Over stad, spoor en snelweg

AuteurTijs van den Boomen en Ton Venhoeven
Publicatie3 juli 2012
BeeldTijs van den Boomen
TrefwoordenOpenbaar Vervoer

We zijn niet meer in een uniforme mal te persen – we wonen hier, werken daar en winkelen, sporten en spelen op weer heel andere plekken. Dat vereist een nieuwe visie op de ruimtelijke inrichting en infrastructuur.

Op 3 juli nam minister Melanie Schultz van Haegen het advies over multimodale knooppunten van infrastructuur en ruimtelijke inrichting in ontvangst. Dat is hier als pdf te downloaden, hieronder de samenvatting.

We zijn niet meer in een uniforme mal te persen – we wonen hier, werken daar en winkelen, sporten en spelen op weer heel andere plekken. Tegelijk is ook het karakter van de economie ingrijpend veranderd. We leven in een diensteneconomie en die bestaat bij de gratie van face to face-contacten. Zonder persoonlijke contacten en toevallige ontmoetingen valt de kenniseconomie stil.
Als gevolg daarvan groeit onze mobiliteit; de afstanden die we afleggen worden steeds groter, de patronen diffuser. Helaas is de samenhang tussen de netwerken van weg en rail ondermaats: veel plekken zijn met het openbaar vervoer nauwelijks bereikbaar, bij andere kun je met de auto bijna niet komen. Storingen, calamiteiten en gedwongen omrijden veroorzaken bovendien extra reistijd.
Kantoren, bedrijven, winkels en andere voorzieningen liggen nu verspreid, waardoor je de ene keer gedwongen wordt de trein te nemen en de andere keer juist de auto. Om vrij zijn te kunnen kiezen, hebben we aangename, levendige plekken nodig, waar wordt gewoond, gewerkt en gewinkeld. Plekken die beter bereikbaar zijn, waar je zowel te voet kunt komen als met de fiets, de auto, de tram, de bus, de trein en soms zelfs met het vliegtuig. Bij deze multimodale knooppunten – want daar hebben we het hier over – gaat het er niet in de eerste plaats om dat je kunt overstappen, hoewel dat mooi is meegenomen, maar dat het aantrekkelijke plekken zijn waar je op verschillende manieren kunt komen.
Bereikbaarheid
Beter bereikbare plekken en steden zetten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in gang, die meer mensen aantrekken, waardoor meer draagvlak ontstaat voor goede verbindingen en het nog aantrekkelijker wordt nieuwe functies toe te voegen en nieuwe steden aan te haken op dit systeem. Zo ontstaat, stapje voor stapje, een robuust, geïntegreerd mobiliteitsnetwerk, dat auto, ov en langzaam verkeer aan elkaar haakt.
Zonder nieuwe infrastructuur aan te leggen, ontwikkelt zich een netwerk van snelle en hoogfrequente ov-verbindingen, dat als ruggengraat van de samenleving functioneert. Zo’n structuur met geïntegreerde multimodale netwerken en levendige knooppunten is minder storingsgevoelig, wordt gelijkmatiger gebruikt en verhoogt de duurzaamheid, welvaart en het concurrentievermogen van Nederland.
Recent beleid
Het samenbrengen van de werelden van ruimte en infrastructuur is een proces dat al een tijd gaande is. Zo zijn onder andere verkeer, ruimte en milieu in het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu samengevoegd en is het MIT veranderd in het MIRT – met de R van Ruimte dus. Ook aan de integratie van de verschillende mobiliteitsnetwerken wordt hard gewerkt, getuige de vele P+R-locaties en de uitpuilende fietsenstallingen. De eerste projecten waarin multimodale knooppunten gecombineerd worden met stedelijke ontwikkeling beginnen zichtbaar te worden. Binnenkort worden de zes Nieuwe Sleutelprojecten opgeleverd, maar ook elders wordt flink aan stations en stationsgebieden gesleuteld.
Met het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) ontstaat de mogelijkheid hier een grote reeks succesvolle knooppuntontwikkelingen aan toe te voegen. Met als resultaat een veel betere bereikbaarheid, levendige centra en een betere integratie van infrastructuur en ruimte. En ook niet onbelangrijk, een hoog maatschappelijk rendement op de grote investering van het PHS. Maar om realisatie van dit perspectief mogelijk te maken, moet wel een aantal essentiële stappen worden gezet. Welke dit zijn, daar gaat dit advies over.
Basisgedachte van het advies
Het Rijk kan niet voor alle mogelijke knooppunten van bovenaf bepalen wat moet gebeuren, maar het is wel mogelijk door kennisontwikkeling en aanpassing van soms knellende regels de ruimte te geven aan initiatieven waaraan lokaal of regionaal behoefte is. Daarnaast kan het Rijk een aantal van die projecten stimuleren en ondersteunen. Door zich als partner te committeren, helpt het Rijk concrete projecten vooruit en verwerft het inzicht in de praktijkproblemen en hoe die kunnen worden opgelost.
De lessen die hier geleerd worden, kunnen dienen om ook andere knooppunten tot ontwikkeling te brengen. Hiermee wordt uitwerking gegeven aan de ambities van het programma Beter Benutten en de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (SVIR), en worden de kansen benut die het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) biedt. Het is belangrijk om voor de testlocaties knooppunten van verschillende schaal en vervoerswaarde te selecteren. Het College van Rijksadviseurs (CRA) biedt aan om bij de selectie van knooppunten te adviseren.
 
3×3 testlocaties
Om een optimale benutting van de investeringen in het PHS te verkrijgen, adviseert het CRA regio’s uit te nodigen testlocaties voor te dragen die de wisselwerking tussen infrastructuur en ruimtelijke ordening in de praktijk onderzoeken én versterken. Door op deze locaties experimenten mogelijk te maken met wet- en regelgeving, financiering, belastingen, samenwerkingsvormen en knooppuntmanagement, ontstaat waardevolle expertise die noodzakelijk is voor succesvolle knooppuntontwikkeling. De geselecteerde knooppunten hebben een laboratorium- en voorbeeldfunctie voor vergelijkbare knopen. Wij stellen voor dat de geselecteerde testlocaties de beschikking krijgen over een expertteam, dat over de nodige kennis beschikt om integraal te kunnen adviseren. Dit expertteam adviseert bij alle negen testlocaties.
Bij de selectie worden drie niveaus onderscheiden, wij pleiten ervoor om voor elk niveau drie testlocaties beschikbaar te stellen. Door deze onderverdeling in verschillende schaalniveaus ontstaan in korte tijd sterke voorbeelden die op alle knooppunten in het netwerk toepasbaar zijn.
1. Netwerk
Uitdagingen zijn een slimme nationale en internationale koppeling van snelwegen, snelle spoorlijnen en vliegvelden. De bijbehorende ruimtelijke programmering op de knooppunten speelt daarbij een cruciale rol. Schaal: de grotere stations van het PHS, ook Zwolle en Eindhoven-Acht lijken bijzondere potentie te hebben.
2. Corridor
Uitdagingen zijn volledige benutting van de PHS-capaciteit, versterking van de multimodale bereikbaarheid, het toevoegen van een goede mix van functies, afstemming van programma’s op het niveau van de corridor en de agglomeratie en een gelijktijdige afremming van de ruimtelijke ontwikkeling elders in de regio. Schaal: stations die per auto goed bereikbaar (te maken) zijn, met nadruk op de corridors van het PHS. Voorbeelden zijn de A4-zone, de A2-zone en de Brabantse stedenrij.
3. Knoop
Uitdaging is een veraangenaming van de stationsomgeving – mogelijk ook door toevoeging van functies en voorzieningen –, zodat de ervaren reistijd korter wordt en de bereikbaarheid voor het langzaam verkeer en de auto verbetert.
Schaal: hoewel veraangenaming bij alle stations een belangrijke opgave is, gaat het hier vooral om de verbetering van de kwaliteit bij kleine stations in voorsteden, dorpen en weilanden.
Dit advies doet concrete aanbevelingen op alle drie de niveaus, tevens wordt een summier theoretisch kader geschetst. Het boek De mobiele stad. Over de wisselwerking van stad, spoor en snelweg, dat parallel aan dit advies zal verschijnen, schetst de samenhang tussen ruimtelijke ordening en infrastructuur aan de hand van een groot aantal voorbeelden. Testlocaties kunnen zich hierdoor laten inspireren.
Omdat dit advies zich richt op de kansen die het PHS biedt, beperkt het zich tot multimodaal personenvervoer. De mogelijkheden van geïntegreerde netwerken van multimodaal vrachtvervoer en de bijbehorende knooppunten zijn buiten beschouwing gelaten.