De A10 is de verkeersader rond het hart van Amsterdam. Tijs van den Boomen verkende de 32 kilometer asfalt in een tiendelige serie. Vandaag deel 2.
Kwart over vier in de ochtend, voorzichtig kleurt de lucht boven de polder oranje. Op het portaal boven de weg is de rechterrijstrook ‘afgekruist’, op de andere twee geldt een maximumsnelheid van zeventig. Deze nacht laat Rijkswaterstaat de afslag Volendam opnieuw asfalteren. De donkerblauwe Mercedes E 300, met zwierige strooien hoed op de hoedenplank, houdt slechts even in. Hierop heeft agent Jack van Ingen in zijn onopvallende patrouillewagen 6381 gewacht. Hij klapt het bordje ‘Stop politie’ omlaag.
Een blonde hooggetoupeerde dame hijst schielijk een jarretel op, een zoete parfumwalm drijft uit het open raampje. De dikbuikige bestuurder beëindigt laconiek zijn mobiele telefoontje: ‘Zeg maar hoeveel de schade bedraagt.’ Van Ingen: ‘U reed 66 kilometer te hard, dat is een zaak voor de officier van justitie. U heeft nog geluk, vanaf 1 oktober wordt bij vijftig kilometer overschrijding uw rijbewijs in beslag genomen.’ Als de Mercedes weer is weggescheurd zegt Van Ingen: ‘Mag jij raden wat voor beroep mijnheer heeft.’
Het was een rustige nacht, vindt Van Ingen. Een Belg die 136 reed moest contant 280 gulden ophoesten. Verder een lege speciekuip op de vluchtstrook, eenmaal rechts inhalen en eenmaal door rood rijden bij de oprit van de Utrechtse brug. Ondanks een paar keer blazen geen ‘achtjes’: rijden onder invloed (art. 8). Op de mobilofoon klonken doorlopend oproepen uit de stad: inbraakjes, vechtpartijen, gestoorden en opvallend veel mensen die ‘onwel’ waren geworden. ‘Als agent ben je een halve sociaal werker. Laat mij maar lekker sturen.’
Op een stille parkeerplaats aan de voet van de snelweg staan drie opleggers van de Nederlandse Postduiven Organisatie, elk goed voor 4.600 duiven. De asfaltvlakte eindigt abrupt met een los viaductje. Het lijkt een follie, maar in het weekend racen wielrenners over dit ‘cycloduct’ rondjes om sportpark De Weeren. In de vroege ochtendzon lopen leden van de Open Golfclub Amsterdam-Noord (OGAN) achter hun karretjes over de gemaaide voetbalvelden. Doordat ze inwonen bij voetbalclub Oriënt, kost het lidmaatschap maar driehonderd gulden. ‘Hier kun je van je aow’tje spelen. Buurman de Waterlandse Golf is vijfmaal duurder’, zegt tachtig-plusser Kees in de kantine. Ook de consumpties verschillen in prijs: een broodje bal doet bij de voetbalgolf 2,75, echte golfers betalen zes gulden vijftig.
Het overgrote deel van sportpark De Weeren dreigt volgend jaar het veld te moeten ruimen voor volkstuinencomplex Buikslotermeer, dat zelf weer plaats moet maken voor de Noord-Zuidlijn. Zelfs aan de lege rand van Noord is het gevecht om de ruimte grimmig.
Bij afslag Nieuwendam staat een kantoortoren oranjerood te glimmen. In 1995 is het voormalige hoofdkantoor van Nestlé gestript, ook na de facelift is kantoorruimte hier ruim tweemaal goedkoper dan aan de Zuidas. Op de achtste verdieping zit sinds vorige week de vereniging van natuurvrienden NIVON, een verrassende huurder tussen de softwarehuizen en bouwondernemingen. Te midden van verhuisdozen zegt directeur Wendy Ruwhof: ‘Het werd te duur in het centrum. Dat we aan de A10 terechtkwamen is toeval, nog geen kwart van de medewerkers komt met de auto.’ Uit haar raam ziet ze de stompe toren van Ransdorp in de groene polder liggen, daarachter glinstert het IJsselmeer. Rembrandt tekende dit idyllische tafereel al, alleen had hij niet zo’n fraai uitzichtspunt.
Onder aan de snelweg heeft een Noord-Hollandse stolpboerderij stand gehouden tussen de volkstuinen. Twee keurige mannen, de een wit de ander zwart, bellen er aan. Met hun korte hemdsmouwen en aktentassen lijken het vertegenwoordigers. ‘Wij werken voor een firma met vestigingen in 230 landen’, zeggen ze opgewekt, ‘wij zijn Getuigen van Jehova. Heel Nederland is opgedeeld, er is geen stukje waar we niet komen.’ De volkstuinen slaan ze over: ‘Mensen voelen zich overvallen als we daar aankloppen. Wel jammer, we zouden heel graag met ze praten.’
Twee torenhoge masten tillen de hoogspanningsleidingen over het Buiten-IJ. Het lijken geamputeerde vogelverschrikkers, in verhouding tot de lengte zijn hun armen veel te kort. Langs de weg hebben de praatpalen van de ANWB plaatsgemaakt voor vierkante gele kastjes met de intercom van Rijkswaterstaat. Vlakbij tunnelingangen kun je in noodgevallen rechtstreeks contact opnemen met de operators van de verkeerscentrale. Via de luidsprekers in de vangrail kunnen ze ook terugpraten.
De ingang van de Zeeburgertunnel – overhuifd door een wulps betonnen portaal – steekt driehonderd meter het IJ in. Vol vertrouwen stort de verkeersstroom zich het water in, de autoradio blijft doorspelen dankzij de hoog-frequentie-installatie in de tunnel. Het ronde gebouw op de andere oever is onbemand, de operators zitten in Velsen achter computerschermen. Alleen in noodgevallen wordt de tunnel van hieruit bestierd. Drie dieselgeneratoren staan standby voor het geval de stroom uitvalt, ze zijn permanent voorverwarmd omdat een koude start te lang zou duren. In de tunnelwand zitten tachtig hulpposten met brandblussers en intercom, 35 camera’s houden een oogje in het zeil. Overal staan zoemende meterkasten en controlepanelen. De waterdichte bakkelieten telefoontoestellen steken er ouderwets bij af. Elke drie weken wordt de tunnel gewassen: de helderwitte tegelwand met een groen biesje zou in een badkamer niet misstaan.
Tussen de driebaans buizen ligt een vluchttunnel, 888 meter lang en 1 meter breed. Als toezichthouder Han Groen een van de nooddeuren opent, scheren de auto’s als op een tv scherm voorbij. Met een flauwe bocht verdwijnt de vluchtgang uit het zicht, hier is het droog en rustig. Dit enge geboortekanaal is de enige manier om het tweede installatiegebouw, op de tunnelmond in Amsterdam-Noord, te bereiken. Een weg leidt er niet heen. De hoge betonnen zalen zijn grotendeels leeg, een geknipte locatie voor de luidruchtigste houseparty aller tijden.