Op de rotonde bij metrostation Demey staat een blauwe piramide, ze is een meter of vijftien hoog. Bovenin de top is een nylon draad bevestigd, waaraan een goudkleurig gewicht hangt. Een slinger, dat is duidelijk, en als vanzelf komt ‘de slinger van Foucault’ in me op. Niet dat ik precies weet wie deze Foucault was of wat je ook alweer kunt bewijzen met zijn slinger, de vier woorden zitten eigenlijk alleen in mijn hoofd door de gelijknamige roman die Umberto Eco eind jaren tachtig publiceerde.
Thuis zoek ik het op: met een lange slinger liet de Franse natuurkundige Léon Foucault in 1851 zien dat de aarde om zijn as draait. Een slinger zwaait namelijk precies recht heen en weer, maar doordat de aarde ondertussen draait, lijkt het alsof de pendelbeweging van de slinger verschuift. Je hoeft de slinger alleen maar een zetje te geven en na een uur zie je het effect al.
Leuk en aardig, maar hoe kun je deze slinger, die boven een bak water hangt, een zet geven? En water is toch eigenlijk helemaal niet geschikt om de afwijking zichtbaar te maken? Foucault gebruikte in de originele opstelling niet toevallig een zandvloer. Het is een nepper, zoveel is duidelijk, en kunstenaar Guy Bauclair, die de slinger maakte, noemde hem dan ook heel anders: ‘Pensée verticale’, oftewel het traditionele logische denken.
Maar is het kunstwerk wel zo logisch als het eruitziet? Waarom een vierpotige piramide om een slinger op te hangen als je ook met drie poten kunt volstaan? De Egyptische piramides hebben weliswaar een vierkant grondvlak en vier opstaande ribben, maar een driehoek als grondvlak is voldoende. Niet voor niets heet deze eenvoudigste vorm een simplex.
Zo’n simplex was niet alleen goedkoper en makkelijker geweest, ze had ook beter bij het stratenpatroon gepast aangezien er op deze rotonde slechts drie wegen uitkomen. Volgens de richtingaanwijzer die naast de rotonde staat, leiden ze naar Bosvoorde, Watermaal en Oudergem. Maar in die laatste gemeente ben je formeel al, wat het weer minder logisch maakt.