Scheiden is een dure grap en dus blijven mensen in tijden van crisis langer bij elkaar. Maar op het moment dat de economie weer aantrekt, barst de bom vaak alsnog. Het is dus geen toeval dat er vorig jaar een abrupt einde kwam aan de jarenlange daling van het aantal echtscheidingen.
In 2013 zetten 1.370 Amsterdammers een punt achter hun relatie, een groei van vijf procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze stijging zit vooral bij de vijftigers en bij de zeventig-plussers, blijkbaar kunnen zij het zich permitteren om uit het huwelijksbootje te stappen.
Ondanks de inhaalslag van de heren op leeftijd, zijn het in absolute zin nog altijd de twintigers die de meeste kans hebben om te scheiden. Geld of geen geld: jaarlijks eindigen twee van de honderd huwelijken van jonggetrouwden in een scheiding. Elk jaar opnieuw, dus dat tikt lekker door. Statistisch gezien lopen jonge Surinamers uit West het grootste risico.
Waar blijven mannen na een scheiding eigenlijk? Op IJburg opende eind vorig jaar het ParentsHouse zijn deuren, een opvanghuis voor drie gescheiden ouders, in de praktijk zijn het vooral de vaders die er terechtkomen. Een mooi initiatief, maar waar komen de duizenden andere vaders terecht? Leiden zij inderdaad een ‘half-zwervend bestaan’, zoals bewoner van het eerste uur Evert Stolkwijk het uitdrukte? En lukt het hun uiteindelijk om een plek in hun eigen buurt te vinden zodat ze de kinderen, als die er zijn, gemakkelijker met hun ex-partner kunnen opvoeden?
Over de roerige periode vlak voor en vlak na de scheiding weet de dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) niet veel: noodoplossingen als tuinhuisjes en zolderkamers blijven onder de radar van de gemeentelijke administratie, net als slapen in de auto of bij mama. Vandaar dat we drie mannen persoonlijk aan de tand voelden over hun verhuizingen vanaf het moment dat hun relatie op de klippen liep.
Kwantitatief is er pas iets zinnigs te zeggen als het stof van de scheiding is opgetrokken en er een nieuw officieel evenwicht is bereikt. Op verzoek van deze krant bracht O+S alle 1.307 mannen in kaart die in 2011 zijn gescheiden en analyseerde vervolgens de verhuizingen in het jaar daarvoor en de twee jaar daarna. In deze periode verhuisden bijna twee op de drie mannen (63%). Opvallend is de grote groep mannen die vlak voor de officiële scheiding, dus als het huwelijk al op springen staat, naar Amsterdam verhuist: 264 gescheiden mannen kwamen van buiten, de top-drie wordt gevormd door Almere, Amstelveen en Zaanstad. Het aantal mannen dat de stad na de scheiding verliet was minder dan de helft zo groot. Amsterdam functioneert dus als het afvoerputje van de regionale echtscheidingen.
De grootste groep van de gescheiden mannen slaagt erin om in dezelfde buurt te blijven wonen: 43% woont na de scheiding nog op hetzelfde adres of elders in de eigen buurt. Opvallend is het verschil als je naar culturele afkomst kijkt: áls het tot een verhuizing komt, dan blijven autochtone Nederlanders, westerse allochtonen en Turken ongeveer even vaak in dezelfde buurt wonen (twintig procent), terwijl dat bij Surinamers maar bij veertien procent van de gevallen zo is en bij Marokkanen slechts bij tien procent. Blijkbaar knallen de relaties bij deze laatste twee groepen echt helemaal uit elkaar.
De geneigdheid tot verhuizen verschilt per stadsdeel. Bewoners van de Bijlmer zijn het meest trouw aan hun stadsdeel: 72% blijft hier na de scheiding wonen, gevolgd door Nieuw-West (57%) en Noord (53%). Uit West willen mannen juist weg: slechts 38% blijft hier hangen. Opmerkelijk is dat gescheiden mannen uit andere stadsdelen juist graag naar West trekken – hebben zij meer oog voor de romantiek van het stadsdeel dat in rap tempo veryupt?
Een scheiding kost niet alleen geld, maar leidt ook tot een kleinere woning. Van de mannen die verhuisden, ging 42% er één kamer op achteruit, 17% moet het zelfs met twee kamers minder stellen. Is alles kommer en kwel? Nee, bij bijna een kwart van de mannen ging er een vrouw af, maar kwam er een kamer bij.