Vroeger werden ze arbeiderstuintjes genoemd: lapjes grond waar arbeiders groenten konden verbouwen om hun karig loon aan te vullen, Franeker had in 1838 de Nederlandse primeur. Al snel verspreidden ze zich over het hele land en, geïnspireerd door de Duitse huisarts Moritz Schreber, over heel West-Europa. In de twintigste eeuw verdween de plicht om de grond als moestuin te gebruiken, sinds ‘de gewone man’ er ook gewoon mag verpózen worden ze volkstuinen genoemd.
Volkstuinen zijn onverminderd populair en ze zijn, zo blijkt uit onderzoek van het Wageningse kennisinstituut Alterra, goed voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Toch staan ze onder druk: de plekken aan de rand van een dorp of stad zijn gewild als woninglocaties, volgens het CBS ging tussen 2006 en 2017 ruim 450 hectare verloren.
Hoeveel tuintjes dat zijn is niet bekend, zelfs hoeveel volkstuincomplexen er in die periode verdwenen weet niemand. Want volkstuinen zijn zo gewoon, dat er nauwelijks aandacht aan wordt besteed. In Heeswijk-Dinther moesten de tuinders bijvoorbeeld uit de krant vernemen dat hun kleine complex De Koffiestraat moet wijken voor de bouw van huizen.
In de gemeenschappelijke schuur zitten zes leden van de volkstuinvereniging op een middag begin maart bij elkaar, tegen de wanden staan stellingkasten met gereedschap. Buiten is het zes graden, binnen is het nauwelijks warmer.
De stemming is zorgelijk. Vorige week hebben ze twee alternatieve locaties voorgelegd gekregen, want ze moeten weg op deze plek aan de Koffiestraat, die ze sinds dertien jaar van de gemeente pachten. Getuinierd wordt hier al minstens dertig jaar, eerder beheerde de gemeente het complex nog zelf, zelfs de burgemeester had er een perceel. Uit die tijd stamt ook de regel dat er geen bestrijdingsmiddelen mogen worden gebruikt.
Op één van de alternatieve locaties zouden ze opnieuw van de gemeente huren, bij de andere van een particulier. Ze bespreken de voor- en nadelen van de locaties, maar ze stellen ook hardop de vraag of ze nog wel de energie hebben om mee te verhuizen. De een heeft een hernia, een ander een nieuwe heup. Tuinieren gaat nog wel, maar alles van de grond af aan opnieuw opbouwen? Als een bestuurslid vraagt of ze het een goed idee zouden vinden als hier ook asielzoekers zouden komen tuinieren, is het antwoord volmondig: ‘Ja!’
Het risico is groot dat er, zelfs als een geschikte locatie wordt gevonden, een einde komt aan een lange keten van het doorgeven van kennis, want hier tuinieren mensen die ‘het vak’ nog van thuis hebben meegekregen. ‘Vroeger kweekte mijn moeder alle groenten zelf,’ vertelt een vrouw, ‘we hadden thuis tweeduizend vierkante meter grond, en met een gezin van zeven kinderen aten we daar het hele jaar van. Veel groenten werden geweckt, want een vriezer hadden we niet, in het dorp stond één vrieshuis.’
‘Mijn zoon helpt me als er iets gemaakt moet worden,’ vertelt een van de tuinders, ‘maar zelf heeft die niets met tuinieren. Maar de kleinkinderen, die hij altijd meeneemt, later misschien wel.’ Maar ook als ze dat niet doen, hoopt hij ze iets mee te geven over gezond eten, over het milieu en de natuur: ‘En dat je spullen opnieuw kunt gebruiken en zo je ecologische voetafdruk verkleint.’
Educatie is hier geen doel, het gaat vanzelf: wanneer kunnen de tuinbonen de grond in, hoe bestrijd je slakken, welke wisselbouw houdt de grond vruchtbaar, hoe bouw je met blikjes en gaas een systeem op maat om je dahlia’s te beschermen. Dingen gaan hier op een vanzelfsprekende manier: je gereedschap deel je en als je wilt dat je tuin wordt bemest, dan prik je een blauwe paal in de grond, zodat de eigenaar van de kleine paardjes op het weiland achter de tuin weet dat hij mest kan uitstrooien.
Alles aan dit kleine complex van negentien tuinen ademt bescheidenheid. Voor een buitenstaander oogt het rommelig, misschien zelfs wel marginaal, maar het is een ecosysteem waar alles op elkaar ingrijpt en alles op elkaar is afgestemd: de bodem, de planten, de mensen. Of je dat zomaar op kunt pakken en verplaatsen? Het is een gemiste kans dat niet eens is overwogen om het strookje grond van drieduizend vierkante meter op te nemen in het plan voor het nieuwe wijkje.
Quotes tuinders
‘Geen bestrijdingsmiddelen, dat staat in de statuten. In de praktijk betekent het veel bezig zijn met onkruid weghalen en ongedierte bestrijden op een natuurlijke manier.’
‘Je moet wel vrije tijd hebben, want het onkruid groeit hard en dat moet je wel bijhouden, anders verloedert het gelijk.’
‘We hebben geen website of sociale media. Als je iets wilt, moet je echt naar de tuin toe komen.’
‘Met de handen in de grond kun je je hoofd zo goed leegmaken.’
‘Het motiveert om te zien wat anderen gedaan hebben. Daardoor denk je: “Oh ja dat wil ik ook!”’
‘Ik ben inmiddels een beetje gehandicapt, ik loop niet meer zo makkelijk, maar ik ga niet achter de geraniums zitten. Daarom heb ik nog steeds een halve tuin.’
‘We eten er het hele jaar van. De diepvries is nog niet leeg van vorig jaar, maar ik heb al plek klaar gemaakt voor de asperges.’
‘Ik tuinier al sinds de jaren zeventig om gezonde groenten te hebben, want overal werd gespoten en het ook toen was al duidelijk hoe slecht dat was.’
‘De meeste leden wonen vlakbij. Als het verder is, ga je niet vlug efkes op en neer.’
‘We hebben dan wel klapzand, maar al zeker dertig jaar zonder bestrijdingsmiddelen. Dat is moeilijk te vinden op een andere plek.’
Plaats
Heeswijk-Dinther (Noord-Brabant)
Ontwerpteam
Site Stories – Florian de Visser