De meeste lichtmasten leiden een saai, sedentair leven: als ze eenmaal ergens staan, dan blijven ze netjes op die plek tot de slopershamer hen velt. Zo niet de lichtmast die graaf Jacques de Lalaign ontwierp, die heeft letterlijk een bewogen leven achter de rug.
Is de Wanderlust van deze mast terug te voeren op het dynamische tafereel dat zijn voet siert? In ieder geval vechten bronzen tijgers en slangen daar op leven en dood. Al in 1887 liet De Lalaign op de Salon van Brussel een model van deze voet zien, als ode aan de uitvinding van de elektrische verlichting. Zijn vroege art nouveau-schepping sloeg aan en werd in 1913 in Gent gepresenteerd op de Wereldtentoonstelling.
Daarna stond hij een tijdje aan het Ter Kamerenbos en op de Ambiorixsquare om in 1926, de graaf was ondertussen allang dood, door zijn familie aan de gemeente Schaarbeek te worden geschonken, die hem op de kruising Azalealaan/Voltairelaan zette.
In 1953 was de mast zo kapot dat hij een gevaar voor zijn omgeving opleverde en verdween hij in een gemeentelijke opslag. Veertig jaar later werd hij opgelapt, kwam een tijdje voor het stadhuis te staan om in 2006 terug te komen op de Azalealaan/Voltairelaan, waar in de tussentijd een rotonde was aangelegd.
De lichtmast was inmiddels vele kopjes kleiner: van de oorspronkelijke 21 meter was nog maar 13 meter over. Stukken uit de mast waren zoekgeraakt en de kroon met de lampen was verdwenen. Eigenlijk was hij helemaal geen lichtmast meer, enkel nog een mast en daarom werd hij, inmiddels voorzien van de monumentenstatus, in 2010 overgebracht naar een atelier in Sint-Jans-Molenbeek, waar de Hongaarse restaurateur Laszlo Somogyi hem liefdevol verpleegt: afgebroken slangen krijgen weer staarten, de mast wordt verlengd, een lichtkroon nagebouwd. En vooral: Somogyi staat het nieuwe koper, dat bruin is, eindeloos met de hand te poetsen zodat het meteen al een groen patina krijgt. In juni wordt Lalaigns creatie terugverwacht op de rotonde, dan kan het licht in de mast weer aan.