Een tapijt om te dweilen

PublicatieIntermediair, 23 april 1998

Strak en helder strekt de blauwpaarse vloerbekleding zich uit in de werkkamers van het Nederlands Vormgevinginstituut, een smalle streep geeft de vloer vaart.

Strak en helder strekt de blauwpaarse vloerbekleding zich uit in de werkkamers van het Nederlands Vormgevinginstituut, een smalle streep geeft de vloer vaart. Twinn heet deze nieuwe ‘huid voor de vloer’, een kruising tussen harde deklagen als parket en linoleum en het traditionele pooltapijt. Het kan gedweild worden en voelt op kousenvoeten toch behaaglijk aan. Twinn voldoet aan een lange lijst ISO, DIN- en NEN-normen en is geschikt voor vliegtuigen, badkamers, verzorgingstehuizen en computerruimten.
‘Harde vloeren hebben een sterke ontwikkeling doorgemaakt, kijk maar naar de opkomst van laminaten en kurk’, zegt industrieel ontwerper Jeroen Vinken (42). ‘Tapijt kreeg een oubollig imago. Lag het in de jaren tachtig nog in tachtig procent van de huizen, nu is dat minder dan de helft. En dan ook nog vooral in de slaapkamer’. In 1994 kreeg Vinken van de vooruitstrevende tapijtfabrikant Van Besouw de kans om ‘iets ertussenin’ te ontwikkelen. ‘Ik heb dessin ontwerpen gestudeerd, maar streepjes of vlindertjes tekenen heeft me nooit geïnteresseerd. Daarom ging ik verder met zeefdrukken, zandstralen, tapijt tuften. Ik werk zo dicht mogelijk op het materiaal zelf, pas dan kun je over de grenzen ervan heenkijken.’ Die werkwijze wierp vruchten af: Twinn won de Gelderse Vormgevingsprijs 1997.
Tapijten hebben altijd een pool: een rechtopstaand draadje. ‘Ik wilde juist een vlakgeweven vloerbekleding. Maar het is moeilijk om met dunne draden een constructie te weven die stabiel genoeg is. Daarom ging ik met twee lagen werken: een gronddoek en een bovendoek.’ Samen met textieltechnoloog Joop de Hair construeerde hij Twinn op een handweefgetouw. ‘Weefsels laten zich niet ontwerpen achter de tekentafel, het is geen wiskunde. Je moet het effect van de bindingen en de dikte van de draden zien en voelen.’ Als grondstof nam Vinken polypropyleen. Deze kunststof is inert en neemt dus geen druppel water op. ‘Je kunt Twinn gerust met een natte doek afnemen.’
Bij weven lopen in de lengterichting kettingdraden, daartussendoor worden inslagdraden geschoten. Normaal heeft een weefsel één soort kettingdraad. Vanwege de vereiste stabiliteit gebruikte Vinken er vier: een rechte draad voor de trekkracht, een slingerende draad voor het gronddoek, een draad die gronddoek en bovendoek aan elkaar bindt en een vuldraad voor het gewenste volume. Op deze constructie kregen Vinken en De Hair octrooi.
De kleur van tapijt wordt bepaald door de pool, en dus door de kettingdraden. Bij Twinn zorgen de inslagdraden daarvoor. ‘Traditioneel zijn kleurwissels moeilijk: de kettingboom [de bundel kettingdraden] vervangen kost een paar mandagen. Een andere inslagdraad leg je er in een halve minuut in. In principe kun je Twinn per decimeter een andere kleur geven.’ In de praktijk is het aantal kleuren beperkt tot achttien.
De weg van ontwerp naar productie was lang. Oorsponkelijk ontwierp Vinken Twinn voor Van Besouw, de enige fabrikant die tapijten breit. Toen het bedrijf in 1995 over de kop ging, was het product nog niet uitontwikkeld. Vinken ging voor eigen risico verder en zette het ontwerp om naar de veel gangbaardere weeftechniek. Een Belgische weverij voor meubelbekleding haakte na een half jaar af vanwege de hoge ontwikkelingskosten voor een nieuwe machine. Meer succes had hij bij de industriële weverij BW Industrial Products. ‘Mijn vloerbekleding was veel complexer dan wat ze normaal maken. Maar mensen die van hun vak houden, vinden dat een uitdaging. Bovendien wilde het bedrijf graag een licentie van ons octrooi, voor de productie van technische toepassingen.’ Zo krijgt de zachte vloer nog een harde toekomst.
De eerste proefstukken die van de machine rolden, gingen naar een testlaboratorium in België. Een van de testapparaten laat schoenzooltjes over de vloerbedekking lopen. De eerste keer haalde Twinn de test met glans. Toen Vinken het garen om esthetische redenen veranderde, ging het mis. ‘Een draad polypropyleen is net een bos engelenhaar, die op regelmatige afstanden is verblazen [onder druk samengeperst]. Op die plekken is de draad iets smaller en dat gaf een onrustig beeld. Dat effect bleek te voorkomen door de draden bij de fabricage te torderen [om hun as te draaien], maar toen bleken ze bij de test te snel op te ruwen.’ De uiteindelijke oplossing wil Vinken niet in de krant hebben. ‘Het octrooi is maar de helft van het verhaal. Voor het eindresultaat is vakmanschap minstens zo belangrijk. Als anderen onze vloerbekleding willen kopiëren, mogen ze tegen dezelfde problemen aanlopen als wij.’
 

Gerelateerde artikelen