De A10 is de verkeersader rond het hart van Amsterdam. Tijs van den Boomen verkende de 32 kilometer asfalt in een tiendelige serie. Vandaag deel 3.
Sinds een jaar is er een razendsnelle verbinding tussen de binnenstad en de ring: de Piet Heintunnel. Toeristen rijden vanaf afslag S114 rechtstreeks naar Artis, heroïnehoertjes snellen met hun klanten vanaf het centraal station in omgekeerde richting. Een doodlopende weg tussen de rioolzuivering en het Buiten-IJ is hun afwerkplaats. Geen bushokjes zoals op de gedoogzone aan de Theemsweg, maar een ‘calamiteitensteiger’ van Rijkswaterstaat. Ponyclub Jolly Jumper, aan het einde van de weg, wordt er gek van. Een vrijwilligster: ‘De rubbers hangen aan het hek. Ze doen het overal, in de auto, naast de auto, op de auto. Van een vent in z’n blote kont kijken de kinderen niet meer op. Halverwege het pad hebben we nu zelf een extra hek gezet, het hoerenhek noemen we dat.’
Gistingstanks verheffen zich ruim twintig meter boven het terrein van rioolwaterzuiveringsinrichting Oost. IJzeren trappen voeren omhoog, langs het verlaten nest van een buizerd. Boven is de de moeraslucht van de bezink- en slibbakken verwaaid, het geraas van de droogfabriek verstomd. Driehoekige zeiltjes waaieren uit over het IJsselmeer, een proefeiland markeert de plaats waar IJburg zal verrijzen. ‘Vroeger zaten we hier aan het einde van de wereld, toen konden we stinken wat we wilden’, zegt voorman Henk Buis (61), ‘veel bakken zijn al overdekt, maar met al die geplande woonwijken zullen we waarschijnlijk alles moeten overkappen. Er zijn zelfs plannen om een reusachtige hal over het terrein te zetten met een park erop, of een schaatsbaan.’
Op een omheinde asfaltvlakte naast de zuivering staan zo’n zeshonderd auto’s. Infrarood en radar houden ongewenste gasten buiten. Dit is geen carpoolplaats, maar de opslag van Domeinen. Eens per maand is hier een openbare verkoop van inbeslaggenomen auto’s, scooters, jachten, gokkasten, imitatie-horloges en lichtbakken voor de hennepteelt. De dure auto’s staan binnen, op de meeste Porsches, Maserati’s en Jaguars zit een gele sticker met de tekst: ‘Pluk ze’. De topstukken staan in een Carcoon, een plastic tent die met warme lucht op spanning wordt gehouden. ‘Op deze auto ben ik een beetje verliefd’, zegt Harry Ooms terwijl hij op een fonkelende donkergroene Mercedes 220 uit de jaren vijftig wijst. Zeventien jaar woont hij al naast zijn werk. ‘Een prachtplek, geen gezeur van buren.’ Van de jetski’s die jankend hun rondjes draaien op het IJ-meer heeft hij geen last.
Aan de overkant van het water staat het statige pand van het Hoogheemraadschap op de golvende Diemerzeedijk. De hoge zeventiende-eeuwse vensters lijken opengesperde ogen die vol verbazing kijken naar de geometrische pijlers van de Zeeburgerbrug en naar de rommelige jachtwerfjes, loodsen, containers en woonboten op de dijk. Sinds vijf jaar huist er op de bovenverdiepingen een reclamebureau. ‘We zitten hier voor een scheet en drie knikkers, het Hoogheemraadschap was al lang blij dat er geen seksboerderij in kwam. En met de ontwikkeling van IJburg wordt de dijk alleen maar netter.’ Dat geldt in ieder geval voor camping Zeeburg, sinds vorig jaar de nieuwe buurman. Bijna een kwart eeuw geleden begon deze camping als hippie-opvang na het slaapverbod in het Vondelpark. Nog steeds staat er een enkele Pipowagen en stadsbus, maar de campers en koepeltentjes overheersen. De moderne hippies komen met de auto, het doel is onveranderd: blowen. Broederlijk staren stonede Duitsers, Italianen, Fransen, Tsjechen, Litouwers en Engelsen naar de voorbijrazende dinkytoys op de brug.
Na Buiten-IJ en IJ-meer is het Amsterdam-Rijnkanaal de derde waterlinie die de A10 neemt. Pal aan de weg, bijna onder de aanloop van de brug, ligt een klein woonwagenkamp. Aan de ene kant staan circusmensen, aan de andere kant kermisklanten. ‘Op bed tel ik de vrachtwagens die met een ke-doem, ke-doem over de ribbel in de brug rijden, voor ons zit een geluidsscherm er niet aan’, zegt Willy Oosterloo mismoedig. Al 32 jaar werkt hij bij circus Renz. ‘Met mijn uitgezakte longen kan ik niet meer meereizen. Eens per week rijd ik nog de slachthuizen af voor de wilde beesten. Nu staan we hier bij de RAI, lekker dichtbij, maar anders rijd ik gewoon het hele land door.’
Achter het kampje begint het terrein van Science Park Amsterdam. ‘De bouwvergunning voor een groot reclamebord aan de snelweg is net afgegeven’, zegt directeur Jan Langelaar opgetogen. Het wetenschappelijk complex leidt een onopgemerkt bestaan tussen snelweg, spoorbaan en ringvaart. Toch komt half Europa hier in digitale vorm over de vloer. In een kamer van tien bij twintig meter bevindt zich een van de zes knooppunten van de wereldwijde elektronische snelweg. De ruimte is grotendeels leeg, langs de muren staan glazen kleerkasten met de computers van een groot deel van de Europese providers. Het enige geluid komt van de koeling. Langelaar: ‘Het world wide web is hier uitgevonden, om gegevens te kunnen uitwisselen met de deeltjesversneller in Genève.’
Aan de andere kant van het spoor ligt tuinencomplex Nieuwe Levenskracht. Als hommage aan de naastgelegen snelweg heeft een bewoner van de Hortensialaan een ANWB-praatpaal in zijn tuin gezet. Een verademing na de gebruikelijke Amsterdammertjes. Het verderop gelegen Ajax-terrein is bijna bouwrijp, draglines scharrelen rond tussen grote bergen zand. Een stuk rood-wit hek houdt nog even stand. ‘…nd bestemd …an jaarkaarten’ is te lezen op een afgebroken bord. Ook dit hek zal verdwijnen, alleen voetbalvereniging VVGA – Vereniging Van Gemeente Ambtenaren – blijft gespaard tussen de zevenhonderd woningen van Park de Meer. En een handvol oude bomen die in maart zijn uitgegraven en tot 2001 aan de zijkant van het bouwterrein zijn geparkeerd. De voet van de snelweg is een ideale opslagplaats.