Vorig jaar werd een recordaantal van 19.313 woningen ‘aan de woningvoorraad onttrokken’, de overgrote meerderheid door sloop. En dat aantal stijgt. In een zesdelige serie vertellen mensen over de sloop van hun woning.
Gisteren heeft zijn nieuwe huis het hoogste punt bereikt, vandaag wordt zijn boerderij gesloopt om plaats te maken voor Vathorst, de nieuwe Vinex-locatie van Amersfoort. ‘Ik huil er niks om’, zegt Gerard Kleinveld, ‘voor boeren zijn het gouden jaren om ermee te stoppen, zelfs mijn stank heb ik kunnen verkopen. En geld maakt niet ongelukkig.’
Sentimentaliteit is Kleinveld vreemd. Toen hij ruim dertig jaar geleden zijn moeder en zijn broers en zusters uitkocht, liet hij zijn geboortehuis afbreken, alleen de stallen liet hij staan. ‘Mijn broer wilde verbouwen, maar dan blijf je aan de gang met die oude zooi. Ik heb er toen een burgerhuis voor in de plaats gezet, geen moment spijt van gehad.’ Later liet hij ook nieuwe stallen bouwen, in 1990 nog een grote wagenloods met een gierkelder eronder. Voor de stalen spanten hoopt de sloper ‘anderhalf tot twee rooitjes’ te vangen. Kleinveld knikt waarderend, zo moet dat.
Negen jaar geleden verkocht Kleinveld zijn grond al aan de gemeente Amersfoort, die een wijk van elfduizend woningen had gepland. Het was een merkwaardig perceel: maar liefst twee kilometer lang en slechts een meter of vijftig meter breed. Alleen de boerderij met elfhonderd vierkante meter grond hield hij voor zichzelf. En precies daar moest het winkelcentrum van Vathorst komen. ‘Ik wilde daar geen geld voor, maar een even groot stuk grond.’ Pas dit jaar kwam de deal rond en omdat de bouwvergunning voor zijn nieuwe huis lang op zich liet wachten, zitten hij en zijn vrouw Anny nu in een huurhuis. En dat bevalt hem niks: ‘Ik heb nog nooit gehuurd, dat is een principekwestie en bovendien kost het nog geld ook, terwijl het de gemeente zelf was die zo laks was met de vergunningen. ‘Stil toch’, sust Anny, maar zo makkelijk laat Gerard zich niet de mond snoeren door ‘vrouw Kleinveld’ en met glimmende ogen begint hij af te geven op de ambtenarij. Eigenlijk had Gerard bij zijn nieuwe huis voor de aardigheid nog een koe willen houden, ‘maar dan zit je toch weer aan al die wetten en regels vast’. Dus nu denkt hij over een koppel schapen. Wat hij het meeste mist zijn trouwens niet de beesten zelf, maar de handel: ‘Je kocht jong spul, mestte dat vet en verkocht het weer. En je had er nog plezier aan ook.’ Met tuinbouw hoef je bij hem niet aan te komen, de perenbomen op zijn nieuwe perceeel heeft hij laten rooien bij het bouwrijp maken. ‘Dat moet je gewoon meteen doen, anders krijg je alleen maar last met vergunningen en zo.’
Het enige aandenken dat de Kleinvelds hebben meegenomen is de ijzeren plaquette van een ploegende boer met twee paarden, die komt op hun nieuwe huis te hangen. En de afzuigkap, daar kwam de sloper mee aanzetten. De bomen en struiken zijn de weken voor de sloop uitgegraven door de bewoners van de Vinex-woningen die al voor en achter hen zijn verrezen. ‘Een buurvrouw had een briefje in de bus gestopt of dat mocht, en toen kwam de een na de ander’, vertelt Anny, ‘ik gaf ze er nog een oude kruiwagen bij, we hadden er zeven.’
Op het moment dat de sloper met zijn grijper het eerste dakspant wegtrekt, komt de schoorsteen met een reuzenzwaai mee naar beneden. ‘Logisch’, luidt Kleinvelds commentaar, ‘die had ik aan het dak vastgemaakt’. Nodig was de schoorsteen niet toen hij dit huis bouwde, maar een huis zonder schoorsteen vond hij geen echt huis. De schoorsteen is nooit gebruikt, toch krijgt zijn nieuwe huis er ook weer een. ‘Je weet nooit of er nog oorlog komt en dan is het altijd handig als je zelf spek kunt roken.’