Theater in een bagagedepot, film op het water, dansen langs de snelweg: kunst neem je tegenwoordig overal tot je, behalve in een theater of museum. Bijzondere locaties blijken een effectief middel om de verwende consument te paaien.
Op industrieterrein Duiven staan twee reusachtige badkuipen te dampen. De vuren waarmee het water wordt verhit, werpen flakkerende schaduwen over het tijdelijke vakantiepark aan de A12. De meeste bezoekers dansen in de techno-tent, vergapen zich aan de buikdanseressen in de tent van Mr. Zeth of zitten te hijsen op het terras van de Bierstube.
Ik zie mijn kans schoon om een bad te nemen aan de snelweg en met wat sloophout stook ik het vuur nog wat hoger op. Maar voor ik het water in kan glijden komt er een nieuwe groep nieuwsgierigen een kijkje nemen bij de badkuipen. Twee van hen hebben minder last van gêne dan ik en zitten binnen de kortste keren poedelnaakt te badderen. Voor een kannibaal moet deze kookpot met twee witte mensenlichamen een likkebaardende aanblik bieden.
Parallel//weg heette het kunstproject dat bezoekers afgelopen maand liet kennismaken met de parallelle wereld van de snelweg: eten, drinken, slapen, gokken en dansen tussen een distributieloods van de Nederlandse Pakketdienst en een showroom van Volkswagen. Voor vijftig euro kon je slapen in de Camping Flat, een stellage van vijf verdiepingen met opgezette dieren, elektrische kampvuren en koepeltentjes op kunstgras. Maar het hoogtepunt was de vrij toegankelijke tribune langs de vangrail: de snelweg als theater, de gele natriumlampen als spotlights, de langsdenderende automobilisten als acteurs. Een hypnotiserende ervaring.
Slechte blues
Theater in een schouwburg? Jezus, wat afgezaagd. Muziek in een concertzaal? Saaaai! Kunst in een museum? Hou toch op. Voor de museumnacht draven mensen nog wel op, maar overdag naar de vaste collectie kijken? Daar doen alleen nerds nog, zelfs bejaarde vrouwen uit de provincie trappen daar niet meer in. Om publiek en publiciteit te trekken moeten organisatoren tegenwoordig beter hun best doen.
‘Locatie, locatie, locatie’ luidt het motto van makelaars: beter een hoop slechte stenen op een goede plek, dan een hoop goede stenen op een slechte. Dit principe blijkt niet alleen op te gaan voor huizen en kantoren, maar ook voor kunst. Want op een bijzondere locatie zijn zelfs slechte blues, afgezaagd toneel en lelijke schilderijen te pruimen.
En dus vind je in het festivaloverzicht 2003 een filmfestival op een meer, een dance event aan een zandafgraving, een jazzfestival in een bowlingcentrum, een popfestival in de uiterwaarden, een homoparade op de grachten, een opera in een Paleis van Justitie, een theaterfestival in een bos, een zigeunerfestival in een kantoortuin.
Leidsche Rijn, de grootste nieuwbouwlocatie van Nederland, was deze zomer zelfs tweemaal het doelwit van kunstenaars: Dogtroep gaf er een serie voorstellingen, later was er de tentoonstelling Parasite Paradise met 26 voorbeelden van mobiele architectuur. Je kon er onder andere slapen in een container-hotel en films kijken in een vluchtelingentent.
Loslopende mens
Het begon in de jaren tachtig toen krakers bezit namen van verlaten fabrieken en vervallen pakhuizen. De naam van de punkband die ik zag in het oostelijk havengebied van Amsterdam herinner ik me niet, laat staan de muziek. Maar de reusachtige lege hal waar het concert plaatsvond des te beter, net als de roestige kranen waar je in kon klauteren.
De housescene nam het stokje over en organiseerde feesten op vuilnisbelten en industrieterreinen. Ook theatergroepen lieten zich niet onbetuigd met voorstellingen in ziekenhuizen, gevangenissen, scheepsruimen en het bagagedepot van Schiphol.
De ontwikkeling is nog lang niet ten einde. De vrijetijdsindustrie is big business, gezinnen besteden een kwart van hun inkomen aan vrije tijd. Alleen in Nederland gaat het jaarlijks al om 34 miljard euro, en daar wordt hard om gevochten. Want het publiek is verwend en wil steeds iets nieuws: ‘Been there, done that, got the t-shirt’.
Ook de kunst heeft de beleviseconomie ontdekt en dus begon het Rijksmuseum een dependance op Schiphol en haalde Rotterdam het strand naar het centrum door de kade van de Boompjes te bedekken met wit zand. Te volks? Dan kun je naar dichters gaan luisteren die in de trein poëzie voordragen of een literaire wandeling maken over de Oosterbegraafplaats.
En als het allemaal teveel wordt kun je consult vragen bij een van de deelnemers aan de Parallel//weg: Oscar Prinsen van het Instituut voor de Loslopende Mens. Deze therapeut annex personal coach treedt niet alleen op langs de snelweg, maar ook in warenhuizen, parken en gemeenteraadszalen. Beleveniskunst is overal.