De A10 is de verkeersader rond het hart van Amsterdam. Tijs van den Boomen verkende de 32 kilometer asfalt in een tiendelige serie. Vandaag deel 4.
Een billboard bij de oprit aan de Middenlaan toont twee pronte billen: ‘Vanaf 14 augustus zijn ze van jou. Voor altijd’. Op een tweede bord probeert een skatende rolstoeler de automobilist te verleiden tot een verzekering. Nóg is de Amsterdamse ring redelijk gevrijwaard van reclame, maar de marketeers kunnen de tienduizenden passanten niet uit hun hoofd zetten. Op de oostelijke ring slaan ze hun slag. Legaal met een reclamezuil van een ton per jaar, half legaal met borden die bedrijvenparken aankondigen of illegaal op ingezakte aanhangers.
Meteen na afslag S113 verschiet het geluidsscherm van groen naar blauw. Rijkswaterstaat had de halfdoorzichtige panelen helemaal in groen willen uitvoeren, maar de bewoners van Diemen protesteerden toen het eerste stuk klaar was: zij dachten dat het blauwe plastic van de maquette letterlijk bedoeld was. Dus werd de rest blauw. Achter het smoezelige scherm, parallel aan de weg, dobbert een sliert plezierjachtjes over de Weespertrekvaart. Deze waterweg ligt nog net op Amsterdams grondgebied, het fietspad erlangs is al Diemen, een stukje verder begint Ouder-Amstel.
Precies op de dorpsgrens staat een oude molenstomp. De achterdeur staat open, klompen staan klaar voor het werk in de moestuin. In het vergrijsde strooien dak is met moeite het jaartal 1934 te ontwaren, de cijfers erboven zijn onleesbaar. ‘Daar staat 1704, het bouwjaar van de molen’, zegt de bewoner schuw, ‘in 1934 heeft mijn vader er nieuw riet opgelegd, ik was toen net geboren.’ Veel is er sindsdien niet veranderd. Alleen de schotelantenne is nieuw, die verdrijft de eenzaamheid nu de ouders van de man zijn overleden.
Bij afslag S112 wijkt aan de rechterkant het geluidsscherm, in de oksel van de afrit priemen ijzeren masten in slagorde naar de hemel. Bijna twintig meter lang zijn ze, aan weerszijden hebben ze dwarsbalkjes als de takken van een gestileerde leilinde. Aan de voet van de masten staan lage rekken, waartegen appelbomen, perenbomen en wijnstokken groeien. Les Grandes Formes heet dit kunstwerk, en daarbij horen grote woorden als ‘transparant skelet van een gotische kathedraal’ en ‘kunst vervolmaakt een natuur die in wezen gebrekkig is’. De fruitbomen verwijzen naar de tweehonderd lustoorden die de Watergraafsmeer in de achttiende eeuw telde, leibomen waren toen een ware rage. Hier kun je in september snelwegfruit plukken en geen boer die met zijn jachtgeweer dreigt.
Op het ouderwetse industriegebied Molenkade, aan de andere kant van de weg, lijkt de oliecrisis nog niet voorbij. Als in een oostblokland staat een rij auto’s te wachten voor de ene pomp van garagebedrijf Kramer. ‘Wij zijn de goedkoopste van Amsterdam’, zegt Peter Kolk, ‘onze benzine zit dertien cent onder de adviesprijs, diesel een dubbeltje.’ Het merendeel van de wachtende klanten is zwart, de Bijlmer is vlakbij. De meesten hebben een afgepast bedrag in de hand: een geeltje, 35 gulden, twee tientjes. ‘Maar we krijgen hier ook de grootste drugsdealers, met een pak duizendjes op zak. Een volle tank van een Amerikaan is hier al snel een tientje goedkoper.’ Het blijven wel Nederlandse zware jongens.
Verderop grazen twee pony’s tegen het talud, konijnen hupsen rond, een haan kraait. ‘Verse eieren te koop, 2,50 tien stuks’ staat op een verweerd bordje. Jan Olijve, taxichauffeur-in-ruste, heeft dit landje drie jaar geleden gekraakt toen zijn kinderboerderij moest wijken voor bedrijventerrein Amstel/Weespertrekvaart. Inmiddels wordt hij gedoogd en rijden buurtkinderen met een ponywagen over de bouwrijpe zandvlakte aan de binnenzijde van de snelweg.
Sinds juni zit hier bakkerij Amstelveld, die de complete Amsterdamse horeca voorziet van zachte broodjes. ‘De Dienst Parkeerterreur heeft me weggepest uit de binnenstad’, sombert directeur Wiet Ilcken en begint aan een litanie klachten. Hij ontdooit pas als hij zijn broodsnelweg laat zien. ’s Nachts glijden in de witte hal twintigduizend broodjes per uur over lopende banden door een dubbelbaans rijskast van dertien verdiepingen de tunneloven in. Via een fly over gaan de broodjes in slagorde naar een luchtbehandelaar vlak onder het dak, om na een loop door de inpakmachine via de dubbele spiraalvriezer te verdwijnen in de opslag. ‘Er komt geen mens meer met zijn handen aan’, glimt Ilcken keer op keer.
Grand café Cinetone zit een paar maanden langer op dit kale terrein. Het is gehuisvest in het voormalige fotolaboratorium van Amsterdam Studio’s. Eind jaren twintig werden hier de eerste Nederlandse films gemaakt, nu dienen de geluiddichte studio’s voor de opname van commercials en de repetities van de Nederlandse Opera. ‘Dit is een investering in de toekomst’, zegt eigenaar Pieter Brinkhorst in het verlaten café, ‘over een jaar staat het hier vol met bedrijven.’ Half september begint hij voor de Philipstop een bootdienst naar de nabijgelegen Rembrandt Tower, met de gemeente onderhandelt hij over een bushalte voor de deur.
Bij afslag S111 lopen twee reusachtige stofzuigerslangen boven de weg, hier buigt de sneltram af naar Amstelveen. In de oksel bouwt Bastion-hotel Amstel een beddenhuis van vijf verdiepingen en een nieuwe restaurant. Voorlopig eten de hotelgasten in een noodcabine die bezaaid is met roze biggen in overall. Dat is geen verwijzing naar de Gay Games, die deze week het halve hotel vullen, maar ‘gewoon een stukje gezelligheid’. Normaal slapen hier vooral automatiseerders, sommigen wonen er tijdens hun detachering maandenlang.
Aan de overkant ligt bedrijvenpark Entrada, een doodlopende straat met witte kantoortorens. Vanaf metrostation Van der Madeweg waarschuwt een droge ding-dong dat de deuren sluiten. Formeel is dit eigen terrein, maar wakkere forenzen parkeren hier ’s ochtends stiekem hun auto en nemen de metro naar de stad. Een onbedoeld transferium.