Architecten en stedenbouwers krijgen steeds meer normen op hun tekentafel. Is ontwerpen in dit woud van regels en eisen nog wel mogelijk? ‘Poldernormen’ is een serie over de oprukkende normering. Deze maand: veiligheid.
Veiligheid is zo ongeveer het hoogste goed in de moderne samenleving, daaraan durft niemand te tornen. Het veiligheidsargument is de ideale manier om elke discussie te winnen: ‘U wilt toch niet verantwoordelijk zijn voor de dood/invaliditeit/blijvende arbeidsongeschiktheid van de gebruikers van dit gebouw, is het wel?’ Projectontwikkelaars, architecten en ambtenaren zien de journalisten na een ongeluk al met beschuldigende vragen op zich afkomen.
Maar wat is een veiligheidsrisico eigenlijk? In de praktijk is het een stapeling van waarschijnlijkheidscurves en extreme omstandigheden. De angstvalligheid waarmee kerncentrales worden doorgerekend, wordt ook toegepast op woonhuizen en kantoren. Dat komt pijnlijk aan het licht als de nieuwe normen worden toegepast op gebouwen die hun gebruikswaarde al vele decennia hebben bewezen.
‘Volgens de huidige veiligheidsnormen loopt de hele Amsterdamse binnenstad het gevaar in te storten’, zegt architect André van Stigt met een grijns, ‘toch staat die er al een paar eeuwen’. Als mede-oprichter van het Amsterdams Monumenten Fonds is hij betrokken geweest bij de herbestemming en verbouw van veel monumenten. Bij de verbouwing van de pakhuizen aan het Entrepotdok bleken de balken te zwak om er woningen in te bouwen. Van Stigt rekent voor: in een woonkamer moet je een piano neer kunnen zetten, vandaar de norm voor veranderlijke belastingen van honderd kilo per vierkante meter. Vervolgens wordt gedaan of je de hele kamer vol piano’s zet, zo kom je bij een kamer van veertig vierkante meter op vierduizend kilo, dat vermenigvuldig je met vier verdiepingen, vervolgens met een factor 1,3 want het hout zou wel eens verborgen slechte plekken kunnen hebben, en tenslotte met de nieuwe veiligheidsmarges voor funderingen die eind jaren zestig is verhoogd van 1,3 naar 1,7. Zo’n berekening toont aan dat een gebouw dat al eeuwenlang lasten van vijfhonderd tot duizend kilo per vierkante meter draagt – in de oorlog lagen er zelfs dikke pakken lood opgeslagen – te zwak is voor bewoning. Officieel betekende dat sloop of een nieuwe constructie die sociale woningbouw onbetaalbaar zou maken.
Gelukkig liet Bouw- en Woningtoezicht van Amsterdam zich overtuigen, ‘maar alleen omdat de ambtenaren bereid waren om mee te denken. Maar het is gevaarlijk om afhankelijk te zijn van welwillendheid. Als een projectontwikkelaar belang heeft bij sloop kan hij verbouwplannen makkelijk torpederen met de normen in de hand. Ook bange of ondeskundige ambtenaren zullen niet snel meewerken aan iets dat volgens het boekje eigenlijk niet mag.’
Momenteel ligt Van Stigt in de clinch over het gerenoveerde Olympisch Stadion. Begin dit jaar waaide de originele overkapping eraf. Inmiddels is die teruggeplaatst, maar de oorzaak is nooit gevonden. ‘Waarschijnlijk was het een bizarre valwind. Aan de constructie ligt het in ieder geval niet: Bouw- en Woningtoezicht, de constructeurs en wij als architectenbureau zijn bereid om onze handtekening daaronder te zetten.’ Maar de afnemer van de bedrijfsruimtes, het Sociaal Fonds Bouwnijverheid, schakelde TNO in en dat concludeerde dat de spanten weliswaar stevig genoeg zijn maar dat de constructie niet voldoet aan de nieuw veiligheidsnorm van 1,5. Van Stigt: ‘Desnoods doen we een beroep op artikel 412 van het Bouwbesluit dat vrijstellingen voor monumenten toestaat.’
Ook kerken proberen een uitzonderingspositie te claimen. Het CDA stelde eind augustus kamervragen om te voorkomen dat alle kerken hun altaartreden moeten markeren met een lichte kleur en de kerkdeuren met een verlicht groen ‘Uit-bordje’. Een intern onderzoek naar de ‘arbo-geschiktheid’ van de katholieke kerken in Limburg bracht namelijk aan het licht dat op dit moment 321 van de 350 parochies afgekeurd zouden worden. In de rest van het land is de situatie niet anders.
Nog even los van het probleem dat lang niet alle kerken monumenten zijn, voelt Evert Jan Nusselder van Monumentenzorg er niet veel voor om steeds artikel 412 uit de kast te halen om een individuele ontheffing aan te vragen bij het gemeentebestuur. ‘We willen monumenten niet onder een stolp zetten, ze moeten een levend onderdeel van de samenleving blijven’, zegt het hoofd van de afdeling Instandhoudingstechnologie. Maar dat wordt wel moeilijker nu monumentenzorg steeds vaker botst met de Arbeidsomstandigheden (ministerie van SoZaWe),het milieu (ministerie van VROM) en de brandweer (ministerie van BiZa). ‘Vroeger had je de architect als integrator, maar de adviseurs hebben zich met hun normboekjes in de hand naar voren geschoven. Ze hebben zich gecertificeerd en vechten alleen voor hun deelbelang.’
Problemen kunnen uit onverwachte hoek komen. Zo zijn sierlijsten voor deuren en kozijnen in een monument nooit standaard. Kleine timmerbedrijven slijpen zelf de beitels om een lijst op maat te frezen. Sinds kort eist de Europese regelgeving dat de beitels slechts enkele millimeters uitsteken om de kans op breken en de daarbij behorende ongelukken te voorkomen. Gevolg is dat niet alleen de beitels zelf maar ook de beitelkoppen op maat gemaakt moeten worden, en dat kost vele duizenden guldens. Onbetaalbaar dus voor een paar meter lijst, waardoor de vervlakking verder toe dreigt te nemen.
Bij de restauratie van oud schilderwerk dreigde een soortgelijk probleem. Om de schildersziekte uit te bannen, mogen vanaf 1 januari alleen nog watergedragen verven worden gebruikt. Loodwit en lijnolie zijn binnen voortaan uit den boze. Na een ‘pastoraal gesprek’ van Nusselder is inmiddels een officiële ontheffing voor monumenten in de maak bij Sociale Zaken.
Monumentenzorg zou deze koninklijke weg graag uitbreiden en een ‘Monumentenbesluit’ willen toevoegen aan het Bouwbesluit, liefst gedrukt op rode pagina’s. Maar Nusselder geeft toe dat een harde, kwantitatieve normering bij monumenten onmogelijk is. ‘In wezen pleiten we voor nuchterheid en een goede afweging van de specifieke omstandigheden. Maar omdat kun je daarmee niet aan kunt komen, werken we nu aan kennisoverdracht en beslisbomen. Wij willen de wal worden die het schip van de toenemende normering keert.’
De ontwikkeling van de laatste jaren doet echter vrezen dat Nusselder steeds vaker de boer op zal moeten om te bidden en te smeken. Zoals bij de uitbouw van Huis Doorn voor museumbezoek. Het normboekje van de brandweer schreef op alle zolderkamers vijf sprinklerkoppen voor. Gevolg was dat er een standleiding van twintig centimeter nodig was om voldoende water naar boven te brengen. Zulke dikke muren waren er niet eens. Uiteindelijke bleek de brandweercommandant bereid om mee te denken. Hij schrapte links en rechts wat sproeikoppen zodat de standpijp bescheiden van doorsnee kon blijven. Gevreesd moet worden dat dit succes net zo’n uitzondering is als de beslissing van Rick van der Ploeg om de subsidie aan Huis Doorn nog even te verlengen.