Boeren versus water

PublicatieIntermediair, 11 oktober 2001

Water mag niet meer nodeloos worden rondgepompt: ieder gebied moet zijn eigen water vast houden. Op papier is dat kinderlijk eenvoudig: houd het herfstwater vast, daarmee kun je ’s zomers het grondwater op peil houden. De locaties zijn ook niet zo moeilijk te bedenken: de diepste polders.

Ratten bijten elkaar dood als ze met velen in een kleine ruimte verkeren. Mensen niet, die schikken en plooien, overleggen en ruziën, bedisselen en regelen. Deze week in een 18-delige serie over de strijd om de ruimte: de ontpoldering in het Groene Hart.

De sloten en slootjes in het Groene Hart staan vol. Zo vol dat ze soms meer op langgerekte, rafelige waterplassen lijken dan op ordentelijke sloten. Afgelopen weken stak er gelukkig geen strakke zuidwestenwind op, want die stuwt het zeewater op waardoor het gemaal bij Leiden het water niet meer weg zou kunnen werken en de polders echt zouden onderlopen.
Toch is deze wateroverlast niet het grootste probleem van het Hoogheemraadschap Rijnland, veel geniepiger zijn de watertekorten in de zomer. Niet zo zeer vanwege de verdroging van de weilanden en boomgaarden, maar omdat de houten funderingspalen van steden als Leiden en Gouda nooit boven water mogen komen omdat ze dan acuut beginnen te rotten.

Tot op heden wordt dat gevaar bezworen door in noodgevallen Rijnwater in te laten. Maar dat wordt problematisch nu de Rijn ’s zomers steeds minder water bevat doordat de gletsjers in de Alpen kleiner worden. Bovendien is de kwaliteit van het Rijnwater slecht en straks wordt het nog zouter doordat de Haringvlietsluizen opengaan om het natuurlijke systeem van de deltamonding te herstellen.
Juist omdat waterbeheer op zo’n delicaat evenwicht berust, heeft de Commissie Waterbeheer 21-ste eeuw vastgelegd dat water niet nodeloos moet worden rondgepompt: ieder gebied moet zijn eigen water vast houden. Op papier is dat kinderlijk eenvoudig: houd het herfstwater vast, daarmee kun je ’s zomers het grondwater op peil houden. De locaties zijn ook niet zo moeilijk te bedenken: de diepste polders die nu al met moeite drooggemalen kunnen worden en die zo’n sterke aanzuigende werking hebben op het zeewater dat er onder de duinen een ‘zoute kwel’ ontstaat. Maar in de praktijk is er een klein probleem: wie maakt er plaats?

John Steegh van het Hoogheemraadschap heeft vijf polders op het oog, het verst gevorderd is hij met de Middelburg- en Tempelpolder, ‘een betrekkelijk marginale polder waar de boeren zelf al twijfelen hoe het verder moet.’ Als je over de A12 van Utrecht naar Den Haag rijdt zie je het poldertje vlak voor Gouda in de diepte liggen, ter hoogte van het Total-tankstation. De omringende polders liggen nog geen twee meter onder de zeespiegel, maar de Middelburg- en Tempelpolder ligt op -5,2 meter. Net als de Reeuwijkse Plassen aan de andere kant van de snelweg is deze polder in de negentiende eeuw afgegraven voor turf, alleen is deze later weer drooggemalen.
Voorlopig zijn de meeste bewoners van dit ‘putje van het putje’ nog niet zo bezig met de komst van de zoetwaterbekkens, hun eerst zorg geldt het plan van de buurgemeente om het verkeer over de polderdijkjes te leiden. Maar onderhuids is de angst al groot, merkt wethouder Henk van der Smit van de SGP/Christenunie in gesprekken ‘op zaterdagmorgen aan de keukentafel’. Hij heeft een boomkwekerij in de polder, waar het werk wordt gedaan door een vennoot omdat hij het zelf te druk heeft met besturen. Behalve wethouder is hij namelijk ook lid van verschillende waterschappen en van de landinrichtingscommissie.

Omzichtig, anders is zijn reactie op de plannen niet te omschrijven. Een calamiteitenpolder die als opvang dient als er ’s winters incidenteel teveel water is, dat kan hij nog wel billijken, want de veeteelt kan dan gewoon doorgaan. ‘Maar zoetwaterbekkens gaan veel verder, daar staat permanent water zodat er boeren weg moeten. Zo ver ben ik nog niet.’ Tegelijk is hij zich bewust van de noodzaak om met gebiedseigen water te werken: ‘De afgelopen jaren waren de zomers nat en hoefden we weinig water uit de Hollandse IJssel in te laten, dan zie je de plantengroei meteen verbeteren. In de toekomst wordt dat water steeds slechter.’
De plannen van Hoogheemraadschap Rijnland voorzien in vier bekkens van 75 hectare met steile oevers. In de zomer kan het peil anderhalf tot twee meter variëren als er water in het omliggende gebied moet worden gepompt: bekkens met eb en vloed in het Groene Hart. De duizend bewoners van de polder kunnen gewoon blijven wonen, er verdwijnen slechts zes agrarische bedrijven die nu toch al een kwakkelend bestaan leiden. John Steegh van het Hoogheemraadschap wordt wel eens moe van het boerenverzet. ‘Enerzijds zeggen ze dat het een erekwestie is dat het familiebedrijf doorgegeven wordt aan de volgende generatie, tegelijk zijn ze achter onze rug met projectontwikkelaars bezig. Dat geduik ben ik een beetje zat.’ Toch ziet hij langzaam het besef groeien dat eindeloos rondpompen niet de oplossing kan zijn: ‘Ik heb nog geen eieren naar mijn hoofd gehad.’

Het zal nog jaren duren voor de waterbekkens er komen, als ze er al komen, want daarvoor moet het streekplan worden gewijzigd, evenals het gemeentelijke bestemmingsplan en het landinrichtingsplan. Allemaal plannen waarbij Van der Smit een dikke vinger in de pap heeft. En als noodgreep heeft hij nog de grutto-populatie die in de polder broedt, een vogelsoort die op de rode lijst staat.
Voorlopig pleit Van der Smit voor alternatieve technische oplossingen, zoals waterberging onder de steden of langs de boezems buiten zijn polder. ‘We moeten er Willem Bos maar eens naar laten kijken, die ingenieur die bij de HSL en de Betuwelijn ook al van die verrassende ideeën had.’ Dat wordt dus pappen en nathouden.

 

Gerelateerde artikelen