als dat overlast geeft, dan zoek je samen een oplossing. Bij twijfel leggen we het aan de community voor. Zo wilde een werving- en selectiebureau graag ons ledenbestand gebruiken, maar dat wilde de meerderheid niet omdat zo’n bureau niks terugbrengt.’
Hoe begeesterd Gilad ook is over haar Rotterdamse Hub, ze wil al weer verder. Samen met Jonathan Robinson, de Engelse oprichter van The Hub, onderzoekt ze de mogelijkheid om het concept toe te passen in conflicthaarden als Israel, Afghanistan en Colombia. ‘Uit de ecologie weten we dat diversiteit nodig is voor een gezond systeem. Dat geldt voor een samenleving ook, je moet dus zoveel mogelijk verschillende mensen bij elkaar brengen.’ In Israel, dat ze door haar Iraans-Israëlische vader goed kent, had ze al een plek op het oog, precies tussen de roadblocks in, zodat je er zowel vanuit de Westelijke Jordaanoever als vanuit Israël kunt komen. ‘Maar toen we potentiële coworkers polsten bleken ze de reistijd te lang te vinden. En je kunt alleen maar uitgaan van hun wensen, anders werkt het niet.’
 

Gerelateerde artikelen