Jongeren dromen over monumenten

Publicatie6 november 2024
TrefwoordenRotterdam

Iets meer dan een eeuw oud is de Afrikaanderwijk, die net als de rest van het oude Rotterdam-Zuid rond 1900 uit de grond werd gestampt om de havenarbeiders te huisvesten die toestroomden uit Zeeland en Brabant – ‘de boerenzij’ noemden Rotterdammers die kant van de rivier. Na de oorlog kwam er weer een grote instroom…

Iets meer dan een eeuw oud is de Afrikaanderwijk, die net als de rest van het oude Rotterdam-Zuid rond 1900 uit de grond werd gestampt om de havenarbeiders te huisvesten die toestroomden uit Zeeland en Brabant – ‘de boerenzij’ noemden Rotterdammers die kant van de rivier.
Na de oorlog kwam er weer een grote instroom van nieuwe bewoners, dit keer uit de landen rond de Middellandse Zee. Huisjesmelkers kochten panden op en veranderden die in pensions voor Turkse gastarbeiders. In 1972 leidde dat tot rassenrellen, ze werden life op televisie uitgezonden.
Met spoed nam de gemeente een spreidingswet aan om het aandeel ‘buitenlanders’ per wijk tot vijf procent te beperken, de Raad van State veegde die twee jaar later van tafel: discriminatie. De instroom van mensen met een migratieachtergrond ging door, inmiddels geldt nog maar zestien procent van de Afrikaanderwijkers als autochtoon.
Waar Rotterdam-Zuid nog altijd met forse problemen kampt, zit de leefbaarheid van de Afrikaanderwijk sinds 2010 in de lift. Misschien gaat het wel te goed, want de gentrificatie rukt op.

In het Gemaal op Zuid, dat aan het Afrikaanderplein ligt, wachten zes jongeren van een jaar of dertien, veertien af wat er gaat komen. Ze zitten in de leerlingenraad van Vakschool De Hef, komen uit heel Rotterdam en hebben allen een migratieachtergrond, sommigen zijn pas een jaar in Nederland. Aan tafel verder twee grote jongens van achttien, de lerares van De Hef en twee architecten, onder wie Nadia Pepels die eerder een sociaal-ruimtelijk kaart tekende van de Afrikaanderwijk, of Afri, zoals ze hier zeggen.

De meer dan manshoge kaart staat tijdens het gesprek tegen de muur als appetizer. ‘Het plein dat nooit afkomt’ staat bij het Afrikaanderplein geschreven. Bij de aanpalende Rijnhaven en Maashaven staan met dunne lijntjes de contouren van de geplande stadsstranden. Welke plekken zijn voor hen belangrijk en moeten ook op de kaart komen?

Ook al zijn de meesten kort in Nederland, ze spreken de taal goed. Maar met moeilijke woorden moet je niet aan komen. Een project in opdracht van het ministerie? Wat is een ministerie? En een architect, wat doet die eigenlijk? Vlijtig gaan ze na de uitleg aan de slag met tekst, beelden en collages: het Huis van de Wijk moet er op, want daar worden toffe dingen georganiseerd, en het Gemaal waar ze nu zitten ook, en de school en de moskee en de businessschool op Katendrecht waar ze praktijkles ondernemen krijgen, maar dan stokt het.

Het is een schraal beeld dat uit hun monden oprijst, ze kennen vooral de georganiseerde plekken waar ze zich welkom voelen, een paar winkels waar ze wel eens wat kopen, en verder de metrohaltes waar ze een beetje rondhangen. Winkelcentrum Zuidplein, waar een van de oudere jongens werkt, is een geval apart: het trekt aan omdat er veel winkels zitten en veel jongeren komen en stoot af door de agressie.

Wat opvalt: ook al zitten ze hier op school, ze kennen de wijk slecht, vooral de grote doorgaande wegen zijn harde scheidslijnen, wat aan de overkant ligt valt buiten hun blikveld. Dat geldt zelfs voor het Afrikaanderplein, dat vanuit hun school letterlijk aan de overkant van de Putsebaan ligt.

Wat zien ze als monument, wil Nadia weten. Na haar uitleg dat een monument iets leuks is, iets waar je trots op bent, beginnen ze hardop te denken. ‘Niets,’ concludeert een jongen beteuterd, ‘er is in de wijk niets dat daarvoor leuk genoeg is.’ Maar als ze nieuwe monumenten mogen verzinnen, dan weten ze wel iets: het spiegelende depot van het Booijmans, zoiets zouden ze ook wel in Afri willen.

Door alle ideeën een plek op de kaart te geven komt het gesprek op de twee stadsparken die aan de rand van de wijk worden aangelegd, een in de Rijnhaven en een in de Maashaven. Hun ogen glimmen: een plek om te voetballen zou tof zijn, basketbalveldjes, een waterpretpark, een dierentuin, tuinen met gekleurde bloemen, bankjes met vuurplaatsen waar mensen ‘s avonds bij elkaar kunnen komen en foodfestivals, want als er iets is dat mensen verbindt dan is het eten. Wat ze niet zien zitten is de winkel met Rolexen die aan het Rijnhavenpark komt, wat moeten ze daar nou mee, dat leidt alleen maar tot ruzies.

En ze fantaseren verder: een plek om te gamen is ook heel belangrijk, want thuis hebben ze geen PlayStation.

 

Quotes jongeren

‘Op Zuidplein heb je allemaal winkels en eten, Jamin, Zara, Burger King. Het is er alleen altijd gevaarlijk, altijd ruzie. Toch wil ik er graag naartoe.’

‘Veel mensen hier moeten meer respect hebben voor ouderen, dan zou het veiliger zijn.’

‘Wat doet een architect eigenlijk? En een ministerie, wat is dat?’

‘In ’t Klooster voel je je vertrouwd, daar ken je mensen, het is open, gezellig, je kan er gewoon heen gaan en vette dingen doen. Daar zie ik mijn vrienden!’

‘Dat park is leuk bedacht, maar als daar een winkel komt met allemaal rolexen, dan krijg je ellende.’

‘Het nieuwe park zou wel leuk voor ons kunnen zijn, want het is makkelijk te bereiken en het water is leuk!’

‘De school is saai, toch zitten we in de leerlingenraad. Wij willen de school beter maken, gezelliger, en meer verschillende plekken om te chillen.’

‘We gaan wel eens met school naar het theater, dat vinden we niet zo leuk.’

‘Wij hebben geen glansgebouw, dat zou hier echt goed zijn.’

 

Plaats

Rotterdam, Afrikaanderwijk

Ontwerpteam

Studio Nadia Nena – Nadia Pepels, met Sarah van der Giesen